Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
Zekerheid
een pandrecht eerste rang op vorderingen”
In het verzoekschrift heeft [appellant] onder meer het volgende gesteld:
€ 122.259,72.
4.Het geschil en de beslissing van de voorzieningenrechter
5.Spoedeisend belang
[appellant] heeft betoogd dat deze vordering wordt gedekt door een eerste pandrecht op vorderingen. [geïntimeerde 1] en zijn dochter hebben in november 2012 verklaard dat er sprake was van een vordering van de dochter op [geïntimeerde 1] van € 247.504,07 ter zake van gelden die de dochter op een ten name van [geïntimeerde 1] gestelde bankrekening had gestald. Ondanks openbaarmaking van het pandrecht heeft [geïntimeerde 1] zijn dochter in de gelegenheid gesteld de bankrekening voor een groot deel te plunderen, zo stelt [appellant]. [appellant] vordert afgifte van alle bankafschriften omdat [geïntimeerde 1] en zijn dochter weigeren daarin inzage te geven. Tevens vordert hij van [geïntimeerde 1] en diens echtgenote, met wie [geïntimeerde 1] in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd, betaling van het aan het pandrecht onttrokken bedrag.
6.Bespreking van de grieven
grieven 9 en 10geen bespreking meer.
Daarbij ziet de term 'strekking' in de eerste plaats op ook voor anderen (bij een overeenkomst: de wederpartij) te voorziene gevolgen van de rechtshandeling.
In de tweede plaats vallen onder het begrip 'strekking' de voor anderen kenbare motieven van de handelende.
strekkingin strijd is met de goede zeden. Het artikel stelt niet de voorwaarde dat komt vast te staan dat er als gevolg van de overeenkomst ook
daadwerkelijkbenadeling van crediteuren heeft plaatsgevonden.
De omstandigheid dat de voorzieningenrechters in de tussen [appellant] en de dochter van [geïntimeerden] gevoerde kort gedingen niet tot hetzelfde oordeel zijn gekomen, kan aan 's hofs oordeel niet afdoen. Zoals [appellant] zelf ook vaststelt hebben die uitspraken immers geen kracht van gewijsde tussen [appellant] en [geïntimeerden]
grief 1- die inhoudt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de geldvordering van [appellant] in dit kort geding niet voor toewijzing in aanmerking komt - vergeefs is voorgedragen.