Uitspraak
de moeder,
de raad,
[belanghebbende 1],
de vader,
[belanghebbende 2],
de pleegouders,
Bureau Jeugdzorg Friesland,
BJZ.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het gezag van een moeder over haar kind. De moeder was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin zij en de vader uit het gezag over hun kind waren ontheven en Bureau Jeugdzorg (BJZ) tot voogd was benoemd. De moeder verzocht het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en de raad niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen. Het hof heeft de zaak behandeld op 31 oktober 2013, waarbij de moeder, haar advocaat en vertegenwoordigers van de raad en BJZ aanwezig waren. De vader was niet verschenen.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat de ontheffing van het gezag noodzakelijk was. Het hof benadrukt dat de ongeschiktheid of onmacht van een ouder om zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, niet alleen in de ouder zelf kan liggen, maar ook in het kind. Het hof heeft overwogen dat het belang van het kind voorop staat en dat het kind recht heeft op continuïteit en duidelijkheid in zijn opvoedingssituatie. De moeder had moeite om de plaatsing van het kind bij de pleegouders te accepteren, wat leidde tot hechtingsproblemen bij het kind.
Het hof heeft geconcludeerd dat de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van het kind gewaarborgd moet worden door de ontheffing van het gezag van de moeder. De eerdere beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, waarbij het hof de belangen van het kind als leidend heeft beschouwd.