Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant sub 1],
2.
[appellante sub 2],
Afab Geldservice B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
Het hof is van oordeel dat dit in het midden kan blijven, omdat zelfs als ervan zou moeten worden uitgegaan dat [appellanten] voor het eerst bij brief van 26 november 2009 heeft geklaagd, Afab zich in de gegeven omstandigheden niet met succes erop kan beroepen dat dit niet binnen bekwame tijd was.
- Afab van een onjuist gezamenlijk netto inkomen van [appellanten] is uitgegaan, waarmee [appellanten] bezwaar maakt tegen het impliciete oordeel van de rechtbank dat Afab het gezamenlijk netto inkomen van [appellanten] - op basis van de toen vigerende voorwaarden - correct heeft berekend;
- Afab ten onrechte niet is uitgegaan van de reële vaste lasten van [appellanten], waarmee [appellanten] opkomt tegen het oordeel van de rechtbank dat Afab niet met andere lasten dan die zij in haar berekening heeft betrokken, rekening behoefde te houden en daarnaar ook geen nader onderzoek behoefde te doen.
Indien Afab rekening zou hebben gehouden met de juiste inkomensgegevens en deze reële vaste lasten, zou volgens [appellanten] zijn gebleken dat [appellanten] onvoldoende financieringsruimte had en zou Afab het aangaan van het krediet hebben moeten ontraden.
- werkelijke termijn hypotheek ASR: € 616,66
- levensverzekering Reaal € 97,69
- levensverzekering ASR € 60,-
- kosten voor een combiketel € 11,04
- zorgkosten € 228,14.
€ 1.915,- (1.749,- voor [appellant sub 1] en € 166,- voor [appellante sub 2]) maar € 1.868,- bedroeg. [appellanten] heeft daartoe verwezen naar het salarisstrookje van oktober 2007, waarop als netto inkomen € 1.383,28, staat en heeft een opsomming gemaakt van de vaste bedragen (de algemene heffingskorting toegekend aan [appellante sub 2], vakantietoeslag, reiskostenvergoeding, belastingteruggave, dertiende maand en zorgtoeslag) die hier maandelijks nog aan toegevoegd moeten worden. Afab heeft de juistheid van het salarisstrookje en voornoemde bedragen niet gemotiveerd betwist, maar heeft bij conclusie van antwoord volstaan met het overleggen van een berekening van het fictief netto inkomen door middel van een rekenprogramma. Nu Afab zich ook zelf op het standpunt stelt dat zij volgens haar eigen acceptatierichtlijnen en gedragscode diende uit te gaan van het gezamenlijk netto inkomen, valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat zij mocht uitgaan van het door haar berekende fictief gezamenlijk netto inkomen. Het hof zal daarom als ongemotiveerd betwist, uitgaan van de juistheid van het door [appellanten] genoemde gezamenlijk netto maandinkomen van € 1.868,-.
€ 273,48 en premie levensverzekering bij Reaal van € 97,69. Tijdens de comparitie in hoger beroep heeft [appellanten] een toelichting op deze bedragen gegeven en verduidelijkt dat de rentelast na de actierente van € 127,09 gedurende de eerste 12 maanden opliep tot ongeveer
€ 231,- per maand (het bedrag van € 273,48 berust op een vergissing). Verder heeft hij toegelicht dat het in de memorie van grieven genoemde bedrag van € 97,69 terzake van een levensverzekering bij Reaal, een beleggingsverzekering betrof die was gekoppeld aan het krediet bij DSB. Deze verduidelijking en nadere toelichting komen overeen met de toelichting en berekening van [appellanten], overgelegd als productie 1 bij memorie van grieven. Verder heeft [appellanten] zijn in eerste aanleg naar voren gebrachte stelling dat Afab had moeten begrijpen dat die lage rente wel moest oplopen, tijdens die comparitie herhaald.
Nu Afab tijdens de comparitie geen inhoudelijk bezwaar heeft gemaakt tegen deze aanvulling c.q. verduidelijking van de stellingen in hoger beroep en daartegen zonder voorbehoud inhoudelijk verweer heeft gevoerd, zal het hof deze stellingen van [appellanten] en het verweer van Afab daartegen in zijn beoordeling betrekken.
€ 55.532,-. Daarom was zij ermee bekend, althans diende zij redelijkerwijze bekend te zijn met het feit dat het door haar als uitgangspunt genomen rentetarief van € 127,09 ongeveer overeenkwam met een effectieve rente van 2,7-2,9 %. Gelet op de hoogte van het krediet en het feit dat het hier een consumptief krediet betrof, had Afab redelijkerwijze moeten begrijpen dat dit een abnormaal lage rente betrof en dat de rentelasten nog zouden oplopen. Het had dan ook, gelet op haar kennis en ervaring als tussenpersoon en de hiervoor beschreven zorgplicht, op haar weg gelegen om bij [appellanten] navraag te doen of dit percentage correct was en om gegevens op te vragen omtrent de in de naaste toekomst te verwachten rentelasten behorend bij dit krediet. Indien Afab nader onderzoek had gedaan, dan had zij uit de door [appellanten] in deze procedure overgelegde kredietovereenkomst kunnen afleiden dat in het eerste jaar een actierente gold, maar dat de rente vanaf eind november 2007 zou oplopen tot een effectieve rente van 5,2 %, hetgeen ongeveer overeenkomt met de door [appellant sub 1] gestelde maandlast van € 231,-. Verder had zij daaruit redelijkerwijze moeten afleiden dat op [appellanten] nog een maandelijkse aflossings- c.q. premieverplichting rustte van € 97,69. De totale maandlasten voor het krediet bij DSB kwamen dan uit op € 328,69 per maand (€ 231,- + € 97,69). Van dit bedrag had Afab dan ook bij haar berekening in ieder geval dienen uit te gaan. Het betoog van Afab dat zij uitsluitend met de lasten die destijds bestonden rekening behoefde te houden en niet met een latere stijging, wordt verworpen, omdat de kredietovereenkomst met de Nederlandse Voorschotbank op 29 oktober 2007 was afgesloten en de lasten voor het krediet bij DSB nog geen maand later reeds opliepen. Het lag dan op de weg van Afab om rekening te houden met een verdergaande stijging, die immers vrijwel direct van invloed was op de financieringsruimte van [appellanten]
€ 250,- en het normbedrag voor levensonderhoud van € 1.000,-.
norm levensonderhoud - € 1.000,-
netto woonlasten - € 250,-
€ 289,31 x 50 bedragen, dus: € 14.465,50,-. Vaststaat echter dat Afab een krediet van
€ 25.000,- heeft verstrekt waarvan € 16.500,- is aangewend voor de herfinanciering van het (toen nog lopende) krediet bij Defam. In feite kwam het door Afab verstrekte krediet erop neer dat aan [appellanten] een extra kredietruimte van € 8.500,- (€ 25.000,- minus
Afab heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen schade is, omdat een deel van het krediet is besteed aan oversluiting van een bestaand krediet (tegen wellicht een gunstigere rente) en een deel is besteed aan de verbetering van de woning.
€ 16.500,- en de daarover betaalde en nog verschuldigde rente niet als schade dient te worden aangemerkt, aangezien dit bedrag betrekking heeft op de herfinanciering van een reeds lopend krediet bij Defam.
Partijen verschillen van mening over de volgende schadeposten:
(i) het extra opgenomen krediet van € 8.500,-;
(ii) de over € 8.500 betaalde en nog verschuldigde rente.
Het hof is van oordeel dat het opgenomen bedrag van € 8.500,- niet als schade kan worden aangemerkt. Tegenover de schuld die voor [appellant sub 1] is ontstaan staat immers een actief van € 8.500,-, dat [appellant sub 1] ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Van schade is daarom geen sprake. Het bedrag van € 8.500,- komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
De door [appellanten] reeds betaalde rentetermijnen en nog verschuldigde rentetermijnen over het opgenomen kredietbedrag van € 8.500,- vormen wel schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Nu Afab geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot een vermindering van de schadevergoedingsplicht kunnen leiden, zal het hof Afab veroordelen de hiervoor genoemde schade aan [appellanten] te vergoeden. Het hof realiseert zich dat deze rente gemakkelijk de hoofdsom van € 8.500,- kan overschrijden, maar het is aan Afab om dit probleem bij de financier op te lossen.
3.De slotsom
€ 157,93
€ 1.061,93
€ 374,81
€ 2.162,81
4.De beslissing
€ 70,- aan de advocaat van [appellanten] wegens diens eigen aandeel in het griffierecht, en