ECLI:NL:GHARL:2014:1519

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
200.130.186
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging omgangsregeling en schorsing recht op omgang

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn dochter, [kind 1]. De vader en de moeder, die van 1992 tot november 2000 een relatie hadden, zijn de ouders van twee kinderen. De moeder had eerder verzocht om wijziging van de omgangsregeling, die in 2007 was vastgesteld, en de rechtbank had in een eerdere beschikking het recht op omgang tussen de vader en [kind 1] geschorst. De vader verzocht het hof om deze schorsing te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen, terwijl de moeder in incidenteel hoger beroep vroeg om het recht op omgang van de vader met [kind 1] te ontzeggen.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde verstandhouding tussen de ouders, wat de communicatie en samenwerking bemoeilijkt. De vader en de moeder zijn al jaren in conflict over de kinderen, wat heeft geleid tot juridische procedures en een onveilige situatie voor de kinderen. Het hof oordeelde dat gedwongen omgang met de vader schadelijk zou zijn voor [kind 1] en dat er eerst gesprekken tussen de ouders en de gezinsvoogd moeten plaatsvinden voordat er weer sprake kan zijn van omgang. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze de schorsing van het recht op omgang betrof, maar heeft het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen afgewezen. De moeder's verzoek om het recht op omgang te ontzeggen werd eveneens afgewezen.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van de ontwikkeling van de kinderen en de noodzaak van een veilige en stabiele omgeving voor hen. Het hof heeft de ouders aangesproken op hun verantwoordelijkheden en het belang van hulpverlening benadrukt om de situatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.130.186
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 234546)
beschikking van de familiekamer van 27 februari 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.G. van der Vliet-Blokziel te Almere,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.A. van der Heiden te Wageningen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg,
gevestigd te Tiel,
verder te noemen: de stichting.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Arnhem van 14 november 2012 en naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 8 mei 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift van de vader, ingekomen op 15 juli 2013;
- het verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep van de moeder, ingekomen op 27 augustus 2013;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van de vader, ingekomen op 8 oktober 2013;
- een brief van de stichting van 18 november 2013, ingekomen op 21 november 2013;
- een journaalbericht van mr. Van der Heiden van 2 januari 2014 met een bijlage, ingekomen op 3 januari 2014.
2.2
De hierna te noemen [kind 1] is, nadat zij aanvankelijk te kennen had gegeven dat zij door het hof gehoord wilde worden, op de dag van het kinderverhoor van het hof niet verschenen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 16 januari 2014 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de stichting zijn verschenen
M. van der Ham en A. Demir, beiden gezinsvoogd. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen: de raad) is E. Sigmond verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De vader en de moeder hebben van 1992 tot november 2000 een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [kind 1] (verder te noemen: [kind 1]), geboren op [geboortedatum] 1999,
- [kind 2] (verder te noemen: [kind 2]), geboren op [geboortedatum] 2000,
over wie de moeder alleen het gezag uitoefent. De vader heeft de kinderen erkend.
3.2
Bij beschikking van 14 juni 2007 heeft de rechtbank Arnhem onder meer vastgesteld dat [kind 1] en [kind 2] éénmaal per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 16.00 uur, alsmede de helft van de (school)vakanties en feestdagen omgang met de vader hebben.
3.3
Bij verzoekschrift van 24 september 2012, ingekomen bij de rechtbank op 25 september 2012, heeft de moeder verzocht de beschikking van 14 juni 2007 te wijzigen en te bepalen dat de vader eens in de vier weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 16.00 uur alsmede de helft van de (school)vakanties en feestdagen recht heeft op omgang met de kinderen en de vader te veroordelen om ieder uur dat hij deze omgangsregeling niet nakomt, zonder overeenstemming met haar, te veroordelen tot een boete van € 100,- per uur.
3.4
Bij verweerschrift heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen en primair te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn, subsidiair te bepalen dat hij ieder weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 20.00 uur alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen recht heeft op omgang met de kinderen.
3.5
Bij beschikking van 14 november 2012 heeft de rechtbank als voorlopige omgangsregeling vastgesteld dat de vader en de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 16.00 uur, alsmede de helft van de (school)vakanties en feestdagen omgang met elkaar hebben en voorts de zaak aangehouden in afwachting van een onderzoek door de raad.
3.6
In de rapportage van 22 maart 2013 heeft de raad geadviseerd de kinderen onder toerzicht te stellen van de stichting en de in de beschikking van 14 november 2012 vastgestelde voorlopige omgangsregeling te handhaven.
3.7
Bij beschikking van 17 april 2013 heeft de kinderrechter in de rechtbank Arnhem de kinderen tot 17 april 2014 onder toezicht gesteld van de stichting.
3.8
Bij de bestreden beschikking van 8 mei 2013 heeft de rechtbank het recht op omgang tussen de vader en [kind 1] geschorst totdat onder begeleiding van de gezinsvoogd de omgangscontacten weer worden opgestart, waarbij de aard, de frequentie en de duur van de contacten alsmede eventueel de wijze van begeleiding worden bepaald door de gezinsvoogd. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de vader en [kind 2] eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 16.00 uur, alsmede de helft van de (school)vakanties en feestdagen omgang met elkaar hebben en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.9
Bij vonnis van 18 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, naar aanleiding van de eis in conventie van de vader en de eis in reconventie van de moeder, zowel de vader als de moeder geboden medewerking te verlenen aan de omgangsregeling zoals vastgesteld bij de onder 3.8 genoemde bestreden beschikking op straffe van verbeurte van een in het vonnis genoemde dwangsom.
3.1
De klachtencommissie van de stichting heeft op 18 september 2013 de klacht van de vader dat de gezinsvoogd onbehoorlijk heeft gehandeld omdat zij onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de beschikkingen van de rechtbank als gevolg waarvan de vader rechtskundige bijstand heeft moeten inroepen, gegrond verklaard.
3.11
Bij beschikking van 20 december 2013 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, het verzoek van de vader tot wijziging van het ouderlijk gezag over de kinderen afgewezen en de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken tot (het hof begrijpt:) het wijzigen van de omgangsregeling tussen hem en [kind 2]. De rechtbank heeft voorts een telefonische contactregeling tussen de vader en [kind 2] alsmede een informatie- en consultatieplicht met betrekking tot de kinderen vastgesteld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil het recht op omgang van de vader met [kind 1].
4.2
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking van 8 mei 2013 te vernietigen op het punt van de schorsing van het recht op omgang met [kind 1] en opnieuw beschikkende, eventueel met wijziging van gronden, te bepalen dat proefcontacten worden opgestart, uit te breiden naar een omgangsregeling, dan wel wederom een raadsonderzoek te gelasten in verband met de gezinsproblematiek.
4.3
De moeder heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking van 8 mei 2013 – met verwerping van de grieven van de vader – te vernietigen en opnieuw beschikkende de vader het recht op omgang met [kind 1] te ontzeggen.
4.4
De vader heeft verzocht de moeder in haar verzoek in het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dat verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Een kind heeft recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind heeft. Het gezag omvat mede de verplichting van een ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen (artikel 1:247 lid 3 BW).
5.2
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3
Elke afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling is tijdelijk van aard, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een omgangsregeling te doen vaststellen.
5.4
Tussen partijen is niet in geschil dat in de onderhavige zaak sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:377e BW. Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling in hoger beroep voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten.
5.5
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat sprake is van een dusdanig verstoorde verstandhouding tussen de ouders dat communicatie tussen hen problematisch is en dat het hen ontbreekt aan vertrouwen jegens elkaar als opvoeders. De vader en de moeder zijn reeds twaalf jaar uit elkaar, maar voeren tot op de dag van vandaag strijd over de kinderen, welke strijd gepaard gaat met juridische procedures, bedreigingen en politiecontacten, waarbij de kinderen dikwijls betrokken worden. De opvoedingsstijlen van de ouders liggen ver uit elkaar en zij diskwalificeren elkaar over en weer. De kinderen lijken door de voortdurende strijd tussen de ouders in een loyaliteitsconflict te zijn geraakt. Tussen de vader en [kind 2] vindt omgang plaats. De ouders zijn er echter in de afgelopen jaren niet in geslaagd om een voor [kind 1] acceptabel omgangscontact met de vader te organiseren. [kind 1] wil sinds eind 2012 geen omgang meer met de vader. De vader blijft volharden in zijn wens tot omgang met [kind 1] en is van mening dat daarbij desnoods dwang moet worden toegepast. In de kerstperiode van 2013 is [kind 1], onder druk van de moeder, met beide ouders en [kind 2] naar een McDonalds-restaurant geweest, welk contactmoment door beide ouders niet als succesvol is ervaren. Uit de door de ouders bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep gegeven toelichting is gebleken dat laatstgenoemd contact onder druk van beide ouders, met name de moeder, heeft plaatsgevonden, waarmee zij [kind 1] in een onveilige situatie hebben gebracht, hetgeen hen ernstig moet worden verweten. Een eventueel contact van [kind 1] met de vader vereist, gezien de omstandigheden, een uiterst zorgvuldige voorbereiding, begeleiding en nabespreking. Het hof is – evenals de raad – van oordeel dat [kind 1] in de huidige situatie onaanvaardbaar wordt belast met de strijd tussen de ouders. Met zijn stelling dat de vader recht heeft op omgang met [kind 1] en dat die omgang eventueel onder dwang tot stand dient te komen, geeft de vader blijk van gebrek aan inzicht in de situatie waarin [kind 1] thans verkeert. Ook de moeder ontbeert inzicht in de situatie van [kind 1], gelet op het voorval in het McDonalds-restaurant. Het hof acht het aannemelijk dat gedwongen contact met de vader een negatieve weerslag op [kind 1] zal hebben. Aan [kind 1] dient thans rust en stabiliteit te worden geboden. Zoals namens de stichting bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep is gesteld, dienen er, voordat sprake kan zijn van omgang tussen de vader en [kind 1], gesprekken tussen beide ouders en de gezinsvoogd plaats te vinden en dient [kind 1] onder begeleiding van de gezinsvoogd te worden ondersteund in het leren omgaan met de situatie waarin zij zich bevindt en het herstellen van het contact met de vader. Beide ouders dienen daarbij te worden aangesproken op hun gedrag en houding die aan dit herstel in de weg staan. Daarbij dient hulpverlening te worden ingezet ter begeleiding en ondersteuning van alle partijen, hetgeen een voorwaarde is om een contact tussen de vader en [kind 1] in de toekomst weer mogelijk te laten zijn. Nu de ouders echter bij herhaling geen gehoor hebben gegeven aan de uitnodigingen van de gezinsvoogd, is genoemd traject nog niet opgestart.
5.6
De rechtbank heeft het recht op omgang van de vader met [kind 1] geschorst. Dit is een figuur die de wet niet kent. Reeds om die reden zal het hof de bestreden beschikking op dit punt vernietigen. De vader heeft in eerste aanleg verzocht een omgangsregeling tussen hem en [kind 1] vast te leggen. Het hof acht het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [kind 1] in de gegeven omstandigheden op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van [kind 1]. Partijen zijn het er, zo is tijdens de mondelinge behandeling gebleken, wel over eens dat in de toekomst contactherstel tussen [kind 1] en haar vader dient plaats te vinden. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals de vader heeft verzocht, de gezinsvoogd nadere instructies te geven om de omgangsregeling tussen de vader en [kind 1] op te starten. Gelet op de omstandigheid dat partijen het erover eens zijn dat in de toekomst contactherstel dient plaats te vinden ziet het hof evenmin aanleiding om, zoals de moeder heeft verzocht, de vader het recht op omgang met [kind 1] te ontzeggen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 8 mei 2013 wat betreft de schorsing van het recht op omgang tussen de vader en [kind 1];
wijst het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [kind 1] af;
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.H. Schulten, H.L. van der Beek en B.F. Keulen, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 27 februari 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.