In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die de waarde van onroerende zaken heeft vastgesteld op € 199.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Almere had eerder de waarde vastgesteld op € 209.000. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verlaagd. Belanghebbende is het niet eens met de vastgestelde waarde en heeft hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting vond plaats op 25 september 2013 in Arnhem.
De onroerende zaken betreffen twee identieke kantoor-/bedrijfsgebouwen, gelegen op een industrieterrein. De waardepeildatum is 1 januari 2009. De heffingsambtenaar heeft de waarde vastgesteld op basis van de huurwaardekapitalisatiemethode, maar belanghebbende betwist deze waardering en stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld. Het Hof overweegt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de onroerende zaken en de vergelijkingspanden. De heffingsambtenaar heeft de waarde aannemelijk gemaakt door middel van een taxatierapport en de verkoopprijzen van vergelijkbare panden.
Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde niet te hoog heeft vastgesteld en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De kosten voor de procedure worden niet toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 november 2013 en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.