ECLI:NL:GHARL:2013:6810
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verjaring van bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van rente en rechtsverwerking in civiele procedure
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van rente en de vraag of er sprake is van rechtsverwerking. De appellant, een natuurlijke persoon, had bij de ABN Amro Bank N.V. een privé rekening en een flexibel krediet. Na het niet nakomen van betalingsverplichtingen door de appellant, heeft de bank hem gedagvaard. De rechtbank heeft de appellant bij verstekvonnis veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag, maar de appellant heeft hiertegen verzet aangetekend. Het hof heeft in hoger beroep de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld en vastgesteld dat de appellant niet tijdig op de hoogte was van de veroordeling, waardoor hij terecht in zijn verzet is ontvangen. De appellant heeft ook grieven ingediend tegen de vordering van de bank, waaronder het ontbreken van bewijs van de onderliggende overeenkomsten. Het hof oordeelt dat de bank voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering, ondanks het ontbreken van de originele overeenkomsten. De appellant heeft verder aangevoerd dat hij zijn schulden al had afgelost, maar het hof oordeelt dat de bewijslast bij de appellant ligt. De appellant heeft geen overtuigend bewijs geleverd voor zijn stelling dat de schulden zijn voldaan. Het hof concludeert dat de verjaringstermijnen voor de rente zijn gestuit door een deurwaardersbrief, maar dat de appellant niet kan worden gehoord in zijn beroep op verjaring omdat hij de bank heeft belemmerd in de executie door zijn adres niet bekend te maken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de appellant zich kan uitlaten over de relevante punten.