Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1],
[appellant 1],
2. [appellant 2],
[appellant 2],
3. [appellant 3],
[appellant 3],
4. [appellant 4],
[appellant 4],
5. [appellant 5],
[appellant 5],
6. [appellant 6],
7. [appellant 7],
[appellant 7],
8. [appellant 8],
[appellant 8],
9. [appellant 9],
[appellant 9],
10. [appellant 10],
[appellant 10],
11. [appellant 11],
[appellant 11],
12. [appellant 12],
[appellant 12],
13. [appellant 13],
[appellant 13],
14. [appellant 14],
[appellant 14],
[appellanten],
1.Politieregio Groningen,
de Politieregio,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudend te Leeuwarden
Interseco,
advocaat: mr. H.J. Arnold, kantoorhoudend te 's-Gravenhage,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een pleitnota van de Politieregio,
- een pleitnota van Interseco.
3.De feiten
Grief Iis gericht tegen een aantal van deze vaststellingen, te weten 3.2, 3.3, 3.4 en 3.6.
[appellanten] werpen als bezwaar tegen de vaststelling onder 3.2 op, dat – anders dan de rechtbank heeft vastgesteld – de twee kleinere branden die in de nacht van vrijdag op zaterdag zijn opgelaaid niet “vrijwel meteen” door de brandweer zijn geblust. Volgens [appellanten] heeft de brandweer eerst gewacht op [B] van de Politieregio, waardoor het blussen van de eerste van deze twee branden zeven kwartier heeft geduurd. Naar aanleiding van dit bezwaar zal het hof er niet als vaststaand van uitgaan dat deze branden zo snel als mogelijk zijn geblust, daargelaten of dit in casu van belang is.
Ten aanzien van de vaststelling onder 3.3 stellen [appellanten] dat deze in zoverre onjuist is, dat de Politieregio voordat de locatie als Plaats Delict (PD) werd vrijgegeven, eerst de medewerkers van Interseco, [C] en [D] in het gebouw heeft rondgeleid. Nu deze stelling door zowel de Regiopolitie als Interseco wordt erkend, zal het hof hiervan als vaststaand uitgaan.
Voorts stellen [appellanten] naar aanleiding van de vaststelling onder 3.3 dat het correct is dat de Politieregio op zaterdag om 16.00 uur is vertrokken, maar dat op dat moment de locatie nog niet was vrijgegeven en de status van PD nog niet was opgeheven. Gelet op deze betwisting, zal het hof er niet als vaststaand van uitgaan dat op dat moment de locatie door de Politieregio was vrijgegeven.
Tegen de vaststelling onder 3.6 voeren [appellanten] aan dat Interseco reeds op vrijdag 24 juni 2005 met haar onderzoek was begonnen en dat zij op zaterdag 25 juni 2005 rond 16.00 uur door de Politieregio in het gebouw is rondgeleid (zie reeds hiervoor). Interseco erkent dat zij op vrijdag 24 juni 2005 reeds in het pand is geweest, dat het geheugen van het inbraakdetectiesysteem op die dag is veiliggesteld, en dat zij op zaterdag 25 juni 2005 omstreeks 16.00 uur door de Politieregio is rondgeleid. Hiervan zal het hof dan ook als vaststaand uitgaan.
Het onderzoek van de technische recherche van de politie ving echter pas aan op zaterdag 25 juni 2005 en duurde nagenoeg de gehele dag. Na dit onderzoek van de politie werd de loods aan de achterzijde van het kantoorgebouw afgetimmerd in verband met een vervolgonderzoek van de politie en het onderzoek van u op maandag 27 juni 2005. Het aftimmeren van de loods duurde op zaterdag uiteindelijk tot ongeveer 20.10 uur. Hierdoor waren mijn broer, ik en onze medewerkers niet meer in staat computers en administratie uit het kantoorgebouw te halen. Besloten werd om dit op zondag 26 juni 2005 te doen (...).
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven
Er is gebruik gemaakt van een strafvorderlijk dwangmiddel, hetgeen noopt tot extra zorgvuldigheid. Bovendien ontbrak de bevoegdheid tot aanwijzing van de locatie als PD in casu, zodat het uitroepen tot PD in zichzelf al onrechtmatig was.
Naast deze twee bijzondere omstandigheden is de politie tekortgeschoten in haar zorgplicht.
Tevens maken genoemde omstandigheden dat gesproken kan worden van een zelfstandige schending van hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, aldus [appellanten] Zij lichten dit, samengevat, als volgt toe:
Het had in de gegeven omstandigheden voor de hand gelegen om de matrassen te verwijderen als zijnde (kennelijk) het brandbare materiaal. In casu is op aanwijzing van de Politieregio geblust met schuim, terwijl bovendien niet het volledige brandoppervlak is afgedekt met schuim in verband met het nog te verrichten technische onderzoek. De Politieregio heeft aldus haar onderzoeksbelang laten prevaleren boven het belang van Kaynar c.s. bij een definitief en permanent risico op nieuwe branden.
De Politieregio had niet mogen vertrouwen op de mededeling van de brandweer dat het vuur goed was geblust.
De Politieregio had bedacht moeten/kunnen zijn op broei van de matrassen als mogelijke/waarschijnlijke oorzaak van de brand, en had adequate maatregelen moeten treffen, hetgeen zij niet heeft gedaan.
De Politieregio heeft geen proces-verbaal opgemaakt.Hierdoor heeft zij het onderzoek naar haar eigen optreden ernstig belemmerd, hetgeen onzorgvuldig is jegens [appellanten]
Voor het geval de locatie al op zaterdag als PD was vrijgegeven voeren [appellanten] de volgende omstandigheden aan:
Er had een zorgvuldige en behoorlijke overdracht van het terrein en de gebouwen moeten plaatsvinden.
De Politieregio heeft niet aan [appellanten] gemeld dat [C] aan de Politieregio heeft gevraagd de status PD te laten voortduren ten behoeve van het onderzoek van Interseco. De Politieregio heeft integendeel de indruk gewekt dat zij met Interseco samenwerkte.
[appellanten] mochten er in de gegeven omstandigheden op vertrouwen dat de mededeling van [C] dat het onderzoek nog voortduurde namens de Politieregio werd gedaan.
“3. (…)Daarmee heeft de Politieregio [appellanten] [heeft] feitelijk verhinderd om na de eerste brand volgende branden te voorkomen.4. Ongetwijfeld zal de Politieregio hier op reageren met de stelling dat niet vaststaat dat de loods uitgeruimd zou zijn. Dat is echter speculatief en verder ook niet ter zake. Waar het om gaat is dat aan de rechtmatige gebruikers de mogelijkheid is ontnomen is tot bereddering op welke wijze dan ook en wel door het optreden van de Politieregio.”(…)7. (…)Er is dan ook sprake van een onrechtmatig optreden.[bedoeld wordt: het onbevoegd gebruik maken van dit strafvorderlijk dwangmiddel; toevoeging door het hof]
Door dit onrechtmatige optreden is aan [appellanten] de mogelijkheid ontnomen om de loods met matrassen leeg te halen en daarmee verdere branden te voorkomen.(…)15. (…)[appellanten] wijzen er op dat door het terrein en gebouwen (onrechtmatig) onder zich te nemen, effectief en daadwerkelijk verhinderd is dat de betreffende loods leeggehaald kan worden, waarmee verdere, waaronder ook begrepen de tweede brand, zou zijn voorkomen.”
Of de Politieregio aansprakelijk is jegens [appellanten] hangt af van de vraag of zij in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met een jegens [appellanten] in acht te nemen zorgplicht. Daartoe zal eerst worden beoordeeld of in casu een grondslag aanwezig is voor zodanige zorgplicht voor de Politieregio.
Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten] dit bewijs niet geleverd. Daarbij kent het belangrijk gewicht toe aan het feit dat de brandweer die bewuste zaterdagmiddag - na het verrichten van onderzoek met warmtecamera's - aan de Politieregio heeft meegedeeld dat er geen reden voor ongerustheid was. Anders dan [appellanten] betogen, heeft de Politieregio op deze mededeling mogen afgaan. Zelfs indien [C] (Interseco) aan het eind van die middag met de medewerkers van de Politieregio zou hebben gesproken over broei als mogelijke oorzaak van de brand, hetgeen door de Politieregio wordt betwist, dan nog mocht zij op grond van de mededeling van de brandweer - die immers door de politie als de bij uitstek deskundige partij waar het betreft brandgevaar mocht worden beschouwd - aannemen dat er geen risico bestond voor het opnieuw uitbreken van brand. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de taak van de Politieregio is gericht op het uitsluiten van brandstichting, en niet op het opsporen van een eventuele andere oorzaak van de brand.
Voor zover het specifieke bewijsaanbod ten aanzien van het telefoongesprek tussen [appellant 12] en [C] op de zondagochtend na het uitbreken van de tweede brand (memorie van grieven sub 101) mede betrekking mocht hebben op het geschil met de Politieregio, dan gaat het hof hieraan als niet ter zake dienend voorbij. De transcriptie van dit gesprek bevat immers onvoldoende aanknopingspunten voor het aannemen van vorenbedoelde wetenschap bij de Politieregio, terwijl voorts niet is aangegeven wat een getuigenverhoor op dit punt kan toevoegen, nu de inhoud van het gesprek (vrijwel) integraal kenbaar is uit de transcriptie.
[C] heeft op zondagochtend tegen [appellant 12] gezegd dat hij en [D] er die zaterdagmiddag eigenlijk al uit waren wat de oorzaak van de brand was: broei. Tevens heeft hij aangegeven dat er bij broei maar een ding opzit: het leeghalen van de locatie. In hun pleitnota voegen [appellanten] hier nog het volgende aan toe:
“22. (…)Het is een feit van algemene bekendheid dat broei eigenlijk niet valt te blussen. Immers, ook geblust, gaat het proces van zelfontbranding gewoon door.[C] was in de loods geweest en had gezien dat daar nog een forse hoeveelheid matrassen aanwezig was, meer dan manshoog opgestapeld. Hij had zich derhalve dienen te realiseren dat het proces van zelfontbranding in die matrassen gewoon doorging.[C] en [D] hadden onder omstandigheden direct contact moeten opnemen met de Politieregio en/of [appellanten] om hun over deze bevindingen te informeren. Met het leeghalen van de loods zou het proces van broei zijn gestopt en de tweede brand voorkomen.”Als het voor [C] kenbaar was dat de politie haar technisch onderzoek had afgerond, heeft [C] [appellant 12] bewust onjuist voorgelicht over de status PD.
Met behulp van deze - onjuiste - informatie heeft Interseco de loods in haar feitelijke en exclusieve macht gebracht. Hierdoor ontstonden voor Interseco dezelfde zorgplichten als hiervoor ten aanzien van de Politieregio genoemd. In die situatie heeft Interseco op onrechtmatige wijze inbreuk gemaakt op de subjectieve rechten van [appellanten] en/of in strijd gehandeld met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Ook voor het antwoord op de vraag of Interseco jegens [appellanten] aansprakelijk is, is bepalend of Interseco wist dat er een reëel gevaar bestond voor het opnieuw uitbreken van brand, zodat zij de locatie niet had mogen laten dichttimmeren en vervolgens verlaten zonder [appellanten] voor dit risico te waarschuwen en/of anderszins maatregelen te nemen ter voorkoming van schade.
Slotsom