ECLI:NL:GHARL:2013:8334

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
200.120.976-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep FNV Bondgenoten tegen Van Nelle Tabak Nederland B.V. inzake collectieve arbeidsovereenkomst en loonsverhogingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van FNV Bondgenoten tegen Van Nelle Tabak Nederland B.V. (hierna: ITG) met betrekking tot de afwijzing van hun vorderingen door de kantonrechter. De vordering betreft de toepassing van een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) die van toepassing is op werknemers van ITG in Joure. De cao, die liep van 1 april 2009 tot 1 april 2010, bevatte bepalingen over loonsverhogingen en de toekenning van individuele en persoonlijke toeslagen. FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen, samen aangeduid als 'de bonden', hebben met ITG een cao afgesloten, maar er ontstond onduidelijkheid over de toepassing van de cao-bepalingen, met name over de verrekening van loonsverhogingen met bestaande toeslagen.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van de bonden afgewezen, waarbij werd gesteld dat de bonden niet expliciet hadden gesproken over verrekening van de extra periodiek met de toeslagen. FNV Bondgenoten ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat de kantonrechter ten onrechte de vorderingen had afgewezen en dat de uitspraak ook zou moeten gelden voor CNV Vakmensen, ondanks het feit dat deze laatste niet in hoger beroep was gegaan. Het hof oordeelt dat FNV Bondgenoten recht heeft op hoger beroep, ook al is CNV niet in hoger beroep gegaan, en dat de vorderingen van FNV Bondgenoten opnieuw beoordeeld moeten worden.

Het hof heeft de zaak verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling, waarbij FNV Bondgenoten in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van hun hoger beroep. De uitspraak van het hof is gedaan op 5 november 2013, en de zaak is van belang voor de rechtsverhouding tussen de bonden en ITG met betrekking tot de cao en de toepassing van loonsverhogingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.120.976/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 385396/CV EXPL 12-1204)
arrest van de eerste kamer van 5 november 2013
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV Bondgenoten,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
FNV Bondgenoten,
advocaat: mr. M.A.C. Vijn, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
Van Nelle Tabak Nederland B.V., h.o.d.n. Imperial Tobacco Joure,
gevestigd te Joure,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
ITJ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het tussen partijen en CNV Vakmensen gewezen vonnis van 10 oktober 2012 van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Heerenveen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 8 januari 2013,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van FNV Bondgenoten luidt:
"de vorderingen van FNV Bondgenoten onder II, IV en V van de eis toe te wijzen onder veroordeling van ITG in de kosten van zowel eerste aanleg als in beroep."

3.De feiten

3.1
Tegen de door de kantonrechter onder 2.1 tot en met 2.9 van haar vonnis vastgestelde feiten is geen grief gericht, noch is van ander bezwaar daartegen gebleken. Deze feiten komen neer op het volgende.
3.2
FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen (hierna: CNV), samen aangeduid als 'de bonden', hebben met ITG een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten voor Imperial Tobacco Joure, hierna aangeduid als: de cao. Deze cao is van toepassing op de werknemers werkzaam in de vestiging van ITG te Joure en heeft een looptijd van 1 april 2009 tot 1 april 2010.
3.3
Art. 16 van de cao bevat een regeling voor werknemers die ten gevolge van bedrijfs- of persoonlijke omstandigheden in een lagere functie worden geplaatst. Deze werknemers worden tevens ingedeeld in een lagere salarisgroep. Indien het maximum in die lagere salarisgroep minder is dan het actuele salaris van de betrokken werknemer op het moment van plaatsing in de lagere functie, dan wordt het meerdere als een individuele of een persoonlijke toeslag (hierna: IT/PT) toegekend.
Bepaalde werknemers van ITG hebben aanspraak op IT/PT.
Over een individuele toeslag worden de collectieve verhogingen toegekend, over een persoonlijke toeslag niet, zo bepaalt de cao in artikel 16 onder B sub 1 en 2.
3.4
Artikel 16 onder B sub 4 bepaalt vervolgens:
"De Individuele en de Persoonlijke Toeslag wordt - zo mogelijk - afgebouwd met:
4.1
Een salarisgroepverhoging en/of
4.2
Een individuele salarisverhoging en/of
4.3
Verhogingen als gevolg van een structuurwijziging van de salarisschaal."
3.5
In het voorjaar van 2010 zijn ITG en de bonden, met het oog op het aflopen van de cao per 1 april 2010, in onderhandeling getreden over een nieuwe cao. Op 9 juli 2010 waren daarbij aanwezig: van de zijde van FNV Bondgenoten [bestuurder FNV], bestuurder (hierna: [bestuurder FNV]), [toehoorder 1] alsmede [toehoorder 2] als toehoorder, van de zijde van CNV [bestuurder CNV], bestuurder (hierna:[bestuurder CNV]) en [X] en van de zijde van ITG [directeur ITG], directeur (hierna: [directeur ITG]) en [adviseur AWVN], adviseur AWVN (hierna: [adviseur AWVN]). Dit overleg heeft geleid tot een principeakkoord over een nieuwe cao. Dit akkoord is neergelegd in een tijdens het overleg van 9 juli 2010 opgesteld document getiteld "Principeakkoord CAO Imperial Tobacco Joure" (hierna: het Principeakkoord). Dit Principeakkoord maakt geen melding van de IT/PT of van artikel 16 van de cao en bepaalt, voor zover hier van belang:
"1. Looptijd
De looptijd van de CAO bedraagt 36 maanden, van 1 april 2010 tot 1 april 2013.
2. Loonsverhoging
De salarissen en salarisschalen worden als volgt verhoogd:
- 0,75%
- 0,75% per 1 april 2010;
- 1,00%
- 1,00% per 1 oktober 2010;
- 0,75%
- 0,75% per 1 april 2011;
- 1,00%
- 1,00% per 1 oktober 2011;
- 0,75%
- 0,75% per 1 april 2012;
- 1,00%
- 1,00% per 1 oktober 2012.
Daarnaast worden de bestaande salarisschalen 1 tot en met 6 met een (1) extra periodiek verhoogd. Deze ophoging van de salarisschalen zal in drie gelijke stappen plaatsvinden gedurende de looptijd van de CAO, waarbij de salarisschalen met:
- 1/3 extra periodiek worden verhoogd met ingang van 1 januari 2011;
- 1/3
- 1/3 extra periodiek worden verhoogd met ingang van 1 januari 2012;
- 1/3
- 1/3 extra periodiek worden verhoogd met ingang van 1 januari 2013.
Voor de salarisschalen 7 tot en met 12 geldt dat het maximum schaalsalaris met 2% wordt verhoogd, eveneens gefaseerd en in drie gelijke stappen volgens bovenstaande staffel."
3.6
De bonden hebben het Principeakkoord ter goedkeuring voorgelegd aan hun leden. Bij e-mailbericht van 26 augustus 2010 heeft [bestuurder FNV] ITG onder meer als volgt bericht:
"De leden van FNV Bondgenoten hebben gisteren in grote meerderheid ingestemd met de 3 - jarige c.a.o. voor ITG. Wij stellen je voor de volgende activiteit te ontwikkelen, teneinde onnodige opwinding te voorkomen:
- Een publicatie aan de borden waarin tot uitdrukking wordt gebracht, dat een ieder de extra periodiek ontvangen zal."
In reactie daarop heeft[bestuurder CNV] ITG onder meer het volgende medegedeeld:
"In aanvulling op de mail van [bestuurder FNV] kan ik jou melden dat de leden van CNV Vakmensen ook instemmen met het bereikte principe akkoord.
Verder lijkt het mij een goed idee om de communicatie hoe om te gaan met de extra periodiek bij werknemers met een PT, vooraf kort te sluiten met de vakbonden."
3.7
Op 4 november 2010 heeft [adviseur AWVN] per e-mail de nota van wijzigingen op de cao aan de bonden doen toekomen. Deze nota van wijzigingen is de tekst van de cao zoals deze gold tot 1 april 2010, met daarin verwerkt - door middel van "wijzigingen bijhouden" - de tekst van het Principeakkoord. De nota van wijzigingen bevat geen wijzigingen van artikel 16 van de cao.
3.8
De bonden hebben geweigerd in te stemmen met de nota van wijzigingen. Zij hebben ITG medegedeeld dat er is afgesproken dat de toekenning van de extra periodiek zou geschieden zonder verrekening met een eventuele IT/PT. ITG heeft deze afspraak betwist. Nadat overleg tussen partijen niet tot een oplossing leidde hebben de bonden bij brief van
3 mei 2011 aan ITG een ultimatum gesteld om de afspraken uit het Principeakkoord zoals die volgens de bonden waren gemaakt, na te komen, bij gebreke waarvan werkonderbrekingen en stakingen niet werden uitgesloten.
3.9
Op 9 mei 2011 hebben werknemers van ITG het werk neergelegd. Daags hierna zijn de bonden in kort geding veroordeeld om zich te onthouden van het in gang zetten, voortzetten en ondersteunen van tegen ITG gerichte collectieve acties.
3.1
In september 2011 heeft ITG haar werknemers medegedeeld dat zij, ondanks het feit dat dit niet met de bonden is afgesproken, onverplicht en uit coulance de verrekening van de extra periodiek met de IT/PT gedurende de cao-periode teniet zal doen. In een e-mailbericht van 22 september 2011 heeft [adviseur AWVN] aan[bestuurder CNV], voor zover hier van belang, geschreven:
"Heb [directeur ITG](toevoeging hof: [directeur ITG])
gesproken. Zoals ik al aangaf, heeft zijn 'gebaar' alleen betrekking op de lopende cao-periode en is het de bedoeling om het geschil bij de onderhandelingen over een nieuwe cao (voorjaar 2013) te agenderen en tot een definitieve oplossing te brengen."

4.De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg

4.1
Voor zover in hoger beroep nog van belang, hebben de bonden, kort weergegeven, gevorderd voor recht te verklaren dat:
(I) de onder overweging 3.5 sub 2 vermelde loonsverhoging en ophoging van de salarisschalen uit het Principeakkoord geen structuurwijziging zijn, zoals bedoeld in art. 16 sub B onder 4 (hiervoor weergegeven onder overweging 3.4);
(II) de onder (I) bedoelde verhogingen voor iedereen gelden, zonder verrekening met IT/IP.
Voorts hebben de bonden gevorderd:
(IV) ITG te veroordelen tot betaling van € 10.000,- dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, als schadevergoeding aan elk van de bonden, en
(V) ITG te veroordelen tot betaling van € 800,- buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
4.2
De kantonrechter heeft de vordering sub I afgewezen. Daartegen is geen grief gericht.
De kantonrechter heeft vordering II eveneens afgewezen, en in het kielzog daarvan ook de vorderingen onder IV en V. Daartoe heeft de kantonrechter, gelet op de stellingen van partijen, tot uitgangspunt genomen dat zij niet expliciet hebben gesproken over verrekening van de extra periodiek met IP/IT. Volgens de kantonrechter mochten de bonden, die zich naar eigen zeggen niet realiseerden dat verrekening aan de orde kon komen, niet verwachten dat verrekening zou uitblijven naar aanleiding van de afspraak dat iedereen het in zijn portemonnee moest voelen. ITG heeft immers onbetwist gesteld dat alle werknemers, ook in geval van verrekening, erop vooruit gingen.
De kantonrechter heeft de bonden veroordeeld in de proceskosten.

5.Ontvankelijkheid van FNV Bondgenoten in hoger beroep

5.1
Volgens ITG dient FNV Bondgenoten niet ontvankelijk te worden verklaard in haar hoger beroep, nu:
a. in het petitum van de memorie van grieven niet wordt gevorderd het eindvonnis in eerste aanleg te vernietigen;
b. alleen FNV Bondgenoten in hoger beroep is gekomen en de door haar verlangde verklaring voor recht ook CNV zou raken, hetgeen in strijd is met art. 3:302 BW;
c. FNV Bondgenoten sinds 3 april 2013 geen belang meer heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht, omdat op die dag tussen ITG en de bonden een principeakkoord is gesloten over een nieuwe cao voor de periode 1 april 2013 - 31 maart 2014.
5.2
Naar het oordeel van het hof kan er bij ITG in redelijkheid geen misverstand over bestaan dat FNV Bondgenoten, blijkens haar petitum in de memorie van grieven, een andere uitspraak wenste dan was neergelegd in het enige tussen partijen gewezen vonnis, en wat de inhoud van die nieuwe uitspraak diende te zijn: toewijzing van haar oorspronkelijke vorderingen sub II, IV en V en veroordeling van ITG in de kosten van het hoger beroep. Hoewel juist is dat FNV Bondgenoten niet, zoals in de appeldagvaarding, met zoveel woorden vraagt dat vonnis (gedeeltelijk) te vernietigen, is duidelijk dat haar vordering daar wel toe strekt en heeft ITG daar in redelijkheid niet over kunnen twijfelen. Het hof verwerpt argument a.
5.3
Anders dan ITG betoogt volgt uit het feit dat CVN niet in hoger beroep is gekomen, terwijl het gaat om een processueel ondeelbare rechtsverhouding, niet dat het recht van FNV Bondgenoten om de vordering in hoger beroep voor te leggen illusoir is. FNV Bondgenoten heeft het recht om, ongeacht de houding van haar oorspronkelijke mede-eiseres, gebruik te maken van haar recht op appel. Wanneer dat hoger beroep gegrond is, dient het hof ambtshalve te bepalen dat de uitspraak ook geldt ten aanzien van CNV (vgl. HR 5 januari 1962,
NJ1962,141).
5.4
FNV Bondgenoten heeft zich nog niet kunnen uitlaten over de stelling dat inmiddels haar belang bij dit appel is komen te vervallen. Het komt het hof geraden voor dat FNV Bondgenoten zich hierover bij akte ter rolle uitlaat. Voor het geval het hof tot het oordeel komt dat FNV Bondgenoten nog wel belang heeft bij beoordeling van haar vorderingen in hoger beroep, overweegt het hof naar aanleiding van de grieven als volgt.

6.De (thans nog voorwaardelijke) bespreking van de grieven

6.1
FNV Bondgenoten heeft onder punt 6 van haar memorie van grieven gesteld dat dit beroep zich richt tegen de afwijzing van de gevraagde verklaring voor recht onder II en in het verlengde daarvan ook tegen de afwijzing van de vorderingen onder IV en V. Zij heeft daarbij twee als zodanig aangeduide grieven opgeworpen, met de onlogische nummering 1 en 3.
6.2
Volgens g
rief 3heeft de kantonrechter ten onrechte de vorderingen afgewezen en de bonden in de proceskosten veroordeeld. In de toelichting wordt betoogd dat FNV Bondgenoten daarmee bedoelt het vonnis (het hof begrijpt: het geschil) in volle omvang voor te leggen aan het hof.
Deze toelichting spoort niet met de verklaring van FNV Bondgenoten dat zij berust in de afwijzing van haar vorderingen sub I en III, en maakt voorts niet duidelijk waartegen zij dan wel concreet opkomt. Als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij vereist is dat die gronden voldoende kenbaar zijn. De enkele vermelding in de memorie van grieven dat de appellant het geschil in volle omvang aan de appelrechter wenst voor te leggen is niet voldoende om aan te nemen dat een door de appellant niet vermeld geschilpunt, naast andere wel door de appellant nader omlijnde bezwaren, in hoger beroep opnieuw aan de orde wordt gesteld, aldus ECLI:NL:HR:2006:AU8278.
Deze grief kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het vonnis, waarvan beroep.
6.3
Met
grief 1komt FNV Bondgenoten op tegen de motivering waarmee haar vordering sub II is afgewezen. Het hof houdt bespreking van deze grief aan totdat is beslist of FNV Bondgenoten ontvankelijk is in haar hoger beroep.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
alvorens nader te beslissen:
stelt FNV Bondgenoten in de gelegenheid zich bij akte ter rolle uit te laten over het hiervoor onder 5.4 opgeworpen vraagpunt;
verwijst daartoe de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 3 december 2013voor akte aan de zijde van FNV Bondgenoten.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. M.E.L. Fikkers en mr. L. Groefsema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 november 2013.