In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake alimentatie tussen een man en een vrouw na de ontbinding van hun huwelijk. De rechtbank Leeuwarden had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 410 per kind per maand moest betalen voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen, en een partneralimentatie van € 3.212 per maand aan de vrouw. De man heeft in hoger beroep verzocht deze bedragen te verlagen naar nihil, terwijl de vrouw in incidenteel beroep een verhoging van de alimentatie heeft gevraagd. De man heeft aangevoerd dat zijn financiële situatie is verslechterd en dat hij niet in staat is om de eerder vastgestelde alimentatie te betalen. Het hof heeft de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op de dag van ontbinding van het huwelijk, 29 november 2011, en heeft de behoefte van de kinderen en de vrouw beoordeeld aan de hand van het netto gezinsinkomen tijdens het huwelijk. Het hof heeft vastgesteld dat de behoefte van de kinderen € 605 per kind per maand bedraagt en dat de man in staat is om deze bedragen te betalen, maar dat hij onvoldoende draagkracht heeft om partneralimentatie te voldoen. De man is veroordeeld tot betaling van € 408 per maand voor de minderjarige [kind 2] en € 406 per maand voor de jong-meerderjarige [kind 1]. Het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie is afgewezen, omdat de man niet in staat is om deze te betalen. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en opnieuw beslist.