2.4 Daartegenover staan echter de getuigenverklaringen van [eiser], wel partij maar niet beperkt door artikel 164 lid 2 Rv, en van [C] met wie hij destijds samenwerkte op een bouwplaats in Heemstede. Volgens hen beiden heeft [eiser] op eigen initiatief een aantal dagen na het medisch incident van 28 januari 2009 in aanwezigheid van [C] via de telefoon van [C] (die van [eiser] was stuk of leeg) contact gehad met iemand van Achmea, volgens [eiser] met iemand ([A]) die daarover zou overleggen met een arts daar bij hem op kantoor in de buurt en volgens [C] met een arts van die verzekeringsmaatschappij. Volgens beiden heeft [eiser] toen het incident van 28 januari 2009 gemeld.
[eiser] heeft als getuige daarover verklaard:
"Ik heb gebeld naar de heer [A] (…). (…) het kan eind januari of ergens in februari geweest zijn. Hij antwoordde mij dat hij het zou overleggen met een arts die bij hem in de buurt was en die daar normaal over gaat bij Achmea. Ik heb hem hetzelfde verteld wat ik hiervoor verteld heb over 28 januari. Ik heb hem ook de namen van de medicijnen genoemd die ik had voorgeschreven gekregen. Het gesprek was op de mobiel van ([C], hof) en hij was erbij.
Een paar uur later heeft hij mij teruggebeld; ik corrigeer dit aldus dat er een paar dagen overheen gingen en dat hij toen eerst vragen ging stellen over mijn schouder en over mijn burn-out, waarop ik allemaal geantwoord heb. Toen heb ik hem verteld waarvoor ik in het Kennemer Gasthuis was geweest. (…) Hij vroeg of ik nog werkte. Hij zei dat hij aannam dat ik nog gewoon aan het werk was, waarop ik bevestigend geantwoord heb en hij nog zei dat hij dat wel aan het achtergrondgeluid kon horen.[C] was erbij, want er werd gebeld op zijn mobiel en wij werkten altijd samen."
Aan Achmea moet worden toegegeven dat [eiser] in zijn, later gecorrigeerde, getuigenverklaring niet steeds in zijn contact met Achmea onderscheidt tussen zijn versleten rechterschouder en psychische klachten enerzijds en het medisch incident van 28 januari 2009, terwijl ook niet heel duidelijk wordt hoe [eiser] al iemand van de acceptatie afdeling aan de lijn kon krijgen voordat de verzekeraar zijn aanvraagformulier had ontvangen. Uitgesloten is dit alles echter niet, hetgeen ook geldt voor telefonische doorverbindingen. Bij de evaluatie van de niet steeds consistente getuigenverklaring van [eiser] (wanneer heeft hij via welke telefoon met wie waarover gesproken) houdt het hof het voor mogelijk dat inconsistenties moeten worden toegeschreven aan het feit dat [eiser] blijkens zijn getuigenverklaring een stukje van de gebeurtenissen "kwijt" is nu hij in de loop van 2009 een herseninfarct heeft gekregen.
Doorslaggevend in het voordeel van [eiser] oordeelt het hof echter de getuigenverklaring van zijn toenmalige, tijdelijke, collega (en niet meer dan dat) [C], van wie niet is gebleken dat hij bij de afloop van dit geschil enig belang heeft. Hij heeft niet alleen het medisch incident van 28 januari 2009 meegemaakt, maar ook over de verdere gebeurtenissen getuigd:
"Diezelfde week heeft hij ([eiser], hof) met Achmea gebeld om over die situatie te praten. Ik was erbij want hij had mijn telefoon geleend. Zijn telefoon deed het niet, was stuk of leeg. [eiser] moest een arts aan de lijn hebben om te vertellen wat er gebeurd was. Hij heeft toen met een arts gesproken. Ik doel op een arts van de verzekeringmaatschappij. Hij heeft meerdere keren gebeld en gesproken met een arts van de verzekering. Ik heb het niet letterlijk gevolgd, maar wel gehoord dat hij vertelde dat hij iets aan zijn hoofd had en zich beroerd voelde. Hij zag sterretjes en had last van duizelingen. (…)
Voor het incident had ik al wel eens van hem gehoord dat hij met een verzekering bezig was een AOV. Wij als zzp-ers praatten dan over de daarmee gemoeide bedragen.
Het is niet zo geweest dat ik hem geadviseerd heb om het incident aan de verzekeringsmaatschappij te melden. Dat was zijn eigen idee omdat hij bang was dat hij anders niet verzekerd zou zijn. (…)
[eiser] was met een verzekering bezig en werd pas veel later niet goed. Dat hij met een verzekering bezig was speelde denk ik in oktober of daarvoor en een paar maanden later werd hij niet goed. Ik heb toen wel gedacht dat hij mazzel heeft gehad.
Ik doel dan op het medisch incident waarvoor hij naar het Kennemer Gasthuis is gebracht.
Het is dus inderdaad zo dat [eiser] op mijn telefoon met de verzekering heeft gebeld om het incident te melden. Dat was één of twee dagen na het incident. Niet drie of twee maanden later. (…) Het heeft wel even geduurd, enkele weken later, tot zijn telefoon het deed. Hij heeft diverse malen met mijn telefoon gebeld. Hij heeft mij nooit persoonlijk verteld dat de verzekeraar mij had teruggebeld. Hij heeft mij wel verteld kort na het incident dat hij de arts gesproken had, verder over de inhoud niet. (…)
U zegt mij dat [eiser] heeft verteld dat hij het telefoonnummer van de verzekeraar op een plaat heeft geschreven. Ja dat klopt, op een muur in het gebouw waar wij aan het werk waren. Hij kreeg dan een ander telefoonnummer dat hij moest draaien en schreef dat intussen op. Wat ik nu vertel heeft betrekking op de situatie 1 of 2 dagen na het incident."