Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…) bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:I. het tussen partijen op 29 december 2011 door de voorzieningenrechter (…) gewezen vonnis, waarvan appel, te vernietigen;
3.De feiten
- saldo in depot onder notaris [A te X], vermeerderd met rentebijschrijvingen en verminderd met depotkosten,
- huidig saldo op de Rabo basisrekening [rekeningnummer 1]
- huidig saldo op de Rabo Internet bonus spaarrekening [rekeningnummer 2], evenwel met dien verstande dat uit bovengenoemd totaalsaldo éérst worden voldaan, ten laste van beide partijen gezamenlijk:
- de schuld van partijen ad EUR 21.827,- aan [Y 1] Accountants,
- de bijstandschuld van [appellante] ad EUR 8.371,- over de huwelijkse periode van partijen aan de gemeente Kampen,
4.2 deelt toe aan ieder van partijen de helft van de opbrengst van het melkquotum,
- de schulden aan [F sr.] te [woonplaats 2],
- de geldvordering ad EUR 72.000,- van [F jr.],
- de leningen aan de Rabobank onder de nummers 3483.930.659 en 705,
- de (fiscale) schulden over de huwelijkse periode en de fiscale en overige schulden terzake (liquidatie van) de maatschap [D] & Zoon,
de nahuwelijkse periode,
4.De procedure en de beoordeling van het geschil in eerste aanleg
I. primair: zal bepalen dat het door [appellante] op 14 november 2011 ten laste van [geïntimeerde] onder de stichting "Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Te Biesebeek B.V." uit hoofde van het hiervoor op 20 april 2011 door de rechtbank Zwolle-Lelystad gewezen vonnis gelegde executoriale derdenbeslag wordt opgeheven, althans, subsidiair, dat dit beslag na betaling door [geïntimeerde] aan [appellante] van een bedrag van € 18.367,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2011 tot de dag der voldoening, zal worden opgeheven;
II. [appellante] zal veroordelen om aan [geïntimeerde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een opgave van de saldi van de bij de Rabobank aangehouden rekeningen, geadministreerd onder nummer [rekeningnummers], en van de sinds 1 maart 2007 tot aan de betekening van dit vonnis op deze rekeningen doorgevoerde betalingsmutaties, te verstrekken en zulks onderbouwd en gestaafd met bankafschriften, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag voor iedere dag dat [appellante] met nakoming hiervan in gebreke blijft;
III. [appellante] zal veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de Rabobank onvoorwaardelijk en schriftelijk opdracht te geven onverwijld aan [geïntimeerde] op een nog door hem op te geven rekeningnummer uit te betalen de helft van de door Rabobank op de hiervoor genoemde rekeningen aangehouden saldi - waarvan de totale omvang is vast te stellen op de somma van minimaal € 149.000,-, op welke betaling zo nodig ten titel van verrekening in mindering kan strekken de somma van € 18.367,-, en zulks op straffe van een door [appellante] aan [geïntimeerde] te verbeuren dwangsom van € 2.500,- per dag voor iedere dag dat [appellante] daarmee in gebreke blijft;
IV. [appellante] zal veroordelen in de kosten van dit geding.
- bepaald dat het door [appellante] op 14 november 2011 ten laste van [geïntimeerde] onder de stichting "Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Te Biesebeek B.V." uit hoofde van het hiervoor op 20 april 2011 door de rechtbank Zwolle-Lelystad gewezen vonnis gelegde executoriale derdenbeslag wordt opgeheven;
- [appellante] veroordeeld om aan [geïntimeerde] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis opgave te verstrekken van de sinds 1 maart 2007 tot aan de betekening van het vonnis op de bij de Rabobank aangehouden rekeningen, geadministreerd onder nummer [rekeningnummers], doorgevoerde betalingsmutaties, zulks onderbouwd en gestaafd met kopieën van bankafschriften, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat [appellante] met nakoming hiervan in gebreke blijft met een maximum van € 50.000,-;
- [appellante] veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de Rabobank onvoorwaardelijk en schriftelijk opdracht te geven onverwijld aan [geïntimeerde] op een nog door hem op te geven rekeningnummer uit te betalen de helft van het meerdere boven € 44.836,- van de door Rabobank op de hiervoor genoemde rekeningen aangehouden saldi op welke betaling ten titel van verrekening in mindering wordt gebracht de somma van € 18.367,- en zulks op straffe van een door [appellante] aan [geïntimeerde] te verbeuren dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat [appellante] daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 50.000,-.
De voorzieningenrechter heeft het vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
In reconventie heeft de voorzieningenrechter [appellante] niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.
De proceskosten zijn zowel in conventie als in reconventie tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.Geen eis in reconventie in hoger beroep
De voorzieningenrechter heeft [appellante] in deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
Voor zover [appellante] tegen die beslissing opkomt, strandt haar grief hierop dat [appellante] haar eis in reconventie niet conform artikel 7.2 van het procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie uiterlijk 24 uur voor de mondelinge behandeling schriftelijk aan de wederpartij en aan de voorzieningenrechter heeft meegedeeld, terwijl de voorzieningenrechter op juiste gronden heeft geoordeeld dat geen aanleiding bestaat om van deze regel af te wijken. Verder kan ingevolge artikel 353 lid 1, laatste zinsnede Rv in hoger beroep geen eis in reconventie worden ingesteld.
6.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
elf grievenopgeworpen. Nu [appellante] in haar reconventionele vorderingen niet-ontvankelijk zal worden verklaard faalt haar daarop gerichte
elfde griefen spitst het geschil zich in hoger beroep nog toe op de volgende punten: de opheffing van het executoriale derdenbeslag, opgave van de op de Rabobankrekeningen doorgevoerde mutaties en het uitbetalen van de tegoeden op de Rabobankrekeningen. Het hof zal deze punten achtereenvolgens bespreken.
eerste en tweede griefstelt [appellante] de vraag aan de orde of het derdenbeslag onder de Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Te Biesebeek B.V. terecht door de voorzieningenrechter is opgeheven.
derde tot en met zevende griefop tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat zij binnen zeven dagen na betekening van het vonnis opgave dient te verstrekken van de sinds 1 maart 2007 tot aan de betekening van het vonnis op de bij de Rabobankrekeningen doorgevoerde mutaties, zulks onderbouwd en gestaafd met kopieën van bankafschriften, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat [appellante] met nakoming hiervan in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,-.
[appellante] blijft evenwel belang houden bij een inhoudelijke beoordeling van haar grieven indien er over de inmiddels verstreken periode dwangsommen verschuldigd zijn geworden. Dat zou tot gevolg hebben dat het hof, ook al bestaat geen belang meer bij de vernietiging van de toewijzing van deze vordering, niettemin zal hebben te onderzoeken of de vordering van [geïntimeerde] door de voorzieningenrechter al dan niet terecht is toegewezen, omdat van dit oordeel afhankelijk is of de veroordeling van [appellante] op straffe van een dwangsom ten tijde van het vonnis in eerste aanleg gerechtvaardigd was.
grieven 3 tot en met 7falen.
achtste griefkomt [appellante] op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [appellante] gehouden is de helft van het meerdere boven € 44.836,- van de saldi op de Rabobankrekeningen aan [geïntimeerde] uit te betalen. [appellante] stelt dat deze uit het vonnis van 20 april 2011 voortvloeiende schuld aan derden op deze wijze voor de helft voor rekening komt van [appellante], terwijl de rechtbank in het vonnis in de bodemprocedure d.d. 20 april 2011 heeft overwogen en beslist dat deze schuld geheel voor rekening van [geïntimeerde] komt en zij [geïntimeerde] tot de betaling van die schuld veroordeeld heeft.
Nu in het vonnis van 20 april 2011 is geoordeeld dat het 'huidig saldo' van de Rabobankrekeningen tussen partijen verdeeld dient te worden, dienen daarbij de saldi van deze rekeningen op 20 april 2011 tot uitgangspunt te worden genomen. Blijkens het e‑mailbericht van de heer [G] van Bijzonder Beheer Particulieren Rabobank IJsseldelta, bedroeg het totaalsaldo van deze rekeningen op 20 april 2011 € 147.639,49 zodat dit bedrag tot uitgangspunt heeft te dienen. Van het bedrag van € 147.639,49 komt aan beide partijen toe een bedrag van € 73.819,74. Op het aan [geïntimeerde] toekomende bedrag strekt vervolgens in mindering de vordering van [appellante] ad € 18.367,-, terwijl [appellante] gelet op het vorenoverwogene het bedrag van € 44.836,- thans nog niet aan [geïntimeerde] uit behoeft te keren. Op dit moment kan [geïntimeerde] derhalve aanspraak maken op een bedrag van € 10.616,74.
grief 9stelt [appellante] zich op het standpunt dat bij de verrekening van het bedrag van € 18.367,- ten onrechte geen rekening is gehouden met de wettelijke rente die [appellante] toekomt op grond van het onder 4.7 weergegeven oordeel van de rechtbank in haar vonnis van 20 april 2011.
tiende griefvan [appellante] houdt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte een dwangsom heeft verbonden aan de veroordeling van [appellante] inzake het afwikkelen van de banksaldi. [appellante] is van mening dat deze veroordeling de betaling van een geldsom inhoudt, zodat op grond van artikel 611a Rv aan deze veroordeling geen dwangsom verbonden kon worden.