Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
e-mailbericht van deze ontruiming op de hoogte gesteld.
"Huurder is er mee bekend dat de woning is verkocht per 7 december 2012 en deze huurovereenkomst van zeer korte duur is en niet voortgezet kan worden. De woning dient uiterlijk 6 december leeg te worden opgeleverd."
24 uur na het vonnis aan haar, [geïntimeerde], ter beschikking te stellen en om haar gedurende de rest van de huurovereenkomst het rustig huurgenot te verschaffen, alsmede om de uit de woning verwijderde inboedel binnen 24 uur na het vonnis terug te plaatsen in de woning. Verder heeft zij veroordeling van [appellante] gevorderd tot betaling aan haar van een bedrag van € 10.000,- als voorschot op de geleden schade, te vermeerderen met een bedrag van € 300,- per dag vanaf 20 november 2012 tot aan de datum dat [geïntimeerde] het gehuurde weer ter beschikking stelt.
grief 1komt [appellante] op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is van spoedeisend belang. Uit de toelichting op de grief leidt het hof af dat de grief ziet op het spoedeisend belang betreffende de vordering tot het weer beschikbaar stellen van de woning en de inboedel. Het spoedeisend belang bij de geldvordering komt in grief 4 aan de orde.
grief 2komt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij gehouden is de woning weer aan [geïntimeerde] ter beschikking te stellen. [appellante] voert daartoe allereerst aan dat partijen bij het aangaan van de huur zijn overeengekomen dat sprake was van tijdelijke huur, die zou eindigen wanneer [appellante] de woning zou hebben verkocht, in welk geval [appellante] voor vervangende woonruimte zou zorgdragen. [geïntimeerde] heeft deze stelling van [appellante] gemotiveerd weersproken. De schriftelijke huurovereenkomst tussen partijen, die zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen dwingende bewijskracht heeft ten aanzien van de inhoud van de overeenkomst, biedt geen enkel aanknopingspunt voor de juistheid van de stelling van [appellante]. De stelling is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden.
6 december 2012 diende te ontruimen. Die bepaling bood haar de mogelijkheid de woning op 6 december, 24 uur na betekening van het vonnis, aan [geïntimeerde] ter beschikking te stellen. Ten slotte volgt uit het feit dat [appellante] volgens haar eigen stellingen in staat is gebleken aan de veroordeling te voldoen al dat van een absolute onmogelijkheid geen sprake was.
onaanvaardbaaris dat [geïntimeerde] zich op nakoming door [appellante] van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst beroept.
De slotsom is dat de grief faalt.
grieven 4 en 5komt [appellante] op tegen de beslissing van de kantonrechter op de ingestelde geldvordering. Het hof stelt bij de beoordeling van deze grief voorop dat met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is en dienaangaande naar behoren feiten en omstandigheden moeten worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten onderzoeken of de vordering van de eisende partij voldoende aannemelijk is, maar ook - kort gezegd - of een spoedeisend belang bestaat, terwijl hij bij de afweging van de belangen van de partijen mede (als één van de voor toewijsbaarheid in aanmerking te nemen factoren) het restitutierisico zal hebben te betrekken.
5.De beslissing
- voor zover de beslissingen onder a. en b. in het dictum de periode vanaf 8 december 2012 betreffen;
- voor wat betreft de beslissing onder c. in het dictum;
- wijst de vorderingen waarover onder a. en b. in het dictum is beslist af voor zover deze de periode vanaf 8 december 2012 betreffen;
- wijst de vordering waarover onder c. in het dictum is beslist af;
€ 1.491,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;