In deze zaak heeft belanghebbende op 20 november 2023 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2023. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam was de tegenpartij. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 24 juli 2024 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende niet tijdig de gronden van het hoger beroep had ingediend. Belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 4 maart 2025 is belanghebbende gehoord over het verzet. De gemachtigde van belanghebbende betwistte de ontvangst van een notificatiebericht dat op 12 maart 2024 was verzonden. Het Hof heeft echter vastgesteld dat de griffier op die datum een notificatie heeft verzonden naar het opgegeven e-mailadres van de gemachtigde. De wetgeving, specifiek artikel 8:36c, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt dat het tijdstip van verzending van de notificatie gelijk is aan het tijdstip van ontvangst. Het Hof concludeert dat de gemachtigde het bericht op 12 maart 2024 heeft ontvangen. Het verzet is ongegrond verklaard, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.