ECLI:NL:GHARL:2013:2495

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.096.837
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van geslachtsnaam van minderjarigen in het kader van een verzoek van ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een verzoek van ouders tot wijziging van de geslachtsnaam van hun minderjarige kinderen. De ouders, aangeduid als 'de moeder' en 'de vader', hebben een verzoek ingediend om de geslachtsnaam van hun vierde kind, geboren op [geboortedatum] 2012, te wijzigen naar de geslachtsnaam van de vader, '[achternaam]'. Dit verzoek is gedaan in het kader van een eerder gedane beschikking van het hof op 14 februari 2013, waarin de ouders al een verzoek hadden ingediend. Het hof heeft in deze beschikking overwogen dat de geslachtsnaam van de kinderen in overeenstemming moet zijn met de naam van de vader, die inmiddels het Nederlanderschap heeft verkregen. De bijzondere curator, mr. G.R. Dorhout-Tielken, heeft ook ingestemd met het verzoek tot geslachtsnaamwijziging. Het hof heeft de belangen van de ouders en de kinderen afgewogen en geconcludeerd dat de wijziging van de geslachtsnaam niet in strijd is met de belangen van het maatschappelijk verkeer. De beslissing van het hof is gebaseerd op de uitgangspunten van het naamrecht, waarbij gelijke behandeling van man en vrouw en de eenheid van het gezin voorop staan. Het hof heeft de ambtenaren van de burgerlijke stand van de gemeenten [Plaats 1] en [Plaats 2] verzocht om te reageren op de zienswijze van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Soest, en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.096.837
(zaaknummers rechtbank Utrecht 296838 en 306762)
beschikking van de familiekamer van 11 april 2013
inzake
[verzoekster], en
[verzoeker],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
verder afzonderlijk te noemen “de moeder” en “de vader” of “de man”
en gezamenlijk te noemen “de ouders”,
advocaat: mr. J.F.W. Veraar, te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Mr. G.R. Dorhout-Tielken,
kantoorhoudende te Soest,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator
over de minderjarigen [kind 1], [kind 2] en [kind 3],
verder ook te noemen “de bijzondere curator”.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft op 14 februari 2013 een tussenbeschikking gegeven en neemt de inhoud van die beschikking hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een brief met bijlagen van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Soest van 26 februari 2013, ingekomen op 27 februari 2013;
  • een brief van mr. Veraar van 28 februari 2013, ingekomen op 1 maart 2013;
  • een brief van mr. Dorhout-Tielken van 4 maart 2013, ingekomen op 5 maart 2013.
1.3
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (
Staatsblad2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de beschikking van 14 februari 2013, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
Het hof is voornemens - in navolging van de zienswijze van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Soest - het voor het eerst bij brief van 28 februari 2013 gedane verzoek van mr. Veraar om het op [geboortedatum] 2012 geboren vierde kind van de ouders, [kind 4], ten aanzien van wie thans in de geboorteakte een “-” als geslachtsnaam wordt vermeld, in navolging van de drie andere kinderen van de ouders de geslachtsnaam “[achternaam]” te geven, af te wijzen, nu een daartoe strekkend verzoek op grond van artikel 1:7 lid 2 BW bij de Koning moet worden ingediend.
2.3
In de beschikking van 14 februari 2013 heeft het hof, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
4.6
Het hof is voorlopig van oordeel dat artikel 1:7 lid 4 BW in dit geval buiten toepassing moet blijven en de geslachtsnaam van de kinderen op de voet van artikel 1:5 lid 2 BW dient te worden gewijzigd in de geslachtsnaam van de vader. Het hof overweegt daartoe het volgende.
De uitgangspunten van het naamrecht zijn:a. de gelijke behandeling van man en vrouw en van kinderen staande en buiten het huwelijk geboren;b. meer keuzevrijheid in het naamrecht;c. rekening houden met de belangen van het maatschappelijk verkeer en met die van een goed functionerende overheidsorganisatie;d. rekening houden met de eenheid van het gezin, voor zover die tot uitdrukking komt in de naam.De door de ouders gewenste geslachtsnaamwijziging acht het hof in dit geval in overeenstemming met bovenstaande uitgangspunten. Beide ouders, die in gezinsverband met elkaar en de kinderen leven, wensen de geslachtsnaamwijziging. De bijzondere curator heeft verklaard in te stemmen met het verzoek tot geslachtsnaamwijziging. Deze wijziging is naar het oordeel van het hof niet in strijd met de belangen van het maatschappelijk verkeer en die van een goed functionerende overheidsorganisatie, nu aan de vader bij Koninklijk Besluit van 21 september 2012 (nr. 12002195) het Nederlanderschap is verleend, waarbij is bepaald dat de geslachtsnaam van de vader “Habameh” en zijn voornaam ”Mohamed” is. Hierbij komt dat de wetgever, zoals de rechtbank ook overweegt, met artikel 1:7 lid 4 BW beoogde te verhinderen dat bij erkenning de bij Koninklijk Besluit gewijzigde geslachtsnaam van het onwettige kind zou worden vervangen door die van de erkenner ook al hebben deze en de moeder geen gezinsverband met elkaar, welk geval zich echter in deze zaak blijkens het hiervoor overwogene niet voordoet.
Tevens acht het hof artikel 1:7 lid 4 BW in het onderhavige geval onverenigbaar met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), nu toepassing van artikel 1:7 lid 4 BW ertoe zou leiden dat naamskeuze niet mogelijk is. Een inmenging in het privé- en gezinsleven - waartoe ook het naamrecht behoort - is volgens het tweede lid van artikel 8 EVRM slechts toegestaan voor zover dit bij de wet is voorzien én in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Nu de vader inmiddels het Nederlanderschap heeft verkregen, zijn voornaam en een geslachtsnaam zijn vastgesteld, verzet het belang van de openbare veiligheid en het voorkomen van wanordelijkheden zich niet langer tegen een geslachtsnaamwijziging. Ook voor het overige valt niet in te zien dat een geslachtsnaamwijziging ontoelaatbaar is, zodat een inmenging in dit geval niet noodzakelijk moet worden geacht op grond van (één van) de in artikel 8 lid 2 EVRM genoemde belangen.
4.7
Anders dan ten tijde van de bestreden beschikking heeft inmiddels de naturalisatie van de vader tot Nederlander plaatsgevonden (zie onder 3.7). Het door de rechtbank gesignaleerde probleem dat niet duidelijk is wat de geslachtsnaam van de man na naturalisatie zal zijn, bestaat dan ook niet meer. Dit brengt het hof tot het voorlopig oordeel dat het verzoek van de ouders thans wel voor toewijzing in aanmerking komt.
2.4
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Soest heeft geadviseerd de geslachtsnaam van de drie kinderen van de ouders in die van de vader te wijzigen, met welk advies de ouders en de bijzondere curator zich kunnen verenigen. Nu de ambtenaren van de burgerlijke stand van de gemeenten waarin deze kinderen zijn geboren, [Plaats 1] en [Plaats 2], bij inwilliging van het verzoek van de ouders tot wijziging van de geslachtsnaam van de kinderen hun medewerking dienen te verlenen om bij akte latere vermelding de geslachtsnaam van de kinderen te wijzigen in “[achternaam]”, zal het hof hen verzoeken schriftelijk te reageren op de zienswijze van de abs van de gemeente Soest en op het voorlopig oordeel van het hof.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verzoekt de ambtenaren van de burgerlijke stand van de gemeenten [Plaats 1] en [Plaats 2]
vóór 9 mei 2013te reageren op de bij brief van 26 februari 2013 ingediende zienswijze van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Soest en op het voorlopig oordeel van het hof zoals hiervoor weergegeven in 2.2 en 2.3, met een afschrift aan de advocaat van de ouders, de bijzondere curator en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Soest;
stelt de advocaat van de ouders, de bijzondere curator en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Soest in de gelegenheid tot uiterlijk
23 mei 2013te reageren op de schriftelijke zienswijzen van de ambtenaren van de burgerlijke stand van de gemeenten [Plaats 1] en [Plaats 2];
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. van der Beek, C.J. Laurentius-Kooter en
B.F. Keulen, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier en is op 11 april 2013 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.