ECLI:NL:GHARL:2013:10378

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2013
Publicatiedatum
20 februari 2014
Zaaknummer
107.001.768-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van verzekeringsovereenkomst en deskundigenrapport in geschil over schadevergoeding voor windturbine

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen [appellant], de eigenaar van een windturbine, en Chubb Insurance Comp. of Europe SA, de verzekeraar. De zaak betreft de uitleg van de verzekeringsovereenkomst en de vraag of de schade aan de windturbine gedekt is onder de polisvoorwaarden. De appellant had schade geleden aan zijn windturbine, die werd veroorzaakt door materiaalmoeheid en ontwerpfouten. De deskundige, Ing. J. van Egmond van Quality in Wind, werd ingeschakeld om de schade en de kosten van herstel te beoordelen. Het hof oordeelde dat de deskundige deugdelijk gemotiveerd en onderbouwd was in zijn rapport. Het hof kwam tot de conclusie dat de kosten voor de vervanging van de snelle-as-lagers en de stilstandschade hoger waren dan eerder geraamd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de reparatie uiterlijk in november 2000 had moeten plaatsvinden, maar het hof oordeelde dat de deskundige overtuigend had aangetoond dat de schade eerder had moeten worden hersteld. Het hof heeft de schadevergoeding vastgesteld op een totaalbedrag van € 42.500,-, inclusief wettelijke rente. De kosten van het deskundigenbericht en de akte na deskundigenbericht werden ook aan de appellant vergoed. Het hof verklaarde [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen eerdere tussenvonnissen, maar vernietigde het dictum van de rechtbank en deed opnieuw recht. De grieven in het incidenteel appel van Chubb werden verworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 107.001.768/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 83814/HA ZA 03-205)
arrest van de tweede kamer van 18 februari 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M. Trouwborst, kantoorhoudend te Middelharnis,
tegen
Chubb Insurance Comp. of Europe SA,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Chubb,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert, kantoorhoudend te Rotterdam.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 12 juni 2012 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- het deskundigenbericht van Quality in Wind d.d. 6 november 2012;
- de begrotingsbeschikking van het hof Arnhem, locatie Leeuwarden, d.d. 11 december 2012;
- een akte uitlating deskundigenbericht van [appellant];
- een akte uitlating deskundigenbericht van Chubb.
1.2
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij genoemd tussenarrest van 12 juni 2012 heeft het hof tot deskundige benoemd: Ing. J. van Egmond van Quality in Wind (hierna: de deskundige), teneinde een (aanvullend) onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:
a.  Geven de bevindingen en stellingen in de brief van 4 juli 2007 en het rapport van 22 juni 2007 van Mecal Applied Mechanics B.V. omtrent de kosten van herstel van de Tacke TW600kW windturbine van [appellant] en de daarmee gepaard gaande stilstandschade U aanleiding om geheel of gedeeltelijk terug te komen van het door U op 29 september 2005 aan de rechtbank Zwolle-Lelystad uitgebrachte deskundigenrapport, met name voor zover dit betrekking heeft op de kosten van de noodzakelijke reparaties en de daarmee gepaard gaande stilstandschade, alsmede van hetgeen door U is verklaard op 19 juni 2006 aan de rechtbank Zwolle-Lelystad, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van 19 juni 2006?
b. Geeft het voorgaande u overigens aanleiding tot het maken van opmerkingen betreffende de genoemde kosten van de noodzakelijke reparaties en de daarmee gepaard gaande stilstandschade?
2.2
Vooropgesteld wordt dat de deskundige bij zijn onderzoek [A] Elektro- & Windtechniek GmbH te Husum (hierna: [A]) heeft ingeschakeld. De deskundige licht zijn keuze voor dit bedrijf als volgt toe (zie bijlage 1 bij het rapport):
"[A] te Husum is een gespecialiseerd onderhoudsbedrijf
dat meer dan 20 jaar actief is binnen de windindustrie. Met name voor de Tacke -later Enron en
GE-Wind geheten- windturbines heeft het een goede reputatie, vooral binnen Duitsland, maar
ook in het buitenland. [A] heeft 20 man in dienst en heeft dochterbedrijven in Canada en
Polen. [A] heeft momenteel ca. 110 Tacke/Enron/GE Wind turbines in onderhoud.
[A] heeft zich gespecialiseerd in service en onderhoud aan windturbines, handel in Tacke
turbineonderdelen, heeft ook aangepaste en geoptimaliseerde onderdelen zoals stuurcomputers, oliefiltersystemen, intelligente remsystemen en software voor sturing van Tacke turbines
en levert daarnaast ook conditie monitoring systemen, waarbij de temperatuur van de snelle as
lagers, de olie en andere belangrijke waarden op afstand gemonitord kunnen worden.
Voor al deze zaken is men goed uitgerust qua meet- en montagegereedschappen en heeft een
aantal ervaren personeelsleden, welke reeds lang bij de firma [A] werken. Daardoor heeft
men veel ervaring met de Tacke TW600 turbines, aangezien men juist in de tijd van de TW600
is gestart met de onderneming. Men heeft sinds de oprichting alleen al zo’n 40 à 50 tandwielkasten van dit type Tacke turbine gereviseerd. Dit zijn niet alleen tandwielkasten van het betreffende merk Eickhoff, maar ook enkele van Renk en ZOLLERN Dörstener.
2.3
De deskundige beantwoordt de vragen van het hof als volgt:
"
7.1.1 KOSTEN GEHELE REVISIE
De bevindingen en stellingen in de brief van 4 juli 2007 en het rapport van 22 juni 2007 van Mecal
Applied Mechanics B.V. geven de reparatiekosten weer van
de revisie van de tandwielkastwanneer de tandwielkast zou zijn gerepareerd
vlakvoorde crashvan de turbine op 22 november 2001;
dus ten tijde de onderhoudsbeurt op 12 november 2001 door ENRON, de opvolger van Tacke, de
leverancier van de betreffende turbine.
Deze kostenbegroting houdt in de
gehelerevisie van de eerder opgetreden -en voor het eerst op
15 november 1999 gemelde- inloopsporen/schade en de voor het
eerstop 16 november 2000 door
ENRON gemelde uitbraak van metaaldelen van de tanden van respectievelijk de 2e en 1e ‘versnellingstrap’, met de
gelijktijdige reparatievan de 3e trap van de tandwielkast -de snelle as- waarvan op 12 november 2001 door ENRON wordt gemeld dat de binnenring van het lager mee bleek te draaien; dat is het 1e verschijnsel van vastlopen van dit lager. Hierbij zijn uitgezonderd de kosten
voortkomend uit het daadwerkelijk vastlopen van dit lager, zoals vervanging van de koppeling en
andere door de crash naderhand beschadigde en dus vervangen onderdelen.
De door Mecal en zijn adviseurs geschatte kosten van deze revisie - zoals boven genoemd - is correct, volgens de door mij geraadpleegde partij [A] te Husum. Volgens [A] zal de gehele revisie -prijspeil 2012- globaal € 100.000,- bedragen, inclusief materiaal en reis- en transportkosten. [A] schatte dat de kosten omgerekend naar prijspeil 2001 zo'n 15% minder zouden hebben bedragen, dus zo'n € 85.000,-.OPMERKINGENDe tweede vraagstelling van GHL aan Quality in Wind is: “Geeft het voorgaande U overigens aan
leiding tot het maken van opmerkingen betreffende de genoemde kosten van de noodzakelijke
reparaties en de daarmee gepaard gaande stilstandschade?”
Daarom geven we hieronder een aantal opmerkingen betreffende deze reparatiekosten en de relatie
van de achterliggende oorzaken, ten tijde dat de schade geconstateerd was*:
In het expertiserapport van Quality in Wind d.d. 29 september 2005 wordt aangegeven dat de oorzaak
van het falen tweeledig is, namelijk materiaalmoeheid t.g.v. een incorrect ontwerp -uitbraak
van metaal van de tanden tot gevolg hebbend-
ende oorzaak van lagerschade aan de snelle as (=
3e trap) t.g.v. het vastlopen van het lager c.q. lagerring door plaatselijk oververhitting.
Zie hiervoor de 'Samenvatting' -hoofdstuk 5- en de 'Onderzoeksresultaten' hoofdstuk 6.1.1. van
ons eerdere expertiserapport.
[A] onderschrijft deze beide genoemde oorzaken en heeft
vanuit zijn eigen ervaring voor wat betreft het vastlopen van het lager van de snelle as nog een extra,
veel voorkomende oorzaak van vastlopen van de snelle-as-lagers bij betreffende Eickhoff
TW600 tandwielkasten, namelijk het verstopt raken van de -in het gietwerk van de omkasting geboorde- olietoevoerleidingen naar de snelle-as-lagers. Door het dichtslibben van deze leidingen
krijgen deze lagers op den duur onvoldoende olie toegevoerd en hierdoor worden deze lagers tevens onvoldoende gekoeld. Deze beide zaken -te weinig smering en koeling- veroorzaken een
cumulatieve warmteontwikkeling, waardoor het meedraaien van de lagerring(en) en in een later
stadium het geheel vastlopen van de snelle-as-lagers voor de hand liggen.
Door deze tweeledigheid in achterliggende en tevens aan elkaar gerelateerde redenen van ontstaan van schade heb ik gemeend een toelichting te moeten geven op de reparatiekosten die respectievelijk -in het stadium van eerste ontdekking (respectievelijk 15-11-1999 en 12-11-2001) van
beide schadebeelden- had dienen te worden gespendeerd.
7.1.2
KOSTEN VERHELPING VERSCHIJNSELEN MATERIAALMOEHEIDDe -in ons eerdere expertiserapport vermelde- metaalmoeheid wordt vooral veroorzaakt door het
in
oververmogen gaan van de turbine (volgens [A] werd bij harde wind door [A]’s
medewerkers aan andere Tacke TW600 turbines geregeld een opgewekt vermogen van wel
1000kW geconstateerd i.p.v. 600kW maximaal vermogen, waarop deze turbine is ontworpen; dit
is +66%).
Dit regelmatig te hoge vermogen -veroorzaakt door de slechte stall ( rem) werking van de rotorbladen bij harde wind- en de hoge wisselingen van het vermogen, veroorzaakt dat de tandwielen
sterk wisselend
ente zwaar worden belast. Voornamelijk door deze hoge en wisselende belastingen ontstaat
materiaalmoeheidin de tanden van de wielen en rondsels, dit is een meestal langzaam voortschrijdend proces. Eerst ziet men verkleuring (dofheid, grijs) op de tandflanken (zie 1e
melding 15 november 1999*), later treden hierbij putjes op die steeds iets groter worden (zie 3e
melding 28 augustus 2000*) en in een later stadium ontstaat spontane uitbraak van tandmateriaal
(16 november 2000, en de toename van deze uitbraak gemeld op 13 juni en 12 november 2001*).
Het uitslijpen van de uitgebroken zones van alle uitgebroken tanden van 1e en 2e trap is -en was in
1999- een veelgebruikte wijze van ‘verhelpen’ van deze schade door materiaalmoeheid en overbelasting; het is ons inziens enigszins een lapmiddel, maar kan bij vakkundig bewerking en monitoring achteraf het verloop van de schade aanzienlijk verbeteren; meestal stopt de verdere uitbraak van metaaldeeltjes. Dit uitslijpen van de tanden kan ter plekke uitgevoerd worden, door middel van de inspectieluiken van de tandwielkast.
Deze methode van uitslijpen van geaffecteerde tandzones was ook in de ‘90-er jaren bekend,
maar werd volgens de mededelingen in het logboek op 13 en 14 juni 2001* niet uitgevoerd.
De kosten van ‘verhelpen’ d.m.v. uitslijpen van de tanden zouden veel geringer zijn, omdat ze op
locatie uitgevoerd hadden kunnen worden, dat wil zeggen ter plekke en zonder hulp van een hijskraan. De kosten hiervan zijn variabel naar het aantal tanden dat dient te worden nageslepen, dus
overeenkomstig het aantal arbeidsuren. [A] schat deze kosten ruwweg in tussen de € 1.500 en € 2.500 liggen, exclusief bijzonder lange reistijden e.d. en volgens prijspeil 2012.
Wanneer deze slijpbewerkingen na bijvoorbeeld de 2 melding op 2 februari 2000* uitgevoerd zouden zijn, zou hoogst waarschijnlijk de vermoeiingsschade een halt zijn toegeroepen en wel tegen
relatief geringe kosten. Daarna zou er tevens een geringere kans zijn geweest dat de metaaldeeltjes -kleiner dan het de maaswijdte van het grove oliefilter van destijds 80 µm- in de snelle-as-lagers konden komen, waardoor vermoedelijk het warmlopen c.q. vastlopen van dit lager is ontstaan. Maar tot het naslijpen van de tanden van de 1e en 2e trap heeft de onderhoudspartij blijkbaar geen voorstellen gedaan richting eigenaar [appellant].
* Al deze stadia van vermoeiing zijn in de servicerapporten omschreven vanaf 15-11-1999, twee
jaar vóór de crash van de tandwielkast. Zie hiertoe Bijlage 2, "Chronologisch Overzicht"
(…)
7.1.3
KOSTEN VERVANGING SNELLE-AS-LAGER
Op pagina 8-16 van ons Expertise rapport d.d. 29-09-2005 stellen we:
“-In het geval vanoververhittingvan het HSS lager dient de tandwielkast na constatering onverwijld stilgezet te worden, aangezien dit proces meestal snel verloopt. Na het meten van de speling -tussen as en lagerring- (zie boven) door de tandwielkastleverancier dient de ernst van de schade vastgesteld te worden. Bij ernstige slijtage kan dit lager op locatie redelijk eenvoudig, tegen 'matige' kosten vervangen worden. De kosten van schade zouden dan tot aanzienlijk lagere kosten zijn opgelopen, grotendeels door het ontbreken van transportkosten en een geringer aantal arbeidsuren en minder te
vervangen onderdelen, zoals de (gesmolten) koppeling e. d.”
De kosten van alleen het vervangen van het lager / de lagers van de snelle as, was door Quality in
Wind als ‘matig’ ingeschat en is later op de rechtszitting bij de rechtbank van Zwolle-Lelystad
grofweg door mij begroot op € 6.000 (zie het proces-verbaal 83814/HA ZA 03-205)
Op pagina 15-16 in antwoord van de 2e vraag van advocaat Den Hollander betreffende de noodzakelijkheid van een hijskraan en dus extra kraankosten:
‘Bij het vervangen van onderdelen in de tandwielkast is altijd een kraan nodig. Of de hele tandwielkast wordt uitgewisseld of alleen de bovenkant, maakt niet uit. In beide gevallen is een kraan
voor die werkzaamheden noodzakelijk. Uw opmerking in 6.6 over de lagere geringe kosten, gaat
hieraan voorbij.’
Hierop antwoordde Quality in Wind:
“Normaliter d.w.z. bij overige windturbines (ook bij General Electric turbines) kunnen de lagers van
de snelle as zonder enige hulp van een kraan worden gedemonteerd, omdat deze lagers veelal te
bereiken zijn door b.v. de as tussen tandwielkast en generator te demonteren.
In het geval van dit type Tacke 600 kW windturbine is destijds gekozen voor een generatoropstelling die d.m.v. een flens aan de tandwielkast is bevestigd d.m.v. een zgn. lantaarnstuk.
De hoog aan de tandwielkast gemonteerde generator is zo groot en zwaar dat deze waarschijnlijk
niet of zeer lastig m.b.v. een (provisorische) op te bouwen hulpkraan is te demonteren.
De genoemde tandwielkast is echter in delen te demonteren. Bij het vervangen van de snelle as
lagers is om het bovenste deksel en de generator te lichten een lichtere en dus goedkopere hijskraan benodigd, dan wanneer de gehele tandwielkast verwijderd zou moeten worden; wat nu het
geval is geweest.”
ANTWOORD AAN GERECHTSHOF LEEUWARDEN:
Tijdens het gesprek met [A] op 24 september 2012 heeft Quality in Wind uitvoerig gediscussieerd over de constructie van de betreffende Eickhoff tandwielkast, de wijze van de reparatie
c.q. vervanging van lagers en de kosten hierbij. De hierboven aangehaalde zinsnede
"De genoemde tandwielkast is echter in delen te demonteren. Bij het vervangen van de snelle as lagers
is om het bovenste deksel en de generator te lichten een lichtere en dus goedkopere hijskraan
benodigd, dan wanneer de gehele tandwielkast verwijderd zou moeten worden; wat nu het geval is
geweest"blijkt echter gedeeltelijk juist.
Uit het bezoek aan [A] te Husum komt een ander beeld
naar voren door de enorme afmetingen van deze tandwielkast (zie foto’s pagina 5) en de bijzonder
ongunstige plaats van deling van de gietijzeren tandwielkastbehuizing, waardoor ter plaatse uitwisselen van snelle as en lagers praktisch niet uitvoerbaar is. Hierdoor is altijd een zwaardere
hijskraan benodigd -als verondersteld- en tevens zijn er beduidende transportkosten om de zware
delen af te voeren naar de werkplaats.
Tevens bleek dat de snelle as met daarop het rondsel (tandwiel) uit één stuk is en daardoor is de
metaalkeuze dusdanig gekozen dat deze, bij een verdraaiende binnenring doorgaans zo uitgesleten is dat het gangbare ‘opspuiten’ van een nieuw laagje metaal hier onmogelijk blijkt, waardoor
deze as in zijn geheel vervangen dient te worden. Men kan dus niet met een eenvoudig vervangen
van de snelle-as-lagers en een opgespoten aspassing volstaan.
De kosten van reparatie van de snelle-as-lagersalleenzal dus door de hoger dan voorheen geraamde hijskosten, de eveneens hoger dan voorheen geraamde transportkosten, de noodzaak van het geheel vervangen van de as met tandwielrondsel en de beide lagers beduidend hoger zijn dan de € 6.000 die door Quality in Wind eerder werden genoemd. De kosten hierbij worden door [A] op € 40.000,- geschat, prijspeil 2012. (ca. € 34.000 prijspeil 2001)"
2.4
Het hof is van oordeel dat het rapport van de deskundige deugdelijk gemotiveerd en onderbouwd is, mede gelet op de ervaring met het onderhavige type windturbines van het door de deskundige ingeschakelde onderhoudsbedrijf [A]. Weliswaar voert [appellant] in zijn memorie na deskundigenbericht bezwaren aan tegen het feit dat en de wijze waarop de deskundige [A] heeft geraadpleegd, doch de door de deskundige aan dit bedrijf toegekende expertise wordt door hem op zich niet dan wel onvoldoende onderbouwd betwist. Het hof zal zijn oordeel dan ook in beginsel op dit rapport baseren.
2.5
Het hof begrijpt uit het deskundigenrapport dat het uitslijpen van de tanden van de tandwielkast van de windturbine op locatie had kunnen geschieden, en dat deze reparatie weliswaar enigszins een "lapmiddel" was, maar destijds wel een veel gebruikte methode om schade door materiaalmoeheid en overbelasting te verhelpen. De deskundige heeft aangegeven dat de eerdere stadia van metaalmoeheid reeds zijn geconstateerd bij de servicebeurten van 15 november 1999, 28 augustus 2000 en 16 november 2000.
2.6
De rechtbank heeft geoordeeld dat deze reparatie uiterlijk in november 2000 had moeten gebeuren. Voor zover
grief Iinhoudt dat de noodzaak van deze reparatie hooguit bij de laatste servicebeurt enkele dagen voor de crash had kunnen worden vastgesteld, faalt zij ook in zoverre. Daartoe overweegt het hof dat de door de deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt, en dat het bezwaar van [appellant] tegen de zienswijze van de deskundige een onvoldoende gemotiveerde betwisting daarvan inhoudt (zie onder meer HR 3 mei 2013, ECLI: NL:HR: BZ1468).
2.7
De deskundige schat de kosten van deze reparatie op een bedrag van € 1.500,- à € 2.500,-, exclusief bijzonder lange reistijden en volgens prijspeil 2012. Het hof zal het door de rechtbank toegewezen bedrag ad € 3.500,- toewijzen, aangezien [appellant] niet slechter mag worden van zijn appel.
2.8
Ten aanzien van de vervanging van de snelle-as-lager oordeelt de deskundige thans - in afwijking van zijn eerder ingenomen standpunt - dat deze reparatie bij het onderhavige type windturbine niet op locatie kan geschieden. Chubb stelt dat deze reparatie wel degelijk op locatie had kunnen worden uitgevoerd, ter zake van welke stelling zij bewijs aanbiedt.
2.9
Het hof acht de door de deskundige gebezigde motivering overtuigend. In het licht daarvan heeft Chubb de juistheid van deze zienswijze niet voldoende gemotiveerd betwist, zodat het hof daaraan voorbijgaat.
2.1
De deskundige schat de kosten van de vervanging van de snelle aslagers op een bedrag van € 34.000,- (prijspeil 2001). Het hof komt deze schatting overtuigend voor. De betwisting daarvan door [appellant] is onvoldoende gemotiveerd, zodat het hof daaraan voorbijgaat.
2.11
Wat betreft de stilstandschade is de rechtbank - uitgaande van het tijdig uitvoeren van beide reparaties op locatie - schattenderwijs uitgegaan van een periode van 15 dagen en van een daarmee gemoeide schade van € 3.000,-. De deskundige doet hierover geen uitspraken in zijn rapport. Nu de reparatie van de snelle aslagers - anders dan de rechtbank op basis van de toenmalige uitlatingen van de deskundige heeft aangenomen - niet op locatie kan plaatsvinden, zal het hof schattenderwijs uitgaan van een stilstandperiode van 25 dagen en een daarmee gemoeide schade van € 5.000,-.
2.12
Aldus komt het hof - schattenderwijs - uit op een toewijsbaar schadebedrag van € 3.500,- + € 34.000,- + € 5.000,- = € 42.500,-.
2.13
Uit het voorgaande volgt dat voor vergoeding van de kosten die gemoeid zouden zijn geweest met een volledige revisie van de tandwielkast vlak voor de crash van de windturbine in november 2001, in het rapport Mecal begroot op een bedrag van € 64.800,-, geen grond bestaat.
2.14
Grief 2 in het principaal appeltreft derhalve gedeeltelijk doel.
2.15
Dit brengt mee dat de voorwaarde voor het incidenteel appel is vervuld. Het hof zal thans derhalve overgaan tot een beoordeling van de grieven in het incidenteel appel.
Het incidenteel appel
2.16
Grief Iin het incidenteel appel houdt in dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.12 van het bestreden vonnis d.d. 1 november 2006 ten onrechte heeft overwogen dat uit artikel 2 lid 2 sub a van de polisvoorwaarden volgt dat de verzekering ook " Konstruktions-, Material- oder Ausführungsfehler derhalve ontwerp- en constructiefouten dekt". Waar Chubb in eerste aanleg heeft gesteld dat de verzekering geen
constructiefouten dekt, past zij deze stelling thans in deze zin aan dat de verzekering geen
ontwerpfouten dekt. Een machinebreukverzekering als de onderhavige beoogt volgens haar geen ontwerpfouten te dekken. Aangezien in casu sprake is van schade als gevolg van ontwerpfouten, althans als gevolg van een minder gelukkig ontwerp van de windturbine, valt de schade niet onder de verzekeringsdekking, aldus Chubb. De
grieven II, III en IVbouwen hierop voort en strekken ten betoge dat de onderhavige schade als "normale slijtageschade" voor dit type windturbine dient te worden aangemerkt, zodat deze schade onder de uitsluiting van artikel 2 lid 3 sub e van de polisvoorwaarden valt.
2.17
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Bij de uitleg van artikel 2 lid 2 sub a van de polisvoorwaarden komt het aan op de betekenis die partijen over en weer redelijkerwijs aan het begrip "Konstruktionsfehler" mochten toekennen en op hetgeen ze te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-criterium). De taalkundige betekenis is daarbij niet de enige, maar wel een belangrijke factor, temeer nu het in casu gaat om twee professionele partijen en om een beding in een set (polis)voorwaarden, bedoeld om gebruikt te worden in meerdere overeenkomsten, terwijl gesteld noch gebleken is dat het beding onderwerp is geweest van contractsonderhandelingen tussen partijen (zie in deze zin ook de rechtbank in rechtsoverweging 2.11 van het bestreden vonnis d.d. 1 november 2006).
2.18
Ontwerp- en constructiefouten zijn begrippen die in het gangbare spraakgebruik geen duidelijk onderscheiden betekenissen hebben. De betekenis die Chubb thans aan het begrip "Konstruktionsfehler" toekent, namelijk constructiefouten/niet (tevens) zijnde ontwerpfouten, is dermate subtiel, dat zij naar het oordeel van het hof - zonder in haar polisvoorwaarden een nadere toelichting op dit begrip te hebben gegeven - redelijkerwijs niet van [appellant] heeft mogen verwachten dat deze begreep dat ontwerpfouten van de dekking waren uitgesloten. Dit geldt temeer nu gesteld noch gebleken is dat [appellant] op dit punt over specialistische kennis beschikt.
Dit brengt mee dat de onderhavige gebreken krachtens artikel 2 lid 2 sub a van de poliswaarden onder de verzekeringsdekking vallen. Daarmee faalt ook het verweer van Chubb dat de schade als - voor dit type windturbine - normale slijtageschade onder de uitsluiting van artikel 2 lid 3 sub e van de polisvoorwaarden valt (zie rechtsoverweging 2.12 van het vonnis d.d. 1 november 2006).
2.19
In haar akte uitlating deskundigenrapport voert Chubb nog aan - naar het hof begrijpt subsidiair - dat de
hypothetischekosten die gemoeid zouden zijn geweest met de
nietin november 2000 plaatsgehad hebbende herstelwerkzaamheden, niet onder de verzekeringsdekking vallen, aangezien de verzekering vanzelfsprekend geen dekking biedt voor hypothetische schade.
2.2
Naar het oordeel van het hof is hiermee sprake is van een
nieuwe (incidentele) grief. De in artikel 347 lid 1 Rv besloten "twee-conclusieregel" brengt mee dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan in de memorie van grieven, dan wel (in het geval van een incidenteel appel) in de memorie van antwoord worden aangevoerd (ECLI:NL:HR: 2009:BI8771). Op deze regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, zoals in genoemd arrest is aangegeven. Het hof oordeelt dat daarvoor in dit geval geen aanleiding bestaat, en gaat daarom aan deze grief voorbij.
2.21
De grieven in het incidenteel appel falen derhalve.
Slotsom
In het principaal appel
2.22
Het hof zal [appellant] niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep tegen de tussenvonnissen van 21 januari 2004, 11 augustus 2004, 22 december 2004 en 15 december 2006 (rechtsoverweging 1 van het tussenarrest d.d. 6 september 2011). De grieven in principaal slagen ten dele, zodat het bestreden vonnis gedeeltelijk (dictum sub 3.1) moet worden vernietigd. Het hof zal Chubb veroordelen om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 37.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juni 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, en een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 januari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening. Aangezien partijen in het principaal appel over en weer ten dele in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof de kosten daarvan compenseren, met uitzondering van de kosten van het deskundigenbericht en de akte na deskundigenbericht. Nu het deskundigenbericht tot (gedeeltelijke) vernietiging van het bestreden vonnis heeft geleid, zal het hof Chubb veroordelen om de door [appellant] ter zake voorgeschoten kosten ad € 10.942,- (inclusief btw), alsmede de kosten van de akte na deskundigenbericht, die het hof vaststelt op een bedrag van 0,5 punt x € 2.632,- (tarief V) = € 1.316,-, aan hem te vergoeden.
In het incidenteel appel
2.23
Het hof zal het incidenteel appel verwerpen en Chubb als de in het ongelijk te stellen partij veroordelen in de kosten daarvan.
De kosten voor het incidenteel appel aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op nihil aan verschotten en voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief 0,5 x 1 punt x € 2.632,- = € 1.316,-.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
In het principaal appel
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de tussenvonnissen van 21 januari 2004, 11 augustus 2004, 22 december 2004 en 15 december 2006;
vernietigt het dictum sub 3.1 van het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 november 2006 en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt Chubb om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te betalen een bedrag van € 37.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juni 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, en een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 januari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening;
bekrachtigt genoemd vonnis voor het overige;
compenseert de kosten van het principaal appel tussen partijen, in die zin dat ieder zijn eigen kosten dient te dragen, met uitzondering van de kosten van het deskundigenbericht en de akte na deskundigenbericht.;
veroordeelt Chubb om aan [appellant] te vergoeden een bedrag van € 10.942,- (inclusief btw) ter zake van het deskundigenbericht, een bedrag van € 1.316,- voor de akte na deskundigenbericht;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte vernietiging en veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
In het incidenteel appel
verwerpt het appel;
veroordeelt Chubb in de kosten van het incidenteel appel, tot aan deze uitspraak vastgesteld op een bedrag van € 1.316,- voor salaris en nihil aan verschotten.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. R.A. van der Pol en mr. R.Ch. Verschuur en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 februari 2014.