ECLI:NL:GHAMS:2025:768

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
23-002539-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling strafmotivering in drugshandelzaak

Op 11 maart 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 15 oktober 2024 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2004, die gedetineerd is en in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van de rechtbank. De verdachte was beschuldigd van drugshandel en had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. Tijdens de zitting op 25 februari 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 20 maanden had geëist, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een aanvulling op de strafmotivering. Het hof heeft de verklaring van de verdachte dat hij onder dwang handelde, niet geloofwaardig geacht, en heeft geconcludeerd dat de verdachte uit financiële nood drugs heeft gesmokkeld. Het hof heeft geen reden gezien om de straf te verminderen op basis van de omstandigheden die door de verdachte zijn aangevoerd. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, en het arrest is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002539-24
datum uitspraak: 11 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 oktober 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-241994-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2004,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
- mede met het oog op de hierna volgende, aanvullende strafmotivering de volgende zin
schrapt:
“Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat de verdachte door direct te bekennen en openheid van zaken te geven, ook ter terechtzitting, heeft getoond dat hij het laakbare van zijn eigen handelen inziet”uit de tweede alinea onder ‘de op te leggen straf’ op pagina 3 van het vonnis.

Aanvullende strafmotivering

Anders dan door de raadsman bepleit, houdt het hof bij de strafbepaling geen rekening met de door de verdachte gestelde dwang die op hem zou zijn uitgeoefend. Het hof overweegt daartoe dat de verdachte direct na zijn aanhouding heeft verklaard dat hij de drugs zou gaan verkopen, ten behoeve van zijn gezin. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan hetgeen daarover door verbalisanten is opgeschreven in hun proces-verbaal van 27 juli 2024. Nadien heeft de verdachte bij zijn verhoor verklaard dat ‘ze’ de drugs onder dwang op zijn been hadden getapet, in verband met een schuld van 250 Antilliaanse guldens die hij niet kon terugbetalen. Er zou niet over een beloning zijn gesproken. Op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het om een schuld van 75 Antilliaanse guldens zou gaan. Voorts heeft de verdachte tegenstrijdig verklaard over de vrouw die met hem meereisde. Het hof acht gelet op voornoemde tegenstrijdigheden, maar ook overigens, niet aannemelijk geworden dat de verdachte daadwerkelijk is gedwongen om de drugs te smokkelen. Het hof gaat er vanuit dat de verdachte om uit zijn klemmende financiële problemen te komen de beslissing heeft genomen drugs te smokkelen.
Voorts ziet het hof geen grond voor strafvermindering in het argument dat, indien de verdachte na zijn detentie Nederland zou verlaten hij door strafonderbreking eerder vrij zou komen, terwijl hij nu in Nederland wil blijven en het onredelijk is hem enkel daardoor niet eerder in vrijheid te stellen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. C.J. van der Wilt en mr. P.J. van Eekeren, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 maart 2025.
Mr. C.J. van der Wilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]