ECLI:NL:GHARL:2013:6823
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- L.M. Croes
- Ch.E. Bethlem
- M. van Hooijdonk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van een maatschap in haar vordering wegens gebrek aan rechtsbevoegdheid
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 september 2013, staat de ontvankelijkheid van een maatschap in haar vordering centraal. De appellante, een maatschap naar burgerlijk recht, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin haar vordering werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de maatschap niet onder de juiste naam deelnam aan het rechtsverkeer, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de vordering.
De procedure in hoger beroep begon met een dagvaarding op 14 juni 2011, gevolgd door een memorie van grieven en een memorie van antwoord. Tijdens de pleidooien op 8 juli 2013 werd de zaak verder toegelicht. Het hof baseerde zich op de feiten zoals vastgesteld in eerdere vonnissen en de correspondentie tussen partijen. De kern van het geschil was of de appellante, die werkzaamheden had verricht in opdracht van de geïntimeerde, recht had op betaling van onbetaalde facturen.
Het hof concludeerde dat de appellante niet onder de naam waaronder zij procedeerde, deelnam aan het rechtsverkeer. Dit werd onderbouwd door de correspondentie en documenten die geen melding maakten van de appellante onder de juiste naam. Het hof oordeelde dat de verwarring omtrent de identiteit van de eisende partij niet was opgelost, en dat de appellante niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering. De kosten van het geding werden aan de appellante opgelegd, zowel voor de eerste aanleg als voor het hoger beroep.
Het arrest benadrukt de noodzaak voor maatschappen om duidelijk onder hun eigen naam aan het rechtsverkeer deel te nemen, en bevestigt de bestaande rechtspraak over de ontvankelijkheid van vorderingen door maatschappen.