In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2013 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de wijziging van het gezag en de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De vader, die het gezag over [minderjarige] heeft erkend, heeft in hoger beroep verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] naar hem, terwijl de moeder zich verzet tegen deze wijziging. De procedure is voortgekomen uit een langdurige en complexe juridische strijd tussen de ouders, die sinds hun scheiding in augustus 2008 vele procedures hebben gevoerd over het gezag, de verzorging en de omgangsregeling van [minderjarige]. De rechtbank had eerder de vader alleen met het gezag belast, maar de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] is door de moeder stelselmatig gefrustreerd.
Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat de moeder herhaaldelijk haar medewerking aan de omgang tussen de vader en [minderjarige] heeft geweigerd. De raad voor de Kinderbescherming en de gezinsvoogd hebben geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader te vestigen, omdat de huidige situatie schadelijk is voor de ontwikkeling van [minderjarige]. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij bij de vader woont, gezien de voortdurende conflicten en de negatieve impact daarvan op haar sociaal-emotionele ontwikkeling.
De beslissing van het hof houdt in dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] met ingang van heden bij de vader is, en dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld waarbij [minderjarige] eenmaal per veertien dagen bij de moeder verblijft. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor zover deze de vader alleen met het gezag belast, maar vernietigd voor het overige. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.