ECLI:NL:GHARL:2013:9323

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2013
Publicatiedatum
6 december 2013
Zaaknummer
200.136.698-01 200.136.698-02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor reisdocument voor minderjarige in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor het aanvragen van een reisdocument voor haar minderjarige kind, geboren in 2011. De kinderrechter had eerder op 30 oktober 2013 toestemming verleend voor het verstrekken van een reisdocument aan het kind, met een geldigheidsduur van 13 december 2013 tot 13 januari 2014. De vader, die het niet eens was met deze beslissing, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de eerdere beschikking.

Tijdens de zitting op 27 november 2013 is de zaak behandeld, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. De moeder heeft verzocht om het verzoek van de vader af te wijzen en de vader heeft zijn verzoek tot schorsing ingetrokken. Het hof heeft de belangen van het kind in overweging genomen, waarbij het belang van een veilige en vertrouwde omgeving voor het kind voorop stond. Het hof heeft vastgesteld dat er een ernstige vertrouwensbreuk tussen de ouders is en dat het kind onder druk staat door de conflicten tussen hen.

Het hof heeft geconcludeerd dat de voorgenomen reis naar Marokko niet in het belang van het kind is, gezien de spanningen tussen de ouders en de angst van de vader dat de moeder het kind niet zou laten terugkeren naar Nederland. Het hof heeft de eerdere beschikking van de kinderrechter vernietigd en het verzoek van de moeder afgewezen. Tevens is bepaald dat de gemeente de reeds afgegeven reisdocumenten voor het kind moet intrekken. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking d.d. 5 december 2013
Zaaknummers 200.136.698/01 (hoofdzaak) en 200.136.698/02 (verzoek schorsing)
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikkingin de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen:
de vader,
advocaat mr. M.M. Mok, kantoorhoudende te Groningen,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen:
de moeder,
advocaat mr. T.H. Dijkstra, kantoorhoudende te Zwolle,
Belanghebbende:

Bureau Jeugdzorg Drenthe,

kantoorhoudende te Emmen,
hierna te noemen:
BJZ.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 30 oktober 2013 heeft de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, toestemming verleend voor het verstrekken van een reisdocument aan de minderjarige [kind] (hierna [kind]), geboren [in 2011], en daarbij bepaald dat de geldigheidsduur van dat reisdocument beperkt is tot de periode van vrijdag 13 december 2013 tot maandag 13 januari 2014. De kinderrechter heeft daarbij de gemeente van de woonplaats van [kind] bevolen deze beslissing uit te voeren.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 6 november 2013, heeft de vader verzocht de beschikking van 30 oktober 2013 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek van de moeder alsnog af te wijzen.
De vader heeft bij dat beroepschrift tevens verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 25 november 2013, heeft de moeder de verzoeken van de vader bestreden en verzocht, voor zover de wet het toelaat uitvoerbaar bij voorraad, die verzoeken af te wijzen en de man te veroordelen in de kosten van de procedure.
De (advocaat van) de vrouw heeft ter zitting van het hof meegedeeld dat - anders dan de kop van het verweerschrift vermeldt - niet is bedoeld om incidenteel appel in te stellen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van:
- twee journaalberichten met bijlage, de één binnengekomen op 13 november 2013 en de ander op 15 november 2013, beide van mr. Mok;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), toegezonden bij brief van 19 november 2013, binnengekomen op 20 november 2013;
- een brief van de raad van 20 november 2013;
- een brief van BJZ van 20 november 2013;
- een journaalbericht, binnengekomen op 25 november 2013, van mr. Dijkstra.
Ter zitting van 27 november 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader en de moeder met hun advocaten.
Hetgeen ter zititng is besproken is ten behoeve van de moeder vertaald door de heer T. Baddouri, tolk in de Marokkaanse taal die daartoe ter zitting door het hof is beëdigd.
BJZ en de raad zijn - met kennisgeving - niet ter zitting van het hof verschenen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1.
Partijen zijn [in 2009] met elkaar gehuwd.
Uit hun huwelijk is [kind] geboren. [kind] heeft naar de stelling van partijen de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
2.
Nara de stelling van (één van de) partijen heeft de vader (in ieder geval) de Nederlandse nationaliteit en de moeder de Marokkaanse. De moeder woont naar eigen zeggen sinds juni 2010 in Nederland en heeft een verblijfstatus in Nederland op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning tot 2017.
3.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [kind] uit en zij woont thans bij haar moeder.
4.
De moeder heeft een verzoek tot echtscheiding gedaan welk verzoek nog bij de rechtbank aanhangig is. De moeder heeft de rechtbank tevens verzocht om het gezag over [kind] te wijzigen in die zin dat zij voortaan alleen met het gezag zal zijn belast. Ook in deze procedure is nog geen eindbeslissing gegeven.
5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 23 september 2013 is [kind] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van BJZ.
6.
De vader heeft om de veertien dagen contact met [kind] van 09:00 uur tot 17:00 uur.
7.
Bij verzoekschrift van 30 september 2013 heeft de moeder verzocht om vervangende toestemming voor het aanvragen van een paspoort voor [kind] in verband met een voorgenomen reis naar haar familie in Marokko.
8.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder toegewezen waarbij de geldigheidsduur van het af te geven reisdocument is beperkt tot de periode van
vrijdag 13 december 2013 tot maandag 13 januari 2014.
De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad
9.
De (advocaat van de) man heeft ter zitting van het hof meegedeeld dat - aangezien het hof voornemens is om uitspraak te doen vóór 13 december 2013 - het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad wordt ingetrokken. De gronden waarop de man zijn verzoek heeft gebaseerd behoeven derhalve geen bespreking meer. Het hof zal het verzoek afwijzen.
Het verzoek tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor afgifte van een paspoort voor [kind]
10.
In het onderhavige geval is ter verkrijging van een paspoort voor [kind] de toestemming van de moeder en van de vader vereist. Ingevolge artikel 34 van de Paspoortwet in combinatie met de geschillenregeling van artikel 1:253a BW kan - voor zover hier van belang - de toestemming van de vader worden vervangen door die van de rechter indien de rechter dat in het belang van de minderjarige wenselijk acht. Het hof overweegt in dat licht en mede gelet op de stukken, waaronder het bij brief van 19 november 2013 overgelegde rapport van de raad, het volgende.
11.
Partijen zijn thans nog in een echtscheiding verwikkeld. Tevens is een procedure aanhangig met betrekking tot het gezag over [kind]. [kind] is in het kader van de in de echtscheidingsprocedure gegeven voorzieningen voorlopig aan de moeder toevertrouwd. Nadat de zorgregeling van de vader ten aanzien van [kind] aanvankelijk goed verliep, heeft zich tijdens een overdrachtsmoment een conflict tussen de ouders voorgedaan waarbij de situatie tussen hen in het bijzijn van [kind] escaleerde. De vader heeft thans minimaal contact met [kind], te weten een dag per twee weken. De kinderrechter heeft bij de beoordeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling van [kind] verwezen naar het raadsrapport en geoordeeld dat zij wordt bedreigd in haar ontwikkeling (naar het hof begrijpt:) als gevolg van het conflict tussen de ouders. In de komende periode wordt met behulp van de gezinsvoogd gewerkt aan opbouw en onderhoud van het contact tussen de vader en [kind]. Daarbij worden de ouders ook begeleid in het overleg met elkaar. Tussen de ouders is een ernstige vertrouwensbreuk ontstaan. [kind] reageert sterk op spanningen tussen de ouders. Het hof onderschrijft de conclusie van de raad dat [kind] een veilig en vertrouwd contact met beide ouders nodig heeft waarbij ze de ruimte voelt om van beide ouders te mogen houden.
12.
Het hof is van oordeel dat het belang van [kind] het meest is gediend wanneer er in de komende periode rust voor haar wordt gecreëerd en zij weer een goed contact op kan bouwen met haar vader en niet wordt belast door de strijd tussen haar ouders. Het hof acht dit van zwaarwegender belang voor [kind] dan de door de moeder voorgenomen reis naar haar familie in Marokko die - gelet op de bij de vader bestaande diepgewortelde angst dat de moeder [kind] niet zal laten terugkeren naar Nederland - naar verwachting de druk op de onderlinge verhouding tussen de ouders alleen maar zal verhogen. De wens van de moeder om [kind] en haar familie in Marokko met elkaar in contact te brengen acht het hof begrijpelijk, maar het hof is van oordeel dat de voorgenomen reis naar Marokko met [kind] onder de hierboven geschetste omstandigheden niet in haar belang is. Het hof overweegt daarbij dat ook andere middelen zoals skype, foto's en kaartjes kunnen dienen als middel om [kind] alvast op afstand kennis te laten maken met haar familie in Marokko.
De slotsom
13.
Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
14.
Het hof is van oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die meebrengen dat moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat in zaken als de onderhavige de proceskosten worden gecompenseerd.
De beslissing
Het gerechtshof:
wijst af het verzoek van de vader tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van 30 oktober 2013, waarvan beroep;
vernietigt de beschikking van 30 oktober 2013, waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijst het inleidend verzoek van de moeder af;
beveelt de gemeente van de woonplaats van de minderjarige een eventueel op grond van de vernietigde beschikking van 30 oktober 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen (zaaknummer C/19/101255/FA RK 13-2621), reeds aan de minderjarige [kind], geboren [in 2011], afgegeven reisdocument, in te trekken dan wel ongeldig te verklaren;
bepaalt dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vemeulen, mr. G.M. van der Meer, en mr. J.P. Evenhuis, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
5 december 2013 in bijzijn van de griffier.