Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
23 december 2014
[Z](hierna: belanghebbende),
AWB 09/1870, in het geding tussen belanghebbende en
Staat der Nederlanden(minister van Veiligheid en Justitie).
1.Ontstaan en loop van het geding
12 augustus 2009, bij rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank) beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Inspecteur op het bezwaarschrift.
diezelfde dag, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
mw. mr. [D] en [E].
2.Feiten
1.Voorziening dubieuze debiteuren
2.Overige vorderingen en overlopende activa
3.Overige bedrijfskosten
4.931
3.Geschil
4.Overwegingen
HR 18 april 2008, nr. 07/10035, ECLI:NL:HR:2008:BC9548. De bewijslast dienaangaande rust op de inspecteur.
1 juli 2011. De met ingang van 1 juli 2011 in werking getreden tekst van artikel 27e AWR, bezien in samenhang met het per die datum in werking getreden artikel 52a AWR (informatiebeschikking), kan naar het oordeel van het Hof niet zijn bedoeld voor situaties waarin op 1 juli 2011 beroep aanhangig is en de inspecteur niet tot het nemen van een informatiebeschikking bevoegd is. Het nemen van een informatiebeschikking houdt immers verband met het uitoefenen van de informatiebevoegdheden op grond van artikel 47 AWR die de Inspecteur op basis van het arrest HR 10 februari 1988, nr. 23.925, BNB 1988/160, in de beroepsfase niet kan uitoefenen. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat in diezelfde fase ook het nemen van een daarmee verband houdende informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, AWR, niet (meer) is toegestaan.
27e AWR een omkering en verzwaring van de bewijslast teweegbrengen. Vanaf de beroepsfase staan partijen in de rechtsstrijd als gelijken tegenover elkaar. Gelet daarop kan niet worden aanvaard dat in die fase een procespartij (de inspecteur) bevoegdheden uitoefent die aan hem toekomen jegens de belastingplichtige. In de beroepsfase is derhalve ook het nemen van een informatiebeschikking vanwege schending van de administratieplicht niet toegestaan. Dit brengt mee dat in zaken waarin op 1 juli 2011 beroep aanhangig was, de sanctie van artikel 27e AWR (omkering en verzwaring van de bewijslast) toepassing kan vinden zonder dat een informatiebeschikking is genomen.
27 maart 2007 en 28 mei 2008 mondeling gestelde vragen onbeantwoord heeft gelaten. In dat verband wijst de Inspecteur op een door hem zelf voorafgaand aan de bespreking opgestelde vragenlijst en op door hem zelf gemaakte aantekeningen van beide besprekingen (zie bijlage 3 bij repliek in eerste aanleg). Ter zitting heeft de Inspecteur desgevraagd verklaard dat van de vragenlijst een aantal vragen tijdens de bespreking van 27 maart 2007 aan de orde is geweest en dat hij niet kan aangeven welke door hem gestelde vragen onbeantwoord zijn gebleven. Ook uit het handgeschreven verslag van de bespreking van 28 mei 2008 kan dit niet worden afgeleid. Gelet op het vorenstaande kan niet worden geconcludeerd dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 47 AWR. En al zou sprake zijn van een schending, dan weegt deze naar het oordeel van het Hof niet zo zwaar dat deze de in artikel 27e AWR voorziene sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast rechtvaardigt.
nr. 436935, ziet de Minister van Veiligheid en Justitie af van het voeren van verweer ter zake van het verzoek om vergoeding van immateriële schade.
€ 74.194 en een te verrekenen verlies van € 18.745, ofwel tot een belastbaar bedrag van
€ 198.859.
5.Proceskosten
6.Beslissing
€ 198.859;
€ 1.217,50;
mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
23 december 2014.
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij