18 februari 2000
Eerste Kamer
Nr. C98/213HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN ONROERENDE GOEDEREN "AMSTERDAM-SEMARANG" B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr P. Garretsen,
1. [verweerder 1], wonende te Dongen,
2. [verweerder 2], wonende te Tilburg,
3. H.M.C. VAN TUIJN, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator van [onder curatele gestelde], wonende te [woonplaats],
4. [erfgename 1], wonende te [woonplaats], Spanje,
5. [erfgename 2], wonende te [woonplaats], België,
6. [erfgename 3], wonende te [woonplaats], Australië,
7. [erfgenaam 4], wonende te [woonplaats], Madagaskar,
8. [erfgenaam 5], wonende te [woonplaats], Spanje,
9. [erfgename 6], wonende te [woonplaats], Spanje,
10. [erfgenaam 7], wonende te [woonplaats], Spanje,
sub 4 tot en met 10 in hun hoedanigheid van erfgenamen onder het voorrecht van boedelbeschrijving van wijlen [overledene],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Amsem - heeft bij exploit van 23 december 1997 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerders] en de [erfgenamen] - in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Amsterdam en ten aanzien van [verweerders] gevorderd:
Primair: het executoriaal beslag dat [verweerders] hebben doen leggen op de in het lichaam van de dagvaarding genoemde onroerende zaken op te heffen;
Subsidiair: het executoriaal beslag dat [verweerders] hebben doen leggen op die onroerende zaken op te heffen tegen betaling door Amsem van de kosten van de beslaglegging;
meer subsidiair: het executoriaal beslag dat [verweerders] hebben doen leggen op die onroerende zaken ten aanzien van het appartement [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats] sectie [nummer] op te heffen, althans een zodanige voorziening te treffen als de President in het belang van Amsem vermeent te behoren;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair: [verweerders] te veroordelen in de kosten van deze procedure aan de zijde van Amsem gevallen, alsmede in de kosten van de [erfgenamen],
en ten aanzien van de [erfgenamen]: de [erfgenamen] te veroordelen om de beslissing zoals die geldt ten aanzien van [verweerders] te gehengen en te gedogen.
[Verweerders] hebben de vorderingen bestreden en de [erfgenamen] hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de President.
De President heeft bij vonnis van 29 januari 1998 de gevraagde voorzieningen geweigerd.
Tegen dit vonnis heeft Amsem hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 28 mei 1998 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Amsem beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerders] en de [erfgenamen] is verstek verleend.
Amsem heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen falen op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Amsem in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] en de [erfgenamen] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Roelvink als voorzitter en de raadsheren Heemskerk, Herrmann, Van der Putt-Lauwers en De Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 18 februari 2000.