3.1Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken.
3.1.1 [appellant], geboren op [geboortedatum], is buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Uit dat huwelijk zijn twee kinderen geboren (thans 12 en 10 jaar oud).
3.1.2[appellant] is sinds 2003 bestuurder van de besloten vennootschappen [naam Holding] en [naam Management B.V.] Die vennootschappen richt(t)en zich op financiële dienstverlening. In 2007 zijn de activiteiten van die twee vennootschappen verkocht aan de grootste klant van [appellant], verantwoordelijk voor 60% van zijn omzet. Met de koper van deze vennootschappen, Beheersmaatschappij Floris B.V. (een dochter van Geeris Holding B.V.) is de afspraak gemaakt dat 90% van de koopsom van ongeveer 1,6 miljoen Euro na twee jaar zou worden voldaan aan[naam Holding], en dat [appellant] per juli 2007 in loondienst zou treden bij Beheersmaatschappij Floris B.V. (naar [appellant]’ zeggen tegen een beloning van € 150.000,-- basissalaris en € 100.000,-- vaste bonus). Daarbij mocht en bleef [appellant] nog zelf investeren in ondernemingen en in vastgoed. Ten behoeve van dat investeren verwierf [appellant] in 2007 [naam Holding] en de (eind 2012 geliquideerde) dochteronderneming [naam Properties B.V.] Daarmee werd in 2008 een pand in Amsterdam gekocht en zijn verplichtingen in Spanje aangegaan. Het pand in Amsterdam is in 2010, onder dwang van ASR, met zwaar verlies verkocht.
3.1.3Na het begin van de financiële crisis in september 2008 is genoemde koopsom niet betaald. [appellant] heeft zich eind 2008/begin 2009 tevergeefs ingespannen om alsnog betaling van die koopsom te verkrijgen. Op enig moment is het dienstverband van [appellant] in verband met de financiële situatie geëindigd. Sinds 2011 is Beheersmaatschappij Floris failliet.
Sinds 2009 zijn[naam Holding] en [naam Management B.V.] niet meer actief.
De schoonvader van [appellant], [naam schoonvader], is volgens [appellant] in 2011 eigenaar geworden van [naam Holding]
3.1.4Blijkens de in hoger beroep overgelegde jaarstukken heeft [naam Holding] over de jaren 2008 tot en met 2011 de volgende resultaten behaald: over 2008 een winst van
€ 147.850,--, over 2009 een verlies van € 578.956,--, over 2010 een winst van € 9.098,-- en over 2011 een verlies van € 269.396,--. [naam Holding] heeft over de jaren 2008 tot en met 2011 de volgende resultaten behaald: over 2008 een winst van € 11.184,--, over 2009 een winst van € 22.908,--, over 2010 een winst van € 116.274,-- en over 2011 een verlies van € 3.697,--.
3.1.5[appellant] heeft last gehad van burnoutklachten, overmatig drankgebruik en cocaïnegebruik. In april 2009 is [appellant] in behandeling geweest bij een GGZ-instelling. Sinds 2009 heeft [appellant] naar zijn zeggen geen verslavingsproblematiek meer. Wel heeft hij nog psychische klachten, in verband waarmee hij tot op heden 50% arbeidsongeschikt is verklaard.
3.1.6[appellant] is op 1 januari 2010 parttime (50%) in loondienst getreden van [naam Holding] Hij is actief op het gebied van verslavingszorg op de werkvloer, coachingstrajecten voor mensen met psychische problemen en financiële advisering aan derden. Volgens de in hoger beroep overgelegde salarisspecificatie bedraagt het inkomen van [appellant] € 1.330,54 netto per maand. Daarnaast ontvangt [appellant] een uitkering uit hoofde van een arbeidsongeschiktheidsverzekering van Nationale Nederlanden op basis van 45-55% arbeidsongeschiktheid. Deze uitkering bedraagt volgens het ‘Rapport Berekening VTLB Calculator’, behorende bij het inleidend verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, € 2.502,35 netto per maand.
3.1.7Ter voldoening aan een vonnis van de rechtbank Utrecht van 10 oktober 2007 heeft [naam NV] op 25 oktober 2007 aan [naam Management B.V.] € 96.047,86 overgemaakt. [naam Management B.V.] heeft (een groot deel van) dat bedrag de volgende dag aan [naam Holding] overgemaakt. [naam Management B.V.] had (buiten een fiscale voorziening) geen reservering getroffen om dit bedrag - in het geval het door [naam NV] ingestelde hoger beroep zou slagen - terug te kunnen betalen. Voornoemd vonnis is bij arrest van het hof Amsterdam, nevenzitttingsplaats Arnhem, van 24 augustus 2010 vernietigd. Ingevolge dat arrest diende [naam Management B.V.] € 96.047,86 aan [naam NV] te restitueren, hetgeen zij heeft nagelaten.
3.1.8Bij arrest van dit hof van 2 april 2013 is, kort gezegd, voor recht verklaard dat [appellant] als bestuurder van [naam Management B.V.] onrechtmatig heeft gehandeld door geen voorziening te treffen om [naam NV] bedrag dat Conservatrix, op grond van een veroordelend vonnis dat in hoger beroep werd vernietigd, onverschuldigd [naam Management B.V.]Management B.V. terug te kunnen betalen, zodat hij voor de daaruit [naam NV] schade [naam Management B.V.]Management B.V. persoonlijk [naam NV] is jegens Conservatrix[appellant] Daarbij is Takx[naam Management B.V.]Management B.V.) veroordeeld [naam NV] betaling aan Conservatrix van een bedrag van € 96.047,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2007 tot de dag der algehele voldoening
.De daaruit [appellant] schuld [naam NV] Takx aan Conservatrix is inmiddels (door rente) opgelopen tot € 140.000,--.
3.1.9[appellant] schuldenlast van Takx bestaat volgens de bij het verzoek in hoger beroep overgelegde crediteurenlijst in totaal € 4.056.481,-. Tot deze schuldenlast behoren:
a. de schuld aan de Belastingdienst Utrecht-Gooi van € 438.000,--,
b. [X] schuld aan Lodewijk van € 143.000,--,
c. [naam schoonvader]E. de Maat van € 170.000,--,
d. de schuld aan Rabobank Hilversum-Vecht en Plassen van € 38.670,--,
e. de schuld aan Van Lanschot van € 5.136,--
f. [naam Holding]Holding B.V. van € 65.462,--,
g. [naam NV] schuld aan Conservatrix van € 140.000,--,
h. [naam Holding]Holding B.V. van € 1.380.000,--,
i. [Y] Spronken & Co van € 2.548,--,
j. [Z]-van den Borne van € 65.000,--,
k. [P] schuld aan Perridon van € 38.665,--,
l. [N] schuld aan Nijst van € 20.000,--,
m. [S] schuld aan Seepers van € 14.000,--,
n. [AA] schuld aan Post van € 1.500,-- (volgens [appellant] toelichting van Takx gevoegd achter tabblad 1 is eerder per abuis een bedrag van € 14.000,-- vermeld op de crediteurenlijst),
o. de schuld aan Fortis ASR van € 1.060.000,-- en
p. de schuld aan Deutsche Bank van € 462.000,--.