Uitspraak
Stolk,
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerden]
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling
enhaar crediteur geen verhaal zal bieden (de zogenaamde
Beklamelnorm naar HR 6 oktober 1989 ECLI:NL:1989: AB9521, NJ 1990, 286). In beginsel is daarmee de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad gegeven. Dit geval draait dus in de kern om de bij de derde gewekte onjuiste schijn van kredietwaardigheid. Het onder (ii) genoemde geval draait om frustratie van betaling, en bestaat in de regel uit het creëren van feitelijke betalingsonmacht bij de vennootschap met voorzienbare benadeling van haar crediteuren als gevolg, bijvoorbeeld door aan de vennootschap (vrijwel) alle middelen te onttrekken en/of crediteuren selectief te betalen. In dat geval is de handelwijze van de bestuurder in beginsel zodanig onzorgvuldig dat deze aangemerkt kan worden als een onrechtmatige daad. Stolk zal als mogelijk benadeelde crediteur van BCN per aangesproken bestuurder moeten stellen, en zo nodig bewijzen, dat de betreffende bestuurder persoonlijk jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld (HR 8 januari 1999 ECLI:NL:HR:1999:ZC2812, NJ 1999, 318 rov. 3.6. e.v.).
Beklamel) kan dat niet slagen. Uit het enkele feit dat de rechtbank in haar vonnis van 2 september 2009 heeft vastgesteld dat BCN niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is het werk binnen een redelijke termijn naar goed vakmanschap uit voeren en op te leveren, en op grond daarvan de aannemingsovereenkomst ontbindt, volgt nog niet dat [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3]
als bestuurdersbij het sluiten van de aannemingsovereenkomst reeds hebben geweten of redelijkerwijs hebben moeten begrijpen dat BCN haar contractuele verplichtingen niet zou kunnen nakomen en daarvoor ook geen verhaal zou bieden. Opmerking verdient in dat verband dat de rechtbank (in rov. 7.7. van het vonnis van 2 september 2009) heeft geoordeeld dat niet gezegd kan worden dat (reeds) in juni 2008 vaststond dat nakoming door BCN zonder tekortkoming onmogelijk was. Dat geldt dan nog sterker voor 23 februari 2007, de datum waarop de aannemingsovereenkomst is gesloten. Hetgeen Stolk verder nog aanvoert zoals ‘falend bouwmanagement’ binnen BCN, het executeren van het arbitraal vonnis in de ‘wetenschap’ dat BCN een aanzienlijk bedrag zou zijn verschuldigd aan Stolk in verband met schadevergoeding, het ontbreken van een aannemersdiploma bij [geïntimeerde 1], het feit dat BCN zich aan dit project – dat voor haar te groot zou zijn – heeft ‘vertild’ en voorts het feit dat BCN de problemen die zijn geconstateerd door onder meer [Bouwmanagement B.V.] heeft erkend, kan evenmin de conclusie dragen dat ‘de bestuurders’ onrechtmatig hebben gehandeld in de hiervoor onder 5.4 (i) bedoelde zin.