"Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (...) volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb (...), dat als maximumtermijn waarbinnen een besluit moet worden genomen na de rechterlijke vernietiging van een eerder besluit, de termijn geldt die van toepassing is op de primaire besluitvorming. In dit geval dient te worden uitgegaan van de in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb gestelde termijn voor het nemen van een besluit op bezwaar. Derhalve had de burgemeester in beginsel binnen zes weken na openbaarmaking van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juni 2003 en binnen zes weken na openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank van 19 juli 2005 op de bezwaren van [[appellant 2], hof] onderscheidenlijk [[appellant 1], hof] moeten besluiten. Ten aanzien van [[appellant 2], hof] brengt dit met zich dat uiterlijk op 7 augustus 2003 een nieuw besluit op bezwaar had moeten worden genomen, terwijl op de bezwaren van [[appellant 1], hof] uiterlijk op 30 augustus 2005 had moeten zijn besloten.
(...) de rechtbank [heeft, hof] terecht overwogen dat voor beantwoording van de vraag of een beroep onredelijk laat is ingediend, van belang is het moment waarop het voor de insteller van het beroep duidelijk had moeten zijn dat van het bestuursorgaan geen nadere besluitvorming viel te verwachten. (...)
Niet in geschil is dat [[appellant 2], hof] eerst na de uitspraak van de rechtbank van 19 juli 2005 op het beroep van [[appellant 1], hof], met de burgemeester in onderhandeling is getreden over een eventueel toe te kennen schadevergoeding. Sinds de uitspraak van de rechtbank van 26 juni 2003 waarbij het aan [[appellant 2], hof] gerichte besluit op bezwaar is vernietigd, waren destijds ruim twee jaren verstreken. Het moet er voor worden gehouden dat het voor hem in die periode duidelijk moet zijn geworden dat van de burgemeester geen nieuw besluit op bezwaar kon worden verwacht. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat niet is gebleken dat de burgemeester in deze periode uitlatingen heeft gedaan of handelingen heeft verricht waaruit zou kunnen worden afgeleid dat nog een besluit op bezwaar zou volgen. Evenmin is gebleken dat [[appellant 2], hof] destijds ter zake bij de burgemeester informatie heeft ingewonnen of op het nemen van een nieuw besluit op bezwaar heeft aangedrongen. (...) de Afdeling (deelt) het oordeel van de rechtbank dat het beroepschrift van [[appellant 2], hof] onredelijk laat is ingediend. (...)
Ook [[appellant 1], hof] is na de uitspraak van de rechtbank van 19 juli 2005 met de burgemeester in onderhandeling getreden over een eventueel toe te kennen schadevergoeding. In het kader van die onderhandelingen hebben appellanten de burgemeester bij begeleidende brief van 25 mei 2007 nadere stukken ter onderbouwing van de door hen gestelde schade gestuurd (...) Na hiertoe door appellanten bij brief van 9 april 2008 te zijn gemaand, heeft de burgemeester bij brief van 13 mei 2008 een reactie gegeven op de bij de brief van 25 mei 2007 toegestuurde nadere stukken. Daaruit blijkt dat de burgemeester niet voornemens was nieuwe besluiten op bezwaar te nemen. Hierop hebben [appellanten] bij brief van 5 juni 2008 tegen het uitblijven van nieuwe besluiten op bezwaar beroep ingesteld.
Met de rechtbank wordt overwogen dat het al geruime tijd voordat hij [[appellant 1], hof] de brief van 13 mei 2008 ontving voor hem duidelijk had moeten zijn dat er geen nieuw besluit op zijn bezwaar zou komen. Nog daargelaten of voor hem niet al vóór de brief van 25 mei 2007 duidelijk had moeten zijn dat een nieuw besluit op bezwaar niet te verwachten viel, had het uitblijven van een reactie op die brief deze duidelijkheid in ieder geval moeten verschaffen. Zo daarover nog onduidelijkheid kon bestaan, had het op de weg van [[appellant 1], hof] gelegen hierover bij de burgemeester informatie in te winnen. Dat in oktober 2007 tussen de advocaten van partijen nog een informeel en verkennend gesprek heeft plaatsgevonden over onder meer het treffen van een schadevergoedingsregeling, doet aan het voorgaande niet af (...) De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het beroepschrift van [[appellant 1], hof] onredelijk laat is ingediend. (...) Het hoger beroep is ongegrond."