3.12 Het hof neemt bij de beoordeling of [appellant] tijdig in de zin van artikel 6:89 BW heeft geprotesteerd onder meer het volgende in aanmerking.
In het gespreksverslag van 26 mei 2000 dat is opgesteld door [A] is het volgende opgenomen:
"[appellant] ([appellant], hof) en vader [appellant] ontvangen op kantoor Arnhem. Men wil spreken over de performance van de portefeuille. [appellant] is enigszins teleurgesteld over de ontwikkelingen van de technologie in z'n portefeuille, dit zorgt voor een negatief resultaat de laatste weken terwijl de zaken er al veel positiever voor gestaan hebben. [appellant] volgt op dagbasis via internet de ontwikkeling van z'n portefeuille en maakt zich nu toch wel zorgen. Vader vraagt zich af wat de oorspronkelijk gemaakte afspraken over de portefeuille zijn en wat de verklaring is voor het slechte rendement. (…) [appellant] doorziet niet goed wat de consequenties zijn van het aangaan van bepaalde posities; hij kijkt meer naar de investering op het moment van aangaan of de hoogte van de premies die optieposities opleveren. Vader ziet meer in een defensievere portefeuille (zoals oorspronkelijk in het advies opgesteld) en beleggingsfondsen (…) en misschien zelfs wel obligaties. (…) Gemaakte afspraken: voorzichtiger beleggen, [appellant] meer op risico's wijzen, nadrukkelijker sturen in het beleid, percentage technologie in de gaten houden. Diverse mutaties om portefeuille in evenwicht te brengen. (…)".
Op 13 november 2000 schrijft [appellant] in een e-mail gericht aan [A] onder meer:
"Mijn voorstel is zo snel mogelijk uit deze riskante technologie sector te stappen, desnoods met verlies. (…) Hoe moeten we deze tech-sector afbouwen?".
In het gespreksverslag van 11 december 2000 heeft [A] onder meer het volgende opgenomen:
"Na aankoop van z'n woning heeft [appellant] [appellant] [c] (account manager van [appellant] bij [geïntimeerde], hof) verzocht om een afspraak te maken inzake het beleggingsbeleid en het rendement. (…) Uiteindelijk bleek z'n ontevredenheid over het beleggingsresultaat niet zo groot dan wij in eerste instantie dachten. De technologie staat inmiddels ook weer op een hoger niveau dan op het moment dat de afspraak gemaakt werd. (…) Probleem is dat [appellant] zijn schuldpositie op z'n huis als behoorlijk hoog ervaart en zich zorgen maakt of hij de maandlast wel kan betalen. Afgesproken dat er circa € 65.000,= in obligaties belegd zal worden. Samen met de jaarlijkse schenking die hij van vader ontvangt is dit voldoende om de maandlast te kunnen betalen. De rest van de portefeuille zal belegd worden in degelijke (beleggings)fondsen. Het belang in de technologie zal afgebouwd worden. Wel wil [appellant] doorgaan met de optieconstructies (…) op kwaliteitsaandelen. Over het fenomeen van 'timing' is uitgebreid gesproken; naarmate de beleggingshorizon langer wordt, neemt het belang van de timing af. Enerzijds wenst [appellant] een portefeuille met een hoge mate van zekerheid, anderzijds wil hij van tijd tot tijd een 'ritje' maken om iets extra's te verdienen. (…) Nogmaals benadrukt dat een schuld van NLG 300.000,= op een totaal vermogen van NLG 1.300.000,= (portefeuille plus woning) hem niet in de problemen zal brengen. Met enige aarzeling neemt hij dit van ons aan."
In het eerste gespreksverslag van [B] (23 januari 2001) is onder meer vermeld:
"Strategisch beleid; toewerken naar een belegging van € 65.000 in obligaties, zodat tesamen met jaarlijkse storting van pa (8.000) ruim voldoende beschikbaar is om hypotheekrente te betalen. Checken bij [c] of rest inkomen in voldoende mate geregeld is. [appellant] blijkt kamer voor ƒ 500 pmnd te verhuren. Daarnaast heeft hij een uitkering/inkomen van ƒ 13000 p/mnd (bedoeld zal zijn ƒ 1.300, hof). Ik heb hem geadviseerd voorlopig geen korte termijn optiestrategieeen te adviseren. Wel op lange termijn (…). Om margin (huidige margin tov dekking bedraagt 25%) niet al te veel op te laten lopen, heb ik aangegeven eerst posities te sluiten voor nieuwe worden ingenomen."
In het gespreksverslag van 3 september 2001 heeft [B] onder meer het volgende opgenomen:
"We hebben hem duidelijk kunnen maken dat de behoefte speculatief te beleggen en het zekerheidsmotief wat inkomsten betreft niet met elkaar te combineren is. Inmiddels, mede gezien de huidige ontwikkelingen, wordt hij rustiger en heeft hij toegezegd een inkomens- en uitgavenbehoefte in een overzicht te zetten. Mogelijk dat het beleggingsbeleid daarop aangepast kan worden."
In de brief van 24 juni 2002 van [B] aan [appellant], verstuurd naar aanleiding van een onderhoud op 18 juni 2002, zijn de uitgangspunten voor de advisering in vergelijking met het beleggingsvoorstel van 27 juli 1999 aangepast. Gerefereerd wordt aan een defensief/neutraal risicoprofiel, waarbij een verdeling van 60% in vastrentende waarden en 40% in zakelijke waarden wordt voorgesteld.
Op 25 juni 2002 stuurt [appellant] een uitvoerige e-mail aan [B], waarin hij zich beklaagt over de adviezen van [A] en de wijze waarop zij daarover met hem communiceerde. Voorts schrijft [appellant] onder meer:
"Sorry voor dit lange zeurverhaal, maar ik moest mijn verhaal kwijt. Het brandt in me, ik schrik ervan wakker, wat een eindeloze teleurstelling. (…) Mijn ervaring is, je adviezen zijn vaak goed, je weet meer en actueler dan ik op afstand kan, maar als je dus een idee hebt (…), dan zou ik daar graag meer motieven bij horen. (Ik noem: Je advies helemaal in het begin om meer obligaties in portefeuille te nemen. Want inderdaad, meer dan koers-stijging heb ik zekerheid en vooral inkomsten nodig."
Bij brief van 4 juli 2002 schrijft [B] aan [appellant] onder meer:
"Op 24 juni 2002 hebben wij met u gesproken over het bepalen van uw risicoprofiel (…). Mede op basis van de volgende door u verschafte gegevens komen wij voor de (…) geadministreerde portefeuille tot risicoprofiel neutraal (…). Bij risicoprofiel neutraal hoort een normweging van 50% in vastrentende waarden en liquiditeiten en van 50% in zakelijke waarden zoals aandelen, onroerend goed fondsen en garantieproducten. Wij hebben geconstateerd dat de actuele samenstelling van uw portefeuille aanzienlijk afwijkt van de uitgangspunten zoals die door u werden benoemd in voormeld gesprek. Wij zullen op korte termijn contact met u opnemen teneinde u te adviseren over de wijze waarop uw portefeuille meer in lijn met uw risicoprofiel kan worden gebracht."
Op 5 oktober 2002 stuurt [appellant] aan [B] een e-mail waarin hij onder meer schrijft:
"Ik had eerder naar je suggestie moeten luisteren (meer obligaties in portefeuille nemen), dat was toen en nu wijsheid. Maar toen vond ik dat mijn vermogen al te veel was gezakt, je weet wel waarom. 't Blijft onvoorstelbaar… Ik kan er geen vrede mee hebben."
Bij brief van 17 oktober 2002 schrijft [B] aan [appellant] onder meer:
"Om de doelstelling van aanvullend inkomen nu èn in de toekomst te kunnen verwezenlijken hebben wij op 7 oktober, in overleg met u, besloten uw aandelen- en optieposities te sluiten, teneinde uw beleggingen meer in lijn te brengen met uw defensieve risicoprofiel (zie ons schrijven van 4 oktober 2002). (…)".