Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Bovemij Financiële Diensten B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
1.Het geding in eerste aanleg
25 mei 2012 en 26 oktober 2012, die de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Nijmegen) tussen Bovemij als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[geïntimeerde] had de Mazda volledig casco verzekerd bij Bovemij. Op zondagochtend
26 april 2009 bemerkte [geïntimeerde] dat de Mazda niet meer op de plek geparkeerd stond waar hij deze de dag ervoor had neergezet. Diezelfde ochtend heeft [geïntimeerde] aangifte gedaan van diefstal van de Mazda. De Mazda is ongeveer een straat verder dan zijn woonadres met brandschade aangetroffen en is, na onderzoek door de expert van Bovemij, total loss verklaard. [geïntimeerde] heeft Bovemij verzocht tot uitkering van de door hem geleden schade over te gaan. Bovemij heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven. [geïntimeerde] heeft Bovemij daarom in rechte betrokken en vergoeding van de door hem geleden schade van Bovemij gevorderd, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Bovemij heeft de vordering gemotiveerd betwist.
4.2 De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat vast staat dat de schade is veroorzaakt door brand en dat de schade € 17.676,- bedraagt. Nu brandschade onder de dekking van de verzekering valt, is Bovemij in beginsel verplicht dit bedrag aan [geïntimeerde] te vergoeden. Een eventuele door [geïntimeerde] geschetste onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken ten aanzien van de diefstal doet naar het oordeel van de kantonrechter niet af aan die verplichting, omdat diefstal geen voorwaarde is voor het vergoeden van brandschade. Dit zou volgens de kantonrechter anders zijn, indien [geïntimeerde] ten aanzien van de brandschade een zodanig onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven dat van Bovemij redelijkerwijze niet verwacht kan worden dat zij de schade vergoedt (wat bijvoorbeeld het geval zou zijn als zou vaststaan dat [geïntimeerde] de brandschade heeft gemanipuleerd). Daarvan is echter volgens de kantonrechter geen sprake. Uit de geschetste feiten en omstandigheden is niet komen vast te staat dat [geïntimeerde] zelf de brandschade heeft gemanipuleerd dan wel dat hij een derde opdracht heeft gegeven om zulks te doen. De (subsidiaire) stelling van Bovemij dat [geïntimeerde] geen dekking toekomt, omdat de Mazda niet was afgesloten en er geen braakschade was, treft volgens de kantonrechter geen doel, omdat niet gesteld of gebleken is dat (naar het hof begrijpt: het ontbreken van) braakschade en het niet het afsluiten van de Mazda een beletsel vormen voor het vergoeden van brandschade.
Bij beperkt cascodekking bent u verzekerd tegen verlies of beschadiging van de auto, voor zover dit direct is ontstaan door:a. brand, explosie, kortsluiting, zelfontbranding of blikseminslag;(…).”
“
Naast de beperkingen en uitsluitingen als omschreven in artikel 1.11, is van dekking uitgesloten:(…)f. schade als gevolg van diefstal, inbraak en joyriding als u niet de normale voorzichtigheid in acht heeft genomen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de sleutel (key card) of delen van het kentekenbewijs of het afneembare frontje van de radio dan wel de uit-/afneembare radio in de auto achterblijven, of als de auto niet was afgesloten;”
doordiefstal, maar op schade
als gevolg vandiefstal, inbraak en joyriding. Deze situatie doet zich volgens Bovemij voor. Volgens Bovemij is de brandschade ontstaan tijdens de periode dat de Mazda [geïntimeerde] door diefstal zou zijn ontnomen en heeft [geïntimeerde] niet de normale voorzichtigheid in acht genomen, omdat hij de Mazda niet heeft afgesloten.
24 september 2009 van [A] volgt dat op eenvoudige wijze een sleutel is te bestellen via een opkoper. Volgens [geïntimeerde] is het goed mogelijk dat de centrale vergrendeling elektronisch onklaar is gemaakt, dat de Mazda door middel van een valse sleutel van het stuurslot is afgehaald en dat de Mazda vervolgens versleept of geduwd is. [geïntimeerde] betwist bij gebrek aan wetenschap dat de Mazda op normale, nette wijze in een parkeervlak stond.Verder voert hij aan dat het feit dat de Mazda niet afgesloten is aangetroffen nog niet wil zeggen dat [geïntimeerde] de Mazda niet heeft afgesloten, nu de expert van Dekra niet heeft onderzocht wanneer de Mazda daadwerkelijk werd afgesloten. [geïntimeerde] handhaaft zijn standpunt dat hij de Mazda wel heeft afgesloten.
5.De beslissing
roldatum 26 november 2013,waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;