In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een loonvordering van [appellant] tegen Window Gard Safety & Sun B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake is van een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst tussen partijen, ondanks het bestaan van een schriftelijk contract en feitelijke loonbetalingen gedurende bijna vijf jaar. De appellant, die zich ook noemde [X], had een arbeidsovereenkomst ondertekend op 1 december 2005, waarin hij als senior consultant werd aangesteld met een werkweek van 40 uur en een bruto salaris van € 2.435,- per maand. Window Gard heeft echter betwist dat er daadwerkelijk een arbeidsovereenkomst bestond en heeft aangevoerd dat de overeenkomst enkel was opgesteld om belastingvoordelen te behalen.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst nietig was wegens strijd met de wet en de goede zeden, en dat er geen arbeidsovereenkomst bestond. Het hof heeft in hoger beroep de grieven van [appellant] tegen deze beslissing besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat Window Gard geslaagd is in het bewijs dat er in werkelijkheid geen arbeidsovereenkomst was. De getuigenverklaringen van medewerkers van Window Gard, die stelden dat [appellant] geen werkzaamheden voor het bedrijf heeft verricht, zijn door het hof als geloofwaardig beoordeeld. Het hof heeft de stelling van [appellant] dat hij 'het gezicht' van het bedrijf was, verworpen, omdat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke uitvoering van een arbeidsovereenkomst en de noodzaak om de werkelijke intenties van partijen bij het aangaan van een overeenkomst te onderzoeken.