Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ABB B.V.,
ABB Ltd.,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidTenneT TSO B.V.,
Saranne B.V.,
1.Het geding in eerste aanleg
26 oktober 2011, 16 mei 2012 en1 augustus 2012 die de rechtbank Arnhem en van
16 januari 2013 dat de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem, tussen ABB c.s. als
(mede-)gedaagden en TenneT c.s. als eiseressen heeft gewezen. Het vonnis van 16 januari 2013 is gepubliceerd onder LJN: BZ0403.
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in het incident
26 oktober 2011 en 16 januari 2013, hebben ABB c.s. bij incidentele vordering gevorderd dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 16 januari 2013 wordt geschorst op grond van artikel 351 Rv.
Voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is plaats indien het hof van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de gebruikmaking van zijn bevoegdheid om, in afwachting van de uitslag van het hoger beroep, tot tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis over te gaan. Dat laatste zal zich in ieder geval voordoen als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor de onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
terughoudender kunnen en in het licht van het partijdebat en het beginsel van hoor en wederhoor ook moeten zijn dan hiervoor onder 3.8 omschreven (zie in die zin ook
HR 1 maart 2013, NJ 2013, 142). In verband met haar oordelen over de vraag of en zo ja, in welke mate de kartelafspraken van invloed zijn geweest op de door TenneT c.s. voor de GGS-installatie betaalde prijs en over eventuele voordeelsverrekening heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.29 onderscheidenlijk 4.32 vermeld dat ABB c.s. ter zake in de schadestaatprocedure, kort gezegd, tot verder verweer/toelichting in de gelegenheid zullen worden gesteld. De in rechtsoverweging 4.30 door de rechtbank gebruikte bewoordingen, hiervoor aangehaald onder 3.8 (‘… dit verweer faalt in elk geval reeds in zoverre …’), missen echter die ruimte voor ABB c.s. Met deze overweging lijkt de rechtbank het passing-on verweer immers al te hebben verworpen. Ook TenneT c.s. beschouwen rechtsoverweging 4.30 als een bindende eindbeslissing, zo is het hof tijdens het pleidooi in dit incident gebleken. Bovendien heeft de rechtbank haar oordeel in het eindvonnis, naar daaruit blijkt, onmiskenbaar mede gebaseerd op het rapport van [naam economisch adviesbureau], waarover ABB c.s. zich nog niet voldoende konden uitlaten. Met een en ander is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. ABB c.s. hadden een dergelijk verstrekkend oordeel bij het prijsgeven van hun verzoek eerst te dupliceren en op het rapport van [naam economisch adviesbureau] te reageren, onder instemming met de beperking van de door TenneT c.s. ingestelde eis tot een verklaring voor recht en verwijzing naar de schadestaatprocedure, niet behoeven te verwachten.
4.Slotsom
5.De beslissing
roldatum 8 oktober 2013voor memorie van grieven;