Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn dochter, [kind 1]. De vader en de moeder, die van 1992 tot november 2000 een relatie hadden, zijn de ouders van twee kinderen. De moeder had eerder verzocht om wijziging van de omgangsregeling, die in 2007 was vastgesteld, en de rechtbank had in een eerdere beschikking het recht op omgang tussen de vader en [kind 1] geschorst. De vader verzocht het hof om deze schorsing te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen, terwijl de moeder in incidenteel hoger beroep vroeg om het recht op omgang van de vader met [kind 1] te ontzeggen.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde verstandhouding tussen de ouders, wat de communicatie en samenwerking bemoeilijkt. De vader en de moeder zijn al jaren in conflict over de kinderen, wat heeft geleid tot juridische procedures en een onveilige situatie voor de kinderen. Het hof oordeelde dat gedwongen omgang met de vader schadelijk zou zijn voor [kind 1] en dat er eerst gesprekken tussen de ouders en de gezinsvoogd moeten plaatsvinden voordat er weer sprake kan zijn van omgang. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze de schorsing van het recht op omgang betrof, maar heeft het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen afgewezen. De moeder's verzoek om het recht op omgang te ontzeggen werd eveneens afgewezen.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van de ontwikkeling van de kinderen en de noodzaak van een veilige en stabiele omgeving voor hen. Het hof heeft de ouders aangesproken op hun verantwoordelijkheden en het belang van hulpverlening benadrukt om de situatie te verbeteren.