ECLI:NL:GHAMS:2025:864

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
23-000373-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en heling; veroordeling poging tot diefstal met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2003 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot diefstal en heling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal en heling, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte de telefoon van de aangever had weggenomen. De aangever had zijn telefoon op het perron van Amsterdam Centraal en kon niet met zekerheid zeggen dat deze was gestolen. De politie had geen verdachte situaties op camerabeelden kunnen vaststellen. Het hof oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot diefstal, omdat hij met zijn hand in de tas van de aangeefster was gegaan, maar dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de diefstal. De verdachte had eerder al twee dagen voor het delict voor andere diefstallen een straf gekregen. Het hof legde een gevangenisstraf van vier weken op, wat lager was dan de eerdere straf van de politierechter, omdat het hof tot een vrijspraak was gekomen voor de heling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000373-24
datum uitspraak: 21 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-048971-24 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland 1] ) op [geboortedag] 2003,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- samen met een of meer anderen, in elk geval alleen, naar die [slachtoffer 1] toe is gelopen en/of
- ( daarbij) werd afgeschermd door mededader(s) en/of
- ( vervolgens) met zijn hand in de tas van die [slachtoffer 1] is gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Amsterdam een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te Amsterdam, een telefoon, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak ten aanzien van feit 2

Uit de aangifte volgt dat de aangever op 10 februari 2024 omstreeks 23.15 uur op een perron van station Amsterdam Centraal aankwam en daar zijn telefoon in zijn handen had, dat hij deze daarna in zijn rechterjaszak of in zijn tas heeft gestopt, dat hij vervolgens naar de voorzijde van het station is gelopen en bij de tramhalte heeft geconstateerd dat hij zijn telefoon niet meer had. Betreffende telefoon is op 11 februari 2024 omstreeks 01.40 uur bij de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij de telefoon tussen het station en de tramhalte heeft gevonden.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de aangifte blijkt niet zonder meer dat de telefoon van de aangever is weggenomen. De aangever weet niet meer of hij zijn telefoon in zijn jaszak of in zijn tas heeft gedaan, heeft niet gemerkt dat zijn telefoon is weggenomen en heeft door het station lopend geen verdachte personen in zijn buurt gezien. De politie heeft 25 verschillende camerabeelden van de Nederlandse Spoorwegen gericht op het perron waar de aangever is aangekomen bekeken, maar daarop geen verdachte situatie waargenomen en geen persoon met een witte jas (verdachte) gezien. Dit maakt dat het hof niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan vaststellen dat een misdrijf (wegnemingshandeling) aan het verlies van de telefoon ten grondslag heeft gelegen en dat de verklaring van de verdachte haar weerlegging niet in het dossier vindt, hoezeer die verklaring ook vragen oproept. Dit leidt tot het oordeel dat zowel de primair tenlastegelegde diefstal als de subsidiair tenlastegelegde heling niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 1

Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte wegens een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs partieel dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 februari 2024 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- naar die [slachtoffer 1] toe is gelopen en
- vervolgens met zijn hand in de tas van die [slachtoffer 1] is gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde (feit 1 en feit 2 subsidiair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zakkenrollerij door met zijn hand in de tas van de aangeefster te gaan. Door op deze manier te handelen heeft de verdachte kennelijk slechts oog gehad voor zijn financiële gewin en geen respect getoond voor andermans eigendommen. Bovendien veroorzaakt zakkenrollerij in Amsterdam veel overlast en worden gevoelens van onveiligheid er door versterkt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte twee dagen voorafgaand aan onderhavig delict voor twee diefstallen is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Deze straf is lager dan door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, nu het hof tot een vrijspraak van feit 2 is gekomen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. H.A. Stalenhoef en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 februari 2025.
Mr. Stalenhoef en mr. Greven zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]