ECLI:NL:GHARL:2013:7538

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
200.096.876-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een beheerovereenkomst tussen Praedinius en Compass Group Nederland B.V.

In deze zaak gaat het om de uitleg van een beheerovereenkomst die in 2008 is gesloten tussen Top Ten Catering, de rechtsvoorgangster van Compass Group Nederland B.V., en Praedinius. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hof de appellante, Stichting Openbaar Onderwijs Groep Groningen, in het gelijk heeft gesteld. De zaak betreft de uitleg van artikel 5 van de beheerovereenkomst, waarin is vastgelegd dat de exploitatiekosten van de kantine voor rekening van Praedinius komen, met een maximum van € 12.000,-. Praedinius heeft tegenbewijs geleverd tegen de door het hof eerder vastgestelde uitleg van de overeenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] overeenkomen en dat er tijdens de onderhandelingen is afgesproken dat de kosten voor de catering niet meer dan € 12.000,- per jaar zouden bedragen. Het hof heeft geoordeeld dat het risico van de exploitatie bij Top Ten Catering/Compass ligt en niet bij Praedinius. Hierdoor is de vordering van Compass afgewezen, omdat Praedinius niet meer dan het afgesproken bedrag verschuldigd was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en Compass in de proceskosten verwezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.096.876/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 124186/HA ZA 11-85)
arrest van de eerste kamer van 8 oktober 2013
in de zaak van
Stichting Openbaar Onderwijs Groep Groningen,
gevestigd te Groningen,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Praedinius,
advocaat: mr. G.M. Tiddens, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Compass Group Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam Zuidoost,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Compass,
advocaat: mr. A. Oorthuys, kantoorhoudend te Leiden.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 20 november 2012 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Op 15 mei 2013 heeft een getuigenverhoor aan de zijde van Praedinius plaatsgevonden. Compass heeft afgezien van een contra-enquete.
1.2
Praedinius heeft een memorie na enquete genomen, waarna Compass een antwoordmemorie na enquete heeft genomen.
1.3
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

Verder over de grieven
4.1
Partijen verschillen van mening over de uitleg van de beheerovereenkomst die in 2008 is gesloten tussen Top Ten Catering, de rechtsvoorgangster van Compass en Praedinius betreffende - kort gezegd - de cateringactiviteiten bij Praedinius. In genoemd tussenarrest heeft het hof overwogen dat artikel 5 van de beheerovereenkomst voorshands zo moet worden uitgelegd dat het exploitatieresultaat van de kantine (alle kosten minus de opbrengsten) voor rekening van Praedinius komt, met dien verstande dat de exploitatiekosten zijn gemaximeerd tot € 12.000,-, en dat de personeelskosten, voor wat betreft de inzet van personeel, zijn genormeerd door wat daarover in de offerte is vermeld en Praedinius daarnaast een beheervergoeding van € 400,- per maand verschuldigd is. Het hof heeft Praedinius in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen deze vaststelling.
4.2
Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft Praedinius twee getuigen doen horen, [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) en[getuige 2] (hierna: [getuige 2]). [getuige 1] is als conrector en docent wiskunde bij Praedinius in dienst en was in 2008 eindverantwoordelijk voor de facilitaire zaken binnen de school. [getuige 2] was in 2008 als manager operations werkzaam bij Top Ten Catering en is sinds 2009 directeur van een concurrerend bedrijf.
4.3
[getuige 1] heeft als getuige het volgende verklaard:
“Ik ben conrector en leraar wiskunde bij het Praedinius Gymnasium. Dat was ik ook al in 2008. Binnen de directie van deze school was ik toen eindverantwoordelijk voor onder meer de facilitaire zaken. De dagelijkse gang van zaken werd geregeld door [X], die aan mij rapporteerde.
Begin 2008 waren we op zoek naar een cateraar. Het was lastig om een geschikte cateraar te vinden. Voor veel cateraars waren we te klein, bij anderen kregen we geen of maar weinig zeggenschap in het assortiment. Toen we Top Ten, de rechtsvoorganger van Compass, tegenkwamen zagen we dat als een geschenk uit de hemel, omdat Top Ten wel met ons in zee wilde en ook zeggenschap bood in het assortiment. Bij dat laatste merk ik op dat wij het belangrijk vonden dat er een gezond assortiment was. Dat was voor ons echt een speerpunt.
Er hebben gesprekken plaatsgevonden met Top Ten. Van de zijde van Top Ten waren daarbij aanwezig de heer [getuige 2] en [Y]. [Y] was er niet altijd bij. Van onze zijde waren [X] en ik aanwezig. Ik denk dat er circa vijf gesprekken hebben plaatsgevonden. Het precieze aantal moet ik u schuldig blijven. Het waren zeker meer dan twee gesprekken. Daarnaast heeft [X] nog gesprekken gevoerd over het assortiment.
Wij, [X] en ik, hadden de opdracht om een contract aan te gaan dat geen open einde kende. We wilden een cateraar die een gezond assortiment voerde, maar dat mocht niet teveel kosten. Daar hadden we de financiële middelen niet voor. Deze voorwaarde, dat er geen open einde mocht zijn in financieel opzicht, is door ons uitdrukkelijk in de gesprekken aan de orde gesteld. Top Ten stemde daar ook mee in. Volgens ons kwam dat ook tot uitdrukking in artikel 5 van het contract. In die bepaling staat omschreven dat de catering van de kantine de school maximaal € 12.000,- per jaar aan exploitatiekosten zal geven. Wij hebben het begrip exploitatiekosten, gelet op de gesprekken, opgevat als het nettoresultaat, het bedrag dat de school per saldo zouden moeten betalen voor de catering van de kantine. Dat dit bedrag van € 12.000,- het maximaal te betalen bedrag zou zijn, is zo besproken. Ik heb dat aan de heer [getuige 2] gevraagd en hij heeft dat bevestigd in zijn brief van 2 juli 2008. Die brief bevindt zich bij de stukken. In deze brief behandelt hij twee door mij gestelde vragen. De tweede vraag betreft dat maximale door ons te betalen bedrag. U zegt mij dat u in de brief niets leest over het maximaal te betalen bedrag, maar dat de brief betrekking lijkt te hebben op de verhouding tussen de beheervergoeding en de exploitatiekosten. Ik antwoord dat dat klopt, maar dat het maximale bedrag al in artikel 5 van de beheerovereenkomst was vastgelegd.
We hebben uiteindelijk meer dan € 12.000,- aan Top Ten betaald. De reden daarvan is dat we van meer diensten van Top Ten gebruik maakten. Zo betrokken we bijvoorbeeld de koffie voor docenten en het eten en drinken ten behoeve van diploma-uitreikingen en vergaderingen van Top Ten. De daarmee verband houdende kosten waren niet begrepen in het cateringcontract voor de kantine. Een deel van de personeelskosten van Top Ten moest ook aan die kosten/werkzaamheden worden toegerekend en mocht dus apart in rekening worden gebracht. Om die reden was het lastig om vast te stellen op welk moment het bedrag van € 12.000,- voor de catering van de kantine was bereikt. Het was ons al wel na enige tijd duidelijk dat het moeilijk zou worden voor Top Ten om op die € 12.000,- uit te komen. Dat was weliswaar het probleem van Top Ten, maar wij waren wel erg tevreden over Top Ten en het gevoerde assortiment en waren met hen in gesprek om, onder meer via wijzigingen in het assortiment en aanpassingen van de prijzen, het financieel rendabeler te maken.
In de loop van 2009 werd Top Ten overgenomen door Compass. Er kwamen twee vertegenwoordigers van Compass om kennis te maken. Hun namen weet ik niet. Het waren een man en een vrouw. Volgens mij zat de man in de directie van Compass en was de vrouw een bedrijfsleider. Tijdens dat kennismakingsgesprek zeiden zij dat dit contract nooit afgesloten had mogen worden. Dat werd gezegd nadat ik had aangegeven dat het contract inhield dat wij een maximumbedrag betaalden. Ik leidde daaruit af dat Compass nooit een contract met een maximumbedrag zou afsluiten.”
4.12
[getuige 2] heeft als getuige het volgende verklaard:
“Ik ken het arrest van het hof van 20 november 2012. Sinds 1 januari 2009 ben ik directeur van een cateringbedrijf. Tot die tijd werkte ik bij Top Ten. Ik ben niet mee overgegaan naar Compass toen Top Ten door Compass werd overgenomen. Bij Top Ten was ik manager operations. In die functie was ik onder meer verantwoordelijk voor het afsluiten van contracten met klanten.
Ik ben in 2008 betrokken geweest bij het aangaan van de overeenkomst met het Praedinius. Wij zijn naar aanleiding van een beurs, waar wij stonden, benaderd door de school. Er heeft een gesprek plaatsgevonden, waarna we een offerte hebben uitgebracht. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in het contract tussen de school en Top Ten.
In totaal hebben er drie of vier gesprekken plaatsgevonden rond de totstandkoming van het contract. Ik heb deze gesprekken namens Top Ten gevoerd. Een enkele keer was mijn accountmanager, [Y], daarbij aanwezig. Van de zijde van de school waren de heer [getuige 1] en een collega aanwezig. Het kan kloppen dat die collega [X] heet.
U vraagt mij naar de voorwaarden die de school stelde. Ik antwoord dat wij een offerte hadden uitgebracht met daarin een begroting die op € 14.000,- uitkwam. Het ging daarbij om een offerte voor een basispakket voor de kantine: een lunch voor de leerlingen en het vullen van de automaten. De school gaf naar aanleiding van die offerte aan dat zij maximaal € 12.000,- kon betalen. In het contract is daarop uitgegaan van dit bedrag als maximum. Dat betekende dat de exploitatiekosten voor de school het bedrag van € 12.000,- niet zouden mogen overschrijden.
U vraagt mij wat ik versta onder het begrip exploitatiekosten. Ik antwoord dat de exploitatiekosten zijn te vinden in de managementinformatie die Top Ten iedere maand verstrekt. Het gaat dan om alle kosten die voor het contract gemaakt worden, zowel loon- als inkoopkosten, onder aftrek van de opbrengsten. Uiteindelijk komt het erop neer dat het risico van de exploitatie van de kantine voor rekening van Top Ten komt. De school is daaraan maximaal € 12.000,- kwijt. Voor beide partijen was in de gesprekken duidelijk dat dit de bedoeling was. Er is beoogd om deze bedoeling in de beheerovereenkomst vast te leggen.
U vraagt mij of ik kan verklaren dat er na het aangaan van de overeenkomst facturen aan de school zijn gestuurd die uitgaan boven het bedrag van € 12.000,-. Ik antwoord dat we in augustus 2008 bij de school zijn begonnen en dat ik per 1 januari 2009 ben vertrokken bij Top Ten/Compass. Het lijkt mij niet de bedoeling van het contract, tenzij er op verzoek van de school extra diensten zijn geleverd die niet in het contract zijn begrepen.
Het contract is mede door mij opgesteld. Daarmee bedoel ik dat ik gebruik heb gemaakt van een basiscontract dat door de juridische afdeling van de Compass-groep is opgesteld. Ik heb de voor deze overeenkomst van belang zijnde gegevens in dat basiscontract opgenomen en heb het contract ook ondertekend.
Op vragen van mr. Oorthuys antwoord ik als volgt.
Mr. Tiddens heeft mij het arrest toegestuurd ter voorbereiding op dit getuigenverhoor. Ik heb ter voorbereiding op dit verhoor geen andere stukken toegestuurd gekregen. Wel had ik de offerte en het contract nog. Ik had het contract immers zelf opgesteld.
Mr. Oorthuys vraagt mij hoe ik na het einde van de arbeidsovereenkomst met Compass nog over deze stukken kan beschikken. Ik antwoord dat de stukken zijn opgeslagen op een laptop waarover ik de beschikking heb.”
4.13
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of Praedinius het door haar te leveren tegenbewijs heeft geleverd. Compass meent dat dit niet het geval is. Zij voert daartoe onder meer aan, zo begrijpt het hof haar stellingen, dat [getuige 2] met zijn verklaring de belangen van Compass heeft proberen te schaden. Zij wijst er in dat verband op dat [getuige 2] directeur is van een concurrerend cateringbedrijf, dat hij meerdere malen betrokken is geweest bij pogingen Compass op onrechtmatige wijze te beconcurreren en dat hij nog beschikt over bedrijfsinformatie van Compass. Compass heeft deze stelling niet nader onderbouwd. Dat en op welke wijze [getuige 2] haar onrechtmatig heeft beconcurreerd heeft zij niet toegelicht. Een nadere onderbouwing had gelet op het vergaande karakter van het verwijt dat Compass [getuige 2] maakt - welbeschouwd beticht zij hem van meineed - wel op haar weg gelegen. Het enkele feit dat [getuige 2] directeur is bij een concurrent van Compass en dat hij bij het einde van zijn dienstverband een laptop heeft meegenomen met daarop door hem gedurende zijn dienstverband opgestelde en/of gebruikte documenten, betekent, anders dan Compass veronderstelt, niet dat de verklaring van [getuige 2] onbetrouwbaar is en al helemaal niet dat deze verklaring bewust onjuist zou zijn.
4.14
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de onderhandelingen over de beheervergoeding voornamelijk zijn gevoerd door [getuige 1] (namens Praedinius) en [getuige 2] (namens Top Ten Catering/Compass). De belangrijkste betrokkenen bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen partijen zijn dan ook als getuige gehoord. Dat de andere betrokkenen - [X] van Praedinius en [Y] van Top Ten Catering/Compass) - een geheel andere visie hebben op de feiten rond de totstandkoming van de overeenkomst is gesteld noch gebleken.
4.15
Het hof stelt vast dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] op hoofdlijnen overeen komen. Beiden verklaren dat in de onderhandelingen die hebben geleid tot de totstandkoming van het contract is overeengekomen dat het contract geen open einde zou hebben, dat de cateringactiviteiten voor de kantine de school maximaal € 12.000,- per jaar zouden kosten en dat het risico voor de exploitatie bij Top Ten Catering zou liggen. De getuigenverklaringen zijn op dit punt duidelijk en laten weinig ruimte voor een andere interpretatie.
4.16
Volgens Compass heeft [getuige 2] een onjuiste verklaring afgelegd over de status van Top Ten catering ten opzichte van Compass. Top Ten Catering en Compass zijn al in juli 2000 gefuseerd, toen [getuige 2] al in dienst was bij Top Ten Catering. Van een
overnamevan Top Ten Catering door Compass, waarover [getuige 2] verklaart, was geen sprake en [getuige 2] is ook, anders dan hij verklaart, in dienst geweest bij de gefuseerde onderneming. Dat [getuige 2], meer dan vier jaar na zijn vertrek, de precieze juridische vormgeving van de samenwerking tussen Compass en Top Ten Catering niet weet te reproduceren, betekent nog niet dat zijn verklaring over het thema van de bewijsopdracht onjuist of onnauwkeurig zou zijn. Gesteld noch gebleken is dat [getuige 2] betrokken is geweest bij de vormgeving van de fusie. Dat hij wel betrokken is geweest bij de onderhandelingen met Praedinius staat niet ter discussie.
4.17
Aan Compass kan worden toegegeven dat de inhoud van de overeenkomst tussen partijen, zoals die op grond van de getuigenverklaringen luidde, als hiervoor weergegeven in rechtsoverweging 2.7, niet zonder meer voortvloeit uit de tekst van artikel 5 van de beheerovereenkomst. Het hof heeft in het tussenarrest niet voor niets overwogen dat het artikel 5 anders uitlegt, in die zin dat het exploitatieresultaat, binnen bepaalde grenzen, voor risico van Praedinius (en niet van Compass) komt. Dat betekent echter niet zonder meer dat de door het hof voorshands gegeven uitleg van de overeenkomst met hetgeen partijen zijn overeengekomen juist is. Indien dat het geval zou zijn, zou een opdracht tot het leveren van tegenbewijs overbodig zijn. Compass lijkt dat te miskennen, door te benadrukken dat de door het hof voorshands gegeven uitleg de logische uitleg van de overeenkomst is.
4.18
Compass heeft aangevoerd dat niet [getuige 1] en [getuige 2], maar het bestuur van Praedinius en de directie van Compass hebben te gelden als de partijen bij de overeenkomst, zodat wat [getuige 1] en [getuige 2] hebben besproken niet leidend is bij de uitleg van de overeenkomst tussen partijen. Het hof volgt Compass niet in dit betoog. [getuige 1] en [getuige 2] hebben namens de betrokken contractspartijen onderhandeld en zij hebben het schriftelijke contract ook namens hen ondertekend. Nu gesteld noch gebleken is dat het bestuur van Praedinius en/of de directie van Compass betrokken zijn/is geweest bij de contractsonderhandelingen en evenmin dat [getuige 1] en/of [getuige 2] niet bevoegd waren om de overeenkomst namens respectievelijk Praedinius en Top Ten Catering/Compass aan te gaan, mochten partijen er over en weer redelijkerwijs vanuit gaan dat [getuige 1] en [getuige 2] bij de onderhandelingen namens hun respectievelijke werkgevers spraken en mochten spreken. Gesteld noch gebleken is dat Praedinius er rekening mee moest houden dat [getuige 2] niet bevoegd was een overeenkomst van de door haar gestelde inhoud te sluiten.
4.19
Naar het oordeel van het hof heeft Praedinius met de beide getuigenverklaringen bewezen dat [getuige 1] en [getuige 2] in de onderhandelingen over de beheerovereenkomst iets anders hebben afgesproken dan het hof voorshands op basis van zijn uitleg van artikel 5 van de schriftelijke beheerovereenkomst heeft aangenomen, te weten dat de cateringactiviteiten voor de kantine de school niet meer zouden kosten dan € 12.000,- per jaar en dat het risico van deze activiteiten niet bij Praedinius maar bij Top Ten Catering rustte. Nu [getuige 1] en [getuige 2], zoals hiervoor is overwogen, namens partijen onderhandelden en gesteld noch gebleken is dat de andere bij de onderhandelingen betrokken personen andersluidende uitlatingen hebben gedaan, komt aan hetgeen [getuige 1] en [getuige 2] bij de onderhandelingen jegens elkaar hebben verklaard veel gewicht toe bij het antwoord op de vraag welke zin partijen over en weer redelijkerwijs aan artikel 5 van de schriftelijke beheerovereenkomst mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarvan uitgaande dient artikel 5 van de beheerovereenkomst naar het oordeel van het hof zo te worden uitgelegd dat Praedinius aan de exploitatie van de catering in de kantine maximaal
€ 12.000,- per jaar hoefde bij te dragen en dat het risico (van een exploitatieresultaat van meer dan € 12.000,- negatief) voor Top Ten Catering/Compass, en niet voor Praedinius) was. Praedinius is er dan ook in geslaagd tegenbewijs te leveren.
4.2
Bij hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, neemt het in aanmerking dat in het licht van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ook de in rechtsoverweging 1.5 en 1.6 van het tussenarrest aangehaalde stukken steun bieden voor de door Praedinius bepleite, en nu door het hof gehonoreerde, uitleg van de overeenkomst tussen partijen, hoewel aan deze stukken op zichzelf en ook tezamen, zoals het hof in het tussenarrest ook heeft overwogen, onvoldoende bewijskracht toekomt ten voordele van de door Praedinius bepleite uitleg.
4.21
Ook neemt het hof in aanmerking dat Top Ten Catering/Compass aanzienlijk meer heeft gefactureerd dan op grond van de nu door het hof gegeven uitleg aan de overeenkomst was toegestaan en dat Praedinius een deel van deze facturen ook heeft voldaan. Dit gegeven pleit weliswaar tegen deze uitleg, maar werpt onvoldoende gewicht in de schaal om de uitleg te verwerpen. Het hof tekent daarbij aan dat de verzonden en betaalde facturen weliswaar inzicht kunnen geven in hetgeen partijen zijn overeengekomen, of meenden dat was overeengekomen, maar dat niet de inhoud van de facturen maar de inhoud van de tussen partijen gemaakte afspraken, bepalend is voor de uitleg van de overeenkomst. Naarmate de afspraken duidelijker zijn, komt aan de afwijkende inhoud van de facturen minder betekenis toe. Het hof laat dan nog daar dat [getuige 1] in zijn verklaring heeft toegelicht dat en waarom het lastig was aan de hand van de facturen vast te stellen op welk moment het overeengekomen bedrag voor het exploitatieresultaat was gefactureerd. Anders dan Compass meent, is de verklaring van [getuige 1] op dit punt niet in strijd met de stellingen van Compass in de memorie van grieven. De verklaring van [getuige 1], inhoudende dat niet gemakkelijk kon worden vastgesteld op welk moment het overeengekomen exploitatieresultaat was gefactureerd, sluit niet uit dat toen Praedinius eenmaal had vastgesteld dat het exploitatieresultaat was overschreden, zij de zaak niet (meteen) op de spits wilde drijven om de goede verhoudingen niet te verstoren, zoals Praedinius in de memorie van grieven heeft gesteld. Dat laatste sluit weer aan bij de verklaring van [getuige 1] dat Praedinius zeer tevreden was over de door Top Ten Catering/Compass geleverde kwaliteit.
4.22
Nu Praedinius in de opdracht tot het leveren van tegenbewijs is geslaagd, staat vast dat aan Praedinius niet meer dan € 12.000,- betreffende het exploitatieresultaat van de catering van de kantine in rekening mocht brengen. Praedinius heeft reeds factureren tot een totaalbedrag van € 24.179,47 betaald. Gesteld noch gebleken is dat ook wanneer wordt uitgegaan van een aan Praedinius in rekening te brengen exploitatieresultaat van maximaal
€ 12.000,- Praedinius meer dan € 24.179,47 aan Compass is verschuldigd. De vordering van Compass is dan ook niet toewijsbaar.
4.23
De grieven slagen. Het hof zal het eindvonnis van de rechtbank vernietigen en de vordering van Compass alsnog afwijzen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal Compass worden verwezen in de proceskosten in eerste aanleg (geliquideerd salaris van de advocaat:
2 punten, tarief II) en in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaat: 3 punten, tarief II).
5.
De beslissing
6. Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank van 24 augustus 2011 en opnieuw rechtdoende:
7. wijst de vorderingen van Compass af;
8. veroordeelt Compass in de proceskosten en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van Praedinius gevallen op:
€ 345,- aan verschotten en € 904,- voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure in eerste aanleg;
€ 1.859,81 aan verschotten en op € 2.682,- voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure in hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. H. de Hek en mr. R.E. Weening en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
8 oktober 2013.