Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerden]
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad: 139486 / HA ZA 07-1513)
van
gevestigd te Steenwijk,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
,advocaat: mr. R.G. Degenaar, kantoorhoudend te Gorinchem,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
grief Ikomt [appellante] op tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerden] en [geïntimeerde] slechts gehouden zijn tot 1 maart 2005 voor de centrumvoorzieningen te betalen, nu [appellante] in een brief van 21 februari 2005 heeft meegedeeld dat vanaf die datum de dienstverlening met betrekking tot de briefservice, CAI, het gebruik van het zwembad en parkeren niet meer aan hen wordt verstrekt. [appellante] stelt dat zij in genoemde brief gebruik heeft gemaakt van een haar toekomend opschortingsrecht nadat een aantal bewoners, waaronder [geïntimeerden] en [geïntimeerde], te kennen hadden gegeven slechts in beperkte mate aan hun (in de visie van [appellante] bestaande) betalingsverplichtingen te willen voldoen. Wanneer een individuele bungaloweigenaar slechts gedeeltelijk aan zijn betalingsverplichting voldoet, brengen de redelijkheid en billijkheid met zich mee dat [appellante] de levering van diensten gedeeltelijk mag staken. Zou dat anders zijn dan zou indirect het cafetariamodel toch van toepassing zijn, aldus [appellante].
grief IIbetoogt [appellante] dat de rechtbank zich bij de vaststelling van de door [geïntimeerden] en [geïntimeerde] aan [appellante] te betalen bedragen ten onrechte heeft laten leiden door het eindarrest van het hof in de zaak [partij Y]. De grief berust op een verkeerde lezing van de vonnissen van de rechtbank. In de in de grief aangehaalde rechtsoverweging 2.6 heeft de rechtbank overwogen dat zij voor wat betreft de toe te wijzen bedragen voor de diverse posten het eindarrest van het hof in de zaak [partij Y] tot leidraad zal nemen en dat de rechtbank de punten zal bespreken waarvan partijen menen dat daarvan dient te worden afgeweken. De rechtbank heeft zich dan ook niet laten leiden door de in het eindarrest vermelde bedragen, maar zij heeft deze bedragen slechts tot leidraad genomen en zich daarbij de mogelijkheid voorbehouden om, gelet op wat partijen zouden aanvoeren, van de door het hof gehanteerde bedragen af te wijken.
grief IIIkomt [appellante] op tegen de door de rechtbank voor de post bijdrage onderhoudsfonds gehanteerde bedragen. Het hof stelt op basis van het door [appellante] verstrekte overzicht vast dat met de post bijdrage onderhoudsfonds uitgaven aan onderhoud worden gefinancierd en een reserve wordt gevormd. De in de jaren 2005 tot en met januari 2010 opgebouwde reserve bedraagt ruim € 26.750,- ongeveer € 750,00 per bungalow, uitgaande van 35 bungalows waarvan de eigenaars betaald hebben. Dat is een bedrag van
€ 150,- per bungalow per jaar. Wanneer bij dit bedrag wordt opgeteld hetgeen de niet betalende eigenaren van de andere bungalows op grond van de door de rechtbank gewezen vonnissen verschuldigd zijn (globaal € 180,00 per jaar per bungalow over de jaren 2005 tot en met 2009), zal het gereserveerde bedrag uitkomen op € 175,00 à € 180,00 per bungalow per jaar. Dat bedrag is gelijk aan het verschil tussen het door de rechtbank toegewezen en door [appellante] gevorderde bedrag. Welbeschouwd maakt [appellante] dan ook aanspraak op het deel van de post bijdrage onderhoudsfonds dat bestemd is voor het vormen van een reserve. Niet voor niets gaat [appellante] in de toelichting op de grief ook in op de noodzaak van een reservering. [geïntimeerden] en [geïntimeerde] betwisten die noodzaak. Wat daar ook van zij, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [appellante] wordt verarmd doordat [geïntimeerden] en [geïntimeerde] niet bijdragen aan een reservering. Gesteld noch gebleken is dat [appellante] gehouden is de ontbrekende bijdrage van [geïntimeerden] en [geïntimeerde] aan te vullen. Het hof laat nog daar dat indien [appellante] in de toekomst gehouden is uitgaven aan onderhoud te doen die niet kunnen worden gefinancierd uit de reserve het haar vrij staat deze uitgaven in rekening te brengen bij de eigenaren van de bungalows, zodat niet valt in te zien dat die verarming zich in de toekomst zal voordoen, zeker niet nu uit de stellingen van partijen volgt dat de onderhoudsverplichting thans is overgenomen door de nieuwe Vereniging van Park eigenaren.
"Een aantal eigenaren hebben hun tuinen veel aangepast. Hierdoor is het onderhoud van deze tuinen zeer bewerkelijk en een aantal eigenaren willen niet dat er door het bedrijf onderhoud wordt gepleegd. ik wil dan ook voorstellen bij de betreffende bungalows het onderhoud van de privé tuinen met ingang van 01-01-05 te beëindigen.
Dit betreft de bungalows:
(…) 44 (…) 47 (…) totaal 27 stuks.
Desgewenst kunnen deze bungalows zelf een onderhoudscontract regelen met de tuinman.
Ik stel voor het voorschot aan de groenvoorziening van deze bungalows waar geen privé tuin wordt onderhouden te verlagen tot € 160,00 (voorschot) per jaar. dit bedrag betreft dan uitsluitend het onderhoud van de algemene groenvoorzieningen. (…)"
De in de brief genoemde bungalows met nummer 44 en 47 zijn de bungalows van respectievelijk [geïntimeerden] en [geïntimeerde], die stellen dat zij het onderhoud aan hun privétuin zelf hebben verricht.
3.De beslissing:
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerden], hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan [appellante] te betalen een bedrag van € 3.057,92, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.418,23 vanaf 22 november 2007 tot de dag van volledige betaling, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over de na oktober 2007 verschuldigde maandtermijnen, telkens vanaf de vervaldatum;