ECLI:NL:GHAMS:2025:783

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
24/18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in belastingzaak

In deze zaak heeft belanghebbende op 20 november 2023 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2023. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam was de tegenpartij. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 24 juli 2024 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende niet tijdig de gronden van het hoger beroep had ingediend. Belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 4 maart 2025 is belanghebbende gehoord over het verzet. De gemachtigde van belanghebbende betwistte de ontvangst van een notificatiebericht dat op 12 maart 2024 was verzonden. Het Hof heeft echter vastgesteld dat de griffier op die datum een notificatie heeft verzonden naar het opgegeven e-mailadres van de gemachtigde. De wetgeving, specifiek artikel 8:36c, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt dat het tijdstip van verzending van de notificatie gelijk is aan het tijdstip van ontvangst. Het Hof concludeert dat de gemachtigde het bericht op 12 maart 2024 heeft ontvangen. Het verzet is ongegrond verklaard, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/18
20 maart 2025
uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 8:108 van die wet, van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het verzet van
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] , belanghebbende
(gemachtigde: A. Bakker),
tegen de uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 24 juli 2024 na vereenvoudigde behandeling van het hoger beroep.

1.Procesverloop

1.1.
Belanghebbende heeft op 20 november 2023 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2023 in de zaak met kenmerk AMS 23/964, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.
1.2.
Bij uitspraak van 24 juli 2024 heeft het Hof het hoger beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet nietontvankelijk verklaard, omdat het hoger beroep niet is gemotiveerd.
1.3.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak tijdig in verzet gekomen.
1.4.
Ter zitting van het Hof van 4 maart 2025 is belanghebbende inzake het verzet gehoord. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2.Feiten

2.1.
Bij brief van 20 november 2023 heeft belanghebbendes gemachtigde op digitale wijze hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam.
2.2.
Bij bericht van 19 januari 2024, geplaatst in het webportaal Mijn Rechtspraak, heeft de griffier van het Hof de gemachtigde van belanghebbende in de gelegenheid gesteld het hoger beroep te motiveren en meegedeeld dat de termijn hiervoor eindigt op 16 februari 2024.
2.3.
Bij bericht van 12 maart 2024, stuknummer 014-048-507-271, geplaatst in het webportaal Mijn Rechtspraak, heeft de griffier van het Hof de gemachtigde van belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het hoger beroep aan te vullen met de ontbrekende stukken en/of vereiste gegevens, uiterlijk op 26 maart 2024, en hem erop gewezen dat als hij van deze gelegenheid geen gebruik maakt, het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2.4.
Belanghebbende heeft binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt van de gelegenheid de gronden van het hoger beroep in te dienen. Met toepassing van artikel 8:54 Awb heeft het Hof het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
Belanghebbendes gemachtigde heeft niet afgezien van de ontvangst van notificatieberichten. Hij betoogt geen notificatie te hebben ontvangen van het bericht dat op 12 maart 2024 (zie 2.3.) in het digitale systeem is geplaatst.
3.2.
Artikel 8:36c, lid 2, Awb bepaalt dat het tijdstip waarop de bestuursrechter de geadresseerde een notificatiebericht stuurt waaruit blijkt dat een bericht voor hem toegankelijk is in het digitale systeem, het tijdstip is waarop de geadresseerde dat bericht heeft ontvangen.
3.3.
Het Hof heeft bij de beheerder van het digitale systeem loggegevens opgevraagd. Die gegevens zijn ter zitting aan de gemachtigde van belanghebbende ter inzage gegeven en een kopie daarvan is aan het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal gehecht.
3.4.
Volgens de onder 3.3. bedoelde gegevens is van het bericht met het stuknummer 014-048-507-271 op 12 maart 2024 om 15.57 uur een notificatie verzonden aan info@woz-juristen.nl; dit betreft het door de gemachtigde van belanghebbende voor dit doel opgegeven emailadres
3.5.
Belanghebbendes gemachtigde heeft er nog op gewezen dat volgens de schermprint die hij als bijlage bij het verzetschrift heeft gevoegd, hij tot het bericht met stuknummer 014-048-507-271 toegang heeft sinds 15 april 2024 om 00.00 uur. Dat hij toen pas toegang tot het bericht heeft gekregen is echter niet het geval. Vóór 15 april 2024 gold als uitgangspunt dat automatisch (dat wil zeggen zonder enige menselijke handeling) toegang tot een bericht werd verleend zodra het in het digitale systeem voor gegevensverwerking werd geplaatst. Met ingang van 15 april 2024 is voor toegang tot een bericht vereist dat daartoe door een medewerker van het gerecht expliciet toestemming wordt gegeven. Deze wijziging heeft er echter toe geleid dat in alle dossiers voor berichten waarvoor die toestemming al automatisch was verleend, als datum van toegang is vermeld 15 april 2024.
3.6.
Uit het vorenoverwogene volgt dat de griffier van het Hof op 12 maart 2024 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende heeft geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld het hoger beroep aan te vullen, en dat van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier eveneens op 12 maart 2024 een kennisgeving (notificatie) is verzonden naar het door de gemachtigde van belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt het Hof aan dat belanghebbendes gemachtigde dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 12 maart 2024.

4.Beslissing

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, M.J. Leijdekker en JP.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. W. de Gelder als griffier. De beslissing is op 20 maart 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.