Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
(“gebouwgebonden installaties“) zijn onder meer genoemd de koelinstallatie en de regelinstallatie, alsmede de noodstroominstallatie. Als niet gebouwgebonden installaties zijn in bijlage 2 onder meer genoemd de koelkasten en vrieskasten.
"concept"aangeduide brief aan haar gestuurd met een procedureomschrijving. Hierin heeft [getuige], service-coördinator, namens Installatietechniek, onder meer geschreven:
"Deze post maakt onderdeel uit van het onderhoudscontract".
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“met betrekking tot reden en doel van het sluiten van de vermeende aanvullende overeenkomst“.Brocacef betwist dit gemotiveerd.
“in aansluiting op het onderhoudscontract werd overeengekomen”dat VDR de gebouwgebonden installaties op 24 uurs basis zou controleren en bewaken. Onder 38 en 39 van de inleidende dagvaarding heeft zij echter ter afwering van een beroep op artikel 9 lid 4 van de onderhoudsovereenkomst van 10 januari 2001 aangevoerd dat zij daaraan niet als partij is gebonden en dat de koelschade niet het gevolg is van enige storing, laat staan van een gebouwgebonden installatie. Pas bij memorie van antwoord (onder nrs. 21, 22, 25 en 26) heeft Brocacef voor het eerst ondubbelzinnig en voor haar VDR c.s. kenbaar het standpunt ingenomen haar vordering te gronden op een (zelfstandige) overeenkomst van 2003. Pas vanaf dat moment behoefden VDR c.s. er in redelijkheid op bedacht te zijn dat in dat geval niet de exoneratie van artikel 9 lid 4 van de onderhoudsovereenkomst van 2001 maar die van de ALIB-voorwaarden van toepassing zou kunnen zijn, waarop zij vervolgens meteen een beroep hebben gedaan. Als gevolg van dit late tijdstip is echter het debat over de inhoud van de exoneratie onder de ALIB-voorwaarden en een beroep op een onredelijk bezwarend karakter ervan niet of nauwelijks gevoerd. Daartoe zullen partijen bij memorie na de getuigenverhoren alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
5.Slotsom
6.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen in de maanden februari tot en met april 2014 zullen opgeven op de
roldatum 14 januari 2014, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;