Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief Ikeert CAVV zich tegen het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een onverplicht verrichte rechtshandeling met betrekking tot de koopovereenkomst. CAVV wijst er met name op dat [geïntimeerde] eind 2006 al in verzuim was en dat hij ook in 2007 zijn verplichting om de opbrengst van de mestvarkens af te dragen niet nakwam. Op 16 mei 2007 zijn hierover nadere afspraken gemaakt, maar ook deze is [geïntimeerde] niet nagekomen, aldus CAVV. Met
grief IIIklaagt CAVV erover dat de rechtbank in dit verband geen waarde heeft toegekend aan de inhoud en doelstelling van de met [geïntimeerde] gesloten rekening-courant overeenkomst van 29 april 2005. CAVV betoogt dat zij, gezien de tussen partijen gemaakte afspraken, het recht had om de varkens over te nemen, nu de opbrengst hiervan aan haar toekwam in het kader van haar rekening-courant verhouding met [geïntimeerde].
grief IVbetoogt CAVV dat voor haar het faillissement van [geïntimeerde] niet met een redelijke mate van waarschijnlijkheid was te voorzien en dat dit voor haar zelfs volledig uit de lucht kwam vallen.