2.1De vordering van [appellant] luidt:
"dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden moge behage om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad,
1) het vonnis van de rechtbank te Groningen van 9 mei 2012, gewezen tussen [appellant] als eiser, en [geïntimeerden] als gedaagden. te vernietigen, en
2) opnieuw rechtdoende, de gewijzigde eis van [appellant] alsnog volledig toe te wijzen, die als volgt luidt:
[appellant] verzoekt het hof om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen, [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen dat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om
met betrekking tot goederenlening
primair, aan [appellant] te betalen een bedrag van € 28.602,19 althans €27.680,89, te vermeerderen met de contractuele rente van 6,5%, althans 6,3%, per maand vanaf 23 april 2013, tot de dag van algehele voldoening.
subsidiair, aan [appellant] te betalen een bedrag van €22.293,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2013, tot van algehele voldoening.
meer subsidiair, aan [appellant] te betalen een bedrag van € 7.515,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarden tot de dag van algehele voldoening.
met betrekking tot de geldlening
primair, aan [appellant] te betalen een bedrag van € 12.137,71, te vermeerderen met een bedrag van € 122,90 per maand vanaf 1 mei 2013, tot de dag van algehele voldoening.
subsidiair, aan [appellant] te betalen een bedrag van € 2.252,99, te vermeerderen met de contractuele rente van 6,5% per jaar vanaf 23 april 2013, tot de dag van algehele voldoening.
3) aan [appellant] te betalen de nakosten ten bedrage van € 131,- zonder betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, vermeerderd met € 68,- in geval van betekening,
4) alsmede om [geïntimeerden] hoofdelijk te veroordelen om al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] heeft voldaan aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling,
5) met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties".
De tussen partijen vaststaande feiten
Behoudens grief I, waarmee bezwaar wordt gemaakt tegen hetgeen de rechtbank onder 2.7 in het bestreden vonnis heeft overwogen, is niet gegriefd noch is anderszins van bezwaren gebleken tegen de tussen partijen vaststaande feiten, zoals de rechtbank deze in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.8) heeft vastgesteld. Aldus gaat ook het hof, rekening houdend met grief I - hetgeen niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kan leiden - van deze feiten uit. Het gaat daarbij om het volgende.