ECLI:NL:GHAMS:2025:782

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
23-000032-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep

Op 4 maart 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 21 december 2022 was gewezen in de strafzaak met parketnummer 15-860106-17. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar tijdens de zittingen op 13 en 20 maart 2024 en 4 maart 2025 heeft de advocaat-generaal aangegeven dat het openbaar ministerie het hoger beroep niet wenst te handhaven. Dit leidde tot de vraag van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met nader onderzoek van de zaak, en heeft op basis van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering besloten het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de rechters M. Iedema, S.M.M. Bordenga en C. Fetter aanwezig waren. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 maart 2025.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000032-23
datum uitspraak: 4 maart 2025
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-860106-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1962,
adres: [adres] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 en 20 maart 2024 en 4 maart 2025.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep

Nu de advocaat-generaal ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat het openbaar ministerie het hoger beroep niet wil handhaven, moet zij geacht worden de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren in te trekken, zodat zij, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. S.M.M. Bordenga en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 maart 2025.
mr. S.M.M. Bordenga en mr. C. Fetter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.