ECLI:NL:RBAMS:2021:1119

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
9002336 WM VERZ 21-252
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het begrip 'vasthouden' van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden in het kader van verkeersveiligheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden, in strijd met artikel 61a van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De betrokkene had op 23 november 2020 op de Rijksweg A10 te Amsterdam een verkeersgedraging begaan, waarbij hij zijn mobiele telefoon op schoot had liggen terwijl hij aan het rijden was. De betrokkene betwistte de gedraging en stelde dat hij de telefoon niet vasthield, maar dat deze op zijn schoot lag en het hoesje gesloten was.

De kantonrechter overwoog dat het begrip 'vasthouden' in de zin van artikel 61a RVV 1990 ruim moet worden uitgelegd, met het oog op verkeersveiligheid en handhaving. De rechter verwees naar relevante jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waaruit blijkt dat verschillende vormen van het gebruik van een mobiel elektronisch apparaat onder het begrip 'vasthouden' kunnen vallen. De kantonrechter concludeerde dat het rusten van de telefoon op het been van de betrokkene een zekere mate van fysieke inspanning vereist om contact met het apparaat te behouden, wat valt onder het verbod van 'vasthouden'.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond, omdat de sanctie terecht was opgelegd. De rechter benadrukte dat het niet relevant is of de telefoon vergrendeld was of dat het hoesje gesloten was; het enkele feit dat de telefoon werd vastgehouden, is voldoende om de sanctie te rechtvaardigen. De betrokkene werd in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de sanctie meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. C.W. Inden
zaaknummer: 9002336 WM VERZ 21-252
beslissing van: 2 maart 2021
func.: 42365
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 2 maart 2021 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 21 december 2020 en is gericht tegen de beslissing van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1995.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 9 december 2020 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 2 maart 2021, voor welke zitting partijen zijn opgeroepen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten dat de bestuurder van het motorvoertuig, met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat heeft vastgehouden. De gedraging is geconstateerd op de Rijksweg A10, ter hoogte van hectometerpaal 24.9, te Amsterdam op 23 november 2020.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Betrokkene betwist de gedraging te hebben verricht. Op de door verweerder bijgevoegde foto’s is immers duidelijk te zien dat betrokkene zijn telefoon niet vasthield, maar dat deze op zijn schoot lag. Ook is op de foto te zien dat het telefoonhoesje dichtgeklapt zat, waarmee wordt aangetoond dat betrokkene de telefoon tevens niet in gebruik had. Gelet hierop, dient naar het oordeel van de betrokkene de sanctie te worden vernietigd.
4. Het volgende wordt overwogen.
5. In het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht wordt het volgende door de verbalisant verklaard:
“Ik, verbalisant, zag met een camerasysteem op basis van drie beelden dat de bestuurder van een voertuig tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat dat gebruikt kan worden voor communicatie of informatieverwerking vasthield. Ik heb daarbij duidelijk en onbelemmerd in het voertuig kunnen kijken. Doordat de overtreding met een camerasysteem is geconstateerd bestond er geen mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder. Daarom is er op kenteken bekeurd.”
6. Ter motivering van het standpunt heeft verweerder foto’s van de verweten gedraging overgelegd.
7. Betrokkene stelt zich op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld dat de verweten gedraging is verricht, nu zijn mobiele telefoon op zijn schoot rustte en hij deze niet in zijn hand vasthield. In de onderhavige zaak is aan de orde of sprake is van handelen in strijd met hetgeen in artikel 61a van het RVV is bepaald, namelijk dat het voor bestuurders van onder meer motorvoertuigen verboden is tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vast te houden.
8. De kantonrechter overweegt het volgende. Het begrip ‘vasthouden’ in de zin van artikel 61a van het RVV 1990 dient, onder verwijzing naar relevante jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (zie onder meer de uitspraak van 2 mei 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:3138), met het oog op de verkeersveiligheid en mogelijkheid tot handhaving, ruim te worden uitgelegd. Uit deze jurisprudentie volgt dat verschillende vormen van het gebruik van een mobiel elektronisch apparaat onder het begrip ‘vasthouden’ kunnen worden gebracht.
9. Op grond van deze ruime uitleg van het begrip ‘vasthouden’, is de kantonrechter van oordeel dat ook in de onderhavige zaak sprake is van het ‘vasthouden’ als bedoeld in artikel 61a van het RVV 1990. Het tijdens het rijden laten rusten van een mobiele telefoon op het been vergt immers een zekere mate van fysieke inspanning teneinde lichamelijk contact met het apparaat te behouden.
10. Gelet op het vorenstaande, is naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam komen vast te staan dat de verweten gedraging is verricht. Niet kan worden gesteld dat de sanctie ten onrechte is opgelegd. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
11. Daarbij wordt opgemerkt dat de omstandigheid dat de telefoon mogelijk was vergrendeld, dan wel dat het hoesje om de telefoon was dichtgeklapt, niet kan leiden tot een ander oordeel. De kantonrechter stelt dat enkel het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat verboden is, daarbij is niet van belang of daarmee ook daadwerkelijk is gebeld of op andere wijze van het apparaat gebruik is gemaakt.
11. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:

- verklaart het beroep ongegrond.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.