ECLI:NL:GHAMS:2025:770

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
23-002735-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak voor huiselijk geweld met mishandeling van echtgenote

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de verdachte was vrijgesproken van huiselijk geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 oktober 2021, waarbij de verdachte zijn echtgenote, mevrouw [benadeelde 1], zou hebben mishandeld door haar op de grond te gooien en tegen haar lichaam te trappen. De verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastelegging en heeft een alternatief scenario geschetst waarin hij zich verdedigde tegen een aanval van de aangeefster. Het hof heeft echter geoordeeld dat de aangifte van de aangeefster, die op 26 november 2021 werd gedaan, voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, waaronder foto’s van letsel en verklaringen van getuigen. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling. De verdachte is eerder veroordeeld voor huiselijk geweld, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft een taakstraf van 80 uren opgelegd, met een voorwaardelijk deel van 20 uren, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002735-23
datum uitspraak: 11 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 oktober 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-120856-22 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 oktober 2021 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, in elk geval in Nederland, zijn echtgenote, mevr. [benadeelde 1] , heeft mishandeld door die [benadeelde 1] op de grond te gooien en vervolgens tegen het lichaam te trappen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De verdachte heeft een alternatief scenario geschetst, waarbij hij zich tegen een aanval van aangeefster zou hebben verdedigd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof gaat bij de beoordeling van het tenlastegelegde uit van de aangifte. Weliswaar is deze aangifte pas op 26 november 2021 gedaan, maar de aangeefster heeft wel direct op 8 oktober 2021, dus daags na het incident, telefonisch melding gedaan van mishandeling bij zowel de politie als Veilig Thuis, met vermelding van details die overeenkomen met haar aangifte. Daarnaast vindt de aangifte steun in de bij de aangifte gevoegde foto’s, waarop blauwe plekken op armen en be(e)n(en) zichtbaar zijn. Aangeefster verklaart in haar aangifte dat zij deze foto’s op verzoek van Veilig Thuis had gemaakt. In het aanmeldformulier van Parlan is een weergave van voornoemde melding bij Veilig Thuis opgenomen, waarin wordt benoemd dat meldster een blauwe plek op haar been ziet opkomen. Gelet op deze samenhang acht het hof voldoende aannemelijk geworden dat de bij de aangifte gevoegde foto’s op of rond 8 oktober 2021 zijn gemaakt door de aangeefster.
Tot slot vindt de aangifte steun in de verklaring van de verdachte bij de politie. Hierin heeft hij in grote lijnen verklaard overeenkomstig de aangifte voor zover die ziet op de omstandigheden waaronder de mishandeling is gepleegd. Dat de verdachte deze verklaring niet heeft willen ondertekenen doet aan de bewijskracht van dit op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal niet af, te meer nu de verdachte niet heeft betwist dat hij dat toen heeft verklaard.
De door de verdachte gegeven lezing van de gebeurtenissen, die erop neerkomt dat hij zich moest verdedigen, is niet aannemelijk geworden en vindt haar weerlegging in de feiten en omstandigheden zoals vermeld in de bewijsmiddelen. Uit de verklaring van de aangeefster, die voldoende wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, blijkt dat de verdachte de agressor is geweest en overigens is feitelijk niet aannemelijk geworden dat de verdachte daarbij in een situatie terecht is gekomen waarin hij zich te weer moest stellen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangeefster. Het tenlastegelegde wordt wettig en overtuigend bewezen geacht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 oktober 2021 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, zijn echtgenote, mevr. [benadeelde 1] , heeft mishandeld door die [benadeelde 1] op de grond te gooien en vervolgens tegen het lichaam te trappen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van
aangiftevan 26 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en fotobijlage [doorgenummerde pagina’s 5-13].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 november 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[benadeelde 1]:
Plaats delict: Grootebroek, gemeente Stede Broec
Ik doe aangifte tegen mijn (ex)partner [verdachte 1] geboren [geboortedag] 1988.
Op 7 oktober 2021 omstreeks 22:00 uur kwam ik thuis uit mijn werk. Ik zag dat [verdachte 1] op de bank zat met een glas wijn in zijn handen.
[verdachte 1] leek goed te spreken te zijn maar ineens uit het niets sloeg de sfeer om. […]
Ik hoorde hem zeggen dat ik me in had gelaten met het verkeerde ras en dat mijn dochter een negerkind is en dat zij terug moet naar haar eigen soort, dat ik nooit de moeder voor haar kan zijn die ik zou moeten zijn en dat ik haar terug moest brengen naar haar vader want dan zou ze haar eigen cultuur leren kennen, ik deed haar te kort als moeder zijnde omdat ik die cultuur niet deelde. [verdachte 1] was zo boos en schreeuwde zo hard dat ik tegen hem zei dat hij zachtjes moest
doen omdat de kinderen anders wakker zouden worden. Ik was zijn gedrag zat, ik ben ook niet op zijn opmerkingen ingegaan, ik ben van de bank opgestaan. Bij het opstaan zei ik [verdachte 1] dat hij nu echt moet ophouden met dat geschreeuw en heb ik mijn hand op zijn mond gelegd. Op het moment dat ik dit deed leek [verdachte 1] heel even stil te worden en ik dacht dat hij het eindelijk begreep en wilde ik naar de keuken lopen, op dat moment greep [verdachte 1] mij met beide handen bij mijn beide armen en gooit mij op de grond voor de bank en begon op mij in te trappen.
Terwijl ik door [verdachte 1] getrapt word, zie ik [persoon 1] in de deuropening van de woonkamer staan.
[persoon 1] was wakker geworden en was naar beneden gekomen om te kijken wat er aan de hand
was. Ik zat ineengedoken voor de bank om mij tegen de trappen te beschermen maar toen ik
[persoon 1] zag kwam er een oerkracht in mij op en ben opgestaan en ben naar [persoon 1] gelopen om te vragen wat er was. Op het moment dat ik opsta draait [verdachte 1] zich om en ziet dan ook [persoon 1] staan. Toen [verdachte 1] even naar de keuken ging ben ik met [persoon 1] naar boven gegaan en ben ik bij haar in bed gaan liggen. Toen [persoon 1] in slaap was gevallen ben ik bij mijn zoontje [persoon 2] gaan liggen omdat hij inmiddels ook wakker was geworden. Ik ben naast [persoon 2] in slaap gevallen en werd toen aan mijn arm getrokken, ik zag dat [verdachte 1] naast me stond en aan mijn arm stond te trekken, ik hoorde hem zeggen: "je gaat nu mee naar boven, als je naast een ander kan liggen dan kan je ook naast mij liggen" De kinderen slapen op de eerste etage en wij slapen op de zolderverdieping. Ik ben met hem mee naar boven gegaan en toen is hij vrij snel in slaap gevallen. Ik ben om 08:30 uur uit mijn bed gestapt en heb mijn spullen gepakt en ben om 12:00 uur met de kinderen naar een vriendin gegaan die mij naar mijn schoonzus heeft gebracht. Mijn schoonzus is [persoon 3] , [persoon 3] is de zus van [verdachte 1] . Daar heb ik ook Veilig Thuis en noodnummer van het GGZ en de politie gebeld.
Toen ik ’s avonds alle telefoontjes had gepleegd en de kinderen sliepen en ging nadenken over wat er was gebeurd, voelde ik pas de pijn op mijn lichaam. Ik ben niet naar de huisarts geweest maar heb op verzoek van Veilig Thuis wel foto's van mijn letsel gemaakt.
Ik had blauwe plekken op mijn benen en armen en de vingerafdrukken van [verdachte 1] waren
op mijn arm te zien. De foto's voeg ik toe aan de aangifte.
2. Een geschrift, zijnde een
politie mutatierapportmet registratienummer PL1100-2021210429-1. Deze politiemutatie houdt, voor zover van belang, het volgende in:
Opmaak datum/tijd: vrijdag 8 oktober 2021 om 15:45 uur
Titel Huiselijk Gew. [adres 2]
Datum/tijd kennisname Vrijdag 8 oktober 2021 om 15:22 uur
Pleegdatum/tijd Tussen donderdag 7 oktober 2021 om 22:00 uur en vrijdag 8 oktober
Plaats voorval: [adres 2] , binnen de gemeente Stede Broec
Melder:[benadeelde 1]
Betrokkene:[verdachte 1]
Gisteravond, omstreeks 22 uur kwam ik thuis na mijn werk. Ik zag dat mijn partner op de bank zat wijn te drinken. Ik weet dat wanneer hij drinkt dat hij regelmatig agressief kan reageren. Gisteravond zag ik bijvoorbeeld 3 lege wijnflessen liggen in de kamer. Ik ben bij hem op de bank gaan zitten. Plots zag ik dat de sfeer omsloeg. Hij zat een programma te kijken dat over rassen ging. Hierdoor werd hij steeds luidruchtiger. Mijn dochter is geen kind van hem, mijn dochter haar vader was een negroïde man, hierdoor heeft zij ook een kleurtje. Uiteindelijk werd hij zo luidruchtig dat mijn dochter wakker was geworden en naar beneden was gegaan.
Uiteindelijk heb ik mijn hand voor de mond van mijn partner gedaan, hierdoor knapte er iets bij hem. Hij trok mij van de bank af en is op mij in gaan schoppen. Dit deed best veel pijn, zowel fysiek als psychisch. Ik ben hierna met mijn dochter naar boven gegaan. daar ben ik in eerste instantie in slaap gevallen. later werd ik wakker omdat mijn zoontje van 4 jaar wakker was geworden. Ik ben bij hem gaan liggen. Uiteindelijk werd ik om 5.30 uur aan mijn arm getrokken, mijn partner zij, "kom mee naar boven, we gaan slapen".
Ik ben met hem mee gegaan, gelukkig viel hij gelijk in slaap. Vanmorgen lag hij te slapen. Ik heb toen de spullen gepakt voor de kinderen, ik ben naar een vriendin gegaan, ik heb haar gevraag of zij mij naar mijn schoonzus wilde brengen. Ik de tussentijd heb ik Veilig thuis en GGZ gebeld. Veilig thuis gaf aan dat ik dit weekend maar bij mij schoonzus moest blijven. Ik wil vooralsnog geen aangifte doen maar ik wil wel dat de politie op de hoogte is van de situatie.
3. Een proces-verbaal van 22 juli 2024, opgemaakt door mr J.J.I. de Jong, raadsheer-commissaris belast
met de behandeling van strafzaken in gerechtshof Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de op 22 juli 2024 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [persoon 4] , jeugdzorgmedewerker bij Parlan:
U zegt mij dat het vandaag gaat om een voorval dat zich op of omstreeks 7 oktober 2021 in Grootebroek, gemeente Stede Broec, zou hebben voorgedaan en vraagt mij wat ik daar nog van weet. Dat voorval was de reden van aanmelding bij Parlan. In ieder geval heeft dit geleid tot een melding bij Veilig Thuis die de situatie als crisissituatie heeft beoordeeld, waarna ik bij het gezin betrokken ben geraakt. Ik heb op 12 oktober 2021 voor de eerste keer een gesprek met dat gezin gehad. Op uw verzoek overhandig ik u de aanmelding die door Veilig Thuis bij Parlan is gedaan. U zegt mij dat u die aan dit proces-verbaal zult hechten.
4. Een geschrift, zijnde een
aanmeldformulier voor Crisishulp Parlan, welke als bijlage is gehecht aan voornoemd proces-verbaal. Dit formulier houdt, voor zover van belang, het volgende in:
Informatie huidige melding(en) bij Veilig Thuis
Ontvangstdatum melding: 08-10-2021
Naam melder: Telefonische melding
Particuliere telefonische melding van moeder op 8-10-2021. Moeder is gisteravond getrapt door vader. Vandaag doet moeder haar onder been zeer en je ziet een blauwe plek opkomen. Vanochtend is moeder het huis uit gevlucht met [persoon 1] en [persoon 2] .
5. Een proces-verbaal van
verhoor verdachtevan 14 april 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 26-32].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 april 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
verdachte:
[benadeelde 1] en ik zijn uit formaliteit getrouwd.
V: Wat is er op 7 oktober 2021 gebeurd toen [benadeelde 1] thuis kwam van het werk?
A: Schelden naar elkaar toe waarin ik te ver ging over uitingen richting [persoon 1] haar vader. […]
We zijn toen samen naar bed gegaan en toen ik de volgende dag wakker werd, waren de kinderen
er niet. Ik belde haar op en vroeg haar waar zij was. Ze zei dat ze bij mijn zus was en ik zei dat ik eraan kwam. Dat wilde zij niet en sindsdien zijn wij uit elkaar gegaan. […]
Ik ben opgestaan en heb een schop tegen haar poten gegeven, want het was een smalle doorgang. […] En toen werd die kleine meid wakker.
De televisie stond nog aan. Ik heb toen gezegd "dat gezeik over die kut neger". Dat heb ik wel gezegd en dat woord had ik niet moeten zeggen.
V: "Toen [persoon 1] in slaap was gevallen ben ik bij mijn zoontje [persoon 2] gaan liggen omdat hij inmiddels ook wakker was geworden. Ik ben naast [persoon 2] in slaap gevallen en werd toen aan mijn arm getrokken, ik zag dat [verdachte 1] naast me stond en aan mijn arm stond te trekken, ik hoorde hem zeggen: "je gaat nu mee naar boven, als je naast een ander kan liggen dan kan je ook naast mij liggen". Wat wil je hierover verklaren?
A: Ze lag bij die kleine in bed. Ik zei "ga in je eigen bed liggen. Je ligt in een kinderbed. Doe eens even normaal". Ik heb mij misschien best fel uitgelaten, maar ik wilde ook niet dat zij bij hem in bed ging liggen. Wij zijn toen naar boven gegaan.
De hiervoor onder 2 en 4 vermelde bewijsmiddelen, geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, zijn telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote. De mishandeling vond plaats in hun eigen woning, waar het slachtoffer zich juist veilig moet kunnen voelen. De verdachte heeft dit gevoel van veiligheid door zijn handelen ernstig aangetast en zo ook het vertrouwen van het slachtoffer geschaad. Voorts heeft hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Het hof neemt de verdachte ook kwalijk dat hij zich zeer ontremd heeft gedragen in het bijzijn van zijn jonge kinderen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 februari 2025 is hij reeds tweemaal eerder wegens huiselijk geweld onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte. In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met het tijdsverloop, waarin de verdachte heeft gewerkt aan zijn alcoholproblematiek.
Het hof acht, alles afwegende, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Met deze straf wordt enerzijds beoogd de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen terwijl daarmee anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te plegen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 824,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte immateriële schade, in de vorm van lichamelijk letsel, heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij is inhoudelijk niet door de verdediging betwist en komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor, waarbij het hof acht heeft geslagen op hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt toegewezen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 824,00 (achthonderdvierentwintig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 824,00 (achthonderdvierentwintig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 16 (zestien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 7 oktober 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. C.J. van der Wilt en mr. P.J. van Eekeren, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 maart 2025.
Mr. C.J. van der Wilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]