ECLI:NL:GHAMS:2025:716

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
23 maart 2025
Zaaknummer
23-000082-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt met schatting van het voordeel en verdeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De betrokkene, geboren in 1973, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het telen van hennep. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 41.276,51 en de betrokkene verplicht tot betaling aan de Staat. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel bijgesteld naar € 41.276,57. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de betrokkene meerdere keren heeft geoogst, wat resulteert in een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 54.747,99. Het hof heeft geoordeeld dat de betrokkene en een tweede persoon betrokken waren bij de hennepkwekerij en heeft het voordeel pondspondsgewijs verdeeld, wat resulteert in een verplichting tot betaling aan de Staat van € 25.000,00. Het hof heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat aanleiding gaf tot matiging van de betalingsverplichting.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000082-20 (ontneming)
Datum uitspraak: 18 februari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 december 2019 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de ontnemingszaak met nummer 15-249776-18 tegen de betrokkene:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 1]

Procesgang

De officier van justitie heeft in eerste aanleg schriftelijk gevorderd dat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid Sr wordt geschat, wordt vastgesteld op € 70.460,85 en aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 41.276,57.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 december 2019 veroordeeld ter zake van, kort gezegd, opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (aanwezig hebben van hennep).
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 31 december 2019 het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 41.276,51 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 februari 2025 veroordeeld ter zake van, kort gezegd, opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (hennepteelt).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en haar raadsman naar voren hebben gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De vordering
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden afgewezen.
Het standpunt van de verdediging
De betrokkene en haar raadsman hebben ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de betrokkene niets wist van de hennepkwekerij die is aangetroffen in de huurwoning. De betrokkene verbleef elders en heeft niets verdiend aan die kwekerij.
De grondslag
In de door de betrokkene gehuurde woning aan de [adres 2] zijn op 17 mei 2018 op de eerste verdieping twee hennepkweekruimtes aangetroffen. Een van beide ruimtes leek nieuwer/nog in opbouw (kweekruimte B). In het voordeel van de betrokkene laat het hof deze ruimte daarom bij de beoordeling van de ontnemingsvordering buiten beschouwing. De hennepplanten bleken al geoogst. [1] In kweekruimte A en op zolder zijn hennepresten gevonden. Tevens lagen in de woning vuilniszakken gevuld met potgrond met daartussen gebruikte stekblokjes en afgeknipte stelen van hennepplanten. In kweekruimte A trof de politie op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen een zware, gelijkmatige vervuiling aan, die er op wijst dat de armaturen langere tijd in de hennepkwekerij hebben gehangen. Het filterdoek van de koolstoffilters die in kweekruimte A hingen, was vervuild. Onder de bevestiging van de ophangkettingen was de originele witte kleur van het filterdoek zichtbaar. Daardoor is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is ontstaan. De egale vervuiling van de armaturen en het filterdoek treedt pas na langere tijd op. Op de zolder zijn twee gebruikte koolstoffilters aangetroffen, die erg stoffig en vuil waren. Verder is geconstateerd dat de plantenpotten in de kweekruimte verontreinigd waren met groei- en bloeimiddelen en kalkresten. Ook in het waterreservoir, op waterslangen en op maatbekers waren aanslagresten van groei- en bloeimiddelen zichtbaar. Ook waren in de woning droognetten met resten van hennepplanten en -toppen en een roestige en met hennepresten vervuilde knipmachine aanwezig, alsmede scharen met resten van hennep en hennephars. Tot slot zijn in de kweekruimte lege jerrycans van groeimiddelen aangetroffen. [2]
Uit buurtonderzoek is naar voren gekomen dat volgens buren de woning al geruime tijd (een tot twee jaar) voor de ontmanteling van de hennepkwekerij niet meer werd bewoond door de betrokkene. Sinds haar verhuizing werd zij nog wel regelmatig in de woning gezien en (elke) zondag werden de vuilcontainers buiten gezet. [3]
De betrokkene is in de strafzaak veroordeeld bij arrest van het gerechtshof van 18 februari 2025 voor het telen van ongeveer 133 hennepplanten, in de periode van 16 maart 2018 tot en met 16 mei 2018.
Gezien de inhoud van het dossier bestaan voldoende aanwijzingen, in de zin van artikel 36e, tweede lid Sr, dat de betrokkene naast genoemd feit ook andere strafbare feiten heeft gepleegd dan die waarvoor zij is veroordeeld. Op grond van vorenstaande onderzoeksresultaten is het hof van oordeel dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat er vóór het aantreffen van de kwekerij op 17 mei 2018 meerdere keren is geoogst. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de betrokkene hieruit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Schatting van het voordeel
De schatting van het op na te melden geldbedrag gewaardeerde voordeel wordt ontleend aan de inhoud van de genoemde processen-verbaal en het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: het rapport). [4]
Aantal oogsten
In de badkamer van de woning aan de [adres 2] stond een aangebroken verpakking van een vloeibaar groeimiddel. Op basis van de voorgeschreven mengverhouding en het gemiddelde waterverbruik van een hennepplant, heeft de politie berekend dat met de kennelijk verbruikte hoeveelheid groeimiddel in totaal 688 planten kunnen zijn gevoed. Door dit getal te delen door het aantal aangetroffen plantenpotten van 133 (kweekruimte A) is het aantal gerealiseerde oogsten berekend op ten minste vijf. [5]
De verbalisanten hebben ook op basis van de in de hennepkwekerij aangetroffen andere hennepgerelateerde voorwerpen en de mate van vervuiling daarvan vijf oogsten aannemelijk geacht. [6]
In het rapport is geconcludeerd dat moet worden uitgegaan van vijf gerealiseerde oogsten. [7]
Buurtbewoners hebben verklaard dat de betrokkene al ten minste een jaar niet meer in de woning verbleef. [8] Uitgaande van een kweekperiode van tien weken en een opbouwperiode van twee weken kunnen er in een jaar vier of maximaal vijf oogsten worden gerealiseerd.
[bedrijf] heeft in haar aangifte het aantal oogsten dat aannemelijk is geworden bepaald op vijf. [9] De bij de raadsheer-commissaris als getuige gehoorde fraude-inspecteur van [bedrijf] heeft verklaard dat hij, anders dan in de aangifte van [bedrijf] is vermeld, op vier oogsten was uitgekomen en een document ter bevestiging daarvan overgelegd. [10]
Op grond van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden zijn vier of vijf oogsten aannemelijk geworden. In het voordeel van de betrokkene gaat het hof uit van vier gerealiseerde oogsten, elk met een kweekcyclus van tien weken.
Aantal planten en bruto-opbrengst
In ruimte A heeft de politie 133 lege, gebruikte potten geteld. [11] Het hof zal dit aantal als uitgangspunt nemen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
In het rapport FP Afpakken [12] wordt beschreven dat de opbrengst per hennepplant afhankelijk is van het aantal hennepplanten per vierkante meter. In deze kwekerij stonden 15 planten (potten) per vierkante meter. Daar hoort een opbrengst bij van minimaal 28,2 gram per plant. De totale bruto hennepopbrengst per oogst bedraagt dan: 133 planten x 28,2 gram = 3,7506 kilogram hennep. [13] De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt daarom het rapport FP Afpakken ook op dit punt en gaat uit van een geldelijke opbrengst van € 4.070,00 per kilogram. [14]
De bruto-opbrengst per oogst bedraagt aldus 3,7506 kilogram x € 4.070,00 = € 15.264,94.
Uitgaande van vier oogsten is de totale bruto-opbrengst: 4 x € 15.264,94 = € 61.059,76.
Kosten
De elektriciteit voor de hennepkwekerij werd op illegale wijze betrokken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de betrokkene verklaard dat zij inmiddels het totaal van de naheffingsrekening van [bedrijf] heeft voldaan. Het hof leidt uit het dossier af dat dit een bedrag van € 1.620,69 betreft. [15] Dit bedrag is een kostenpost die voor aftrek in aanmerking komt. De overige in mindering te brengen kosten per oogst voor de betreffende kwekerij zijn op basis van het rapport FP Afpakken als volgt: [16]
Afschrijvingskosten € 150,00
Hennepstekken € 506,73 (€ 3,81 per stek)
Variabele kosten € 516,04 (€ 3,88 per stek)
Totaal € 1.172,77
Het totaalbedrag aan in mindering te brengen kosten komt daarmee op:
(4 x € 1.172,77) + € 1.620,69 = € 6.311,77.
Berekening netto wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 61.059,76 (bruto-opbrengst) minus € 6.311,77 (kosten) = € 54.747,99.
Het hof stelt het totale wederrechtelijk verkregen voordeel aldus vast op € 54.747,99.
Verdeling
Het hof ziet in de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting aanwijzingen dat naast de betrokkene een tweede persoon betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in de woning van de betrokkene en acht het bovendien gelet op de fysieke beperkingen van de betrokkene niet aannemelijk dat zij geheel eigenhandig het opzetten en onderhouden van de hennepkwekerij voor haar rekening heeft genomen. Bij gebrek aan aanknopingspunten voor een andere verdeling zal het hof in het voordeel van de betrokkene het totale wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs met de andere betrokkene verdelen.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene wordt aldus vastgesteld op:
€ 27.373,99(€ 54.747,99 : 2).

Verplichting tot betaling aan de Staat

Draagkracht
Voor zover de raadsman heeft bepleit dat de betrokkene geen of onvoldoende draagkracht heeft om aan een betalingsverplichting te voldoen, stelt het hof voorop dat in het ontnemingsgeding de draagkracht van de betrokkene alleen dan met vrucht aan de orde kan worden gesteld, indien ter terechtzitting voldoende concreet onderbouwd wordt aangevoerd dat de betrokkene nu en in de toekomst naar redelijke verwachting geen draagkracht heeft, dan wel zal krijgen. In dit verband dient gemotiveerd en zo mogelijk aan de hand van bescheiden volledige openheid van (financiële) zaken te worden gegeven. Het hof is van oordeel dat het draagkrachtverweer van de raadsman niet zodanig is onderbouwd dat kan worden vastgesteld dat de betrokkene nu en in de toekomst naar redelijke verwachting geen draagkracht heeft of zal krijgen. De (toekomstige) draagkracht van de betrokkene kan in de executiefase aan de orde worden gesteld.
Redelijke termijn
Het ontnemingsvonnis is uitgesproken op 31 december 2019, het hoger beroep is ingesteld op
9 januari 2020 en het hof wijst thans op 18 februari 2025 arrest. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak als de onderhavige dient te zijn afgerond binnen twee jaren per rechterlijke instantie. Daarom is in dit geval de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep overschreden met ruim drie jaren. Het hof ziet hierin aanleiding om de betalingsverplichting te matigen en vast te stellen op € 25.000,00.
Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door haar wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 25.000,00.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 27.373,99 (zevenentwintigduizend driehonderddrieënzeventig euro en negenennegentig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro en nul cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 500 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. H.A. Stalenhoef en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van
mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 februari 2025.
Mr. Huisman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 18 mei 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 12 tot en met 17.
2.Een proces-verbaal van bevindingen indicatoren eerdere oogsten van 31 mei 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 41 tot en met 45.
3.Een proces-verbaal van bevindingen indicatoren eerdere oogsten van 31 mei 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 41 tot en met 45.
4.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 23 november 2018, naar waarheid opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde dossierpagina’s 142 tot en met 148.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 26 mei 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde dossierpagina 58.
6.Een proces-verbaal van bevindingen indicatoren eerdere oogsten van 31 mei 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 41 tot en met 45.
7.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 23 november 2018, naar waarheid opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde dossierpagina’s 142 tot en met 148.
8.Een proces-verbaal van bevindingen indicatoren eerdere oogsten van 31 mei 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 41 tot en met 45.
9.Een aangifteformulier van [bedrijf] van 29 mei 2018, doorgenummerde dossierpagina’s 75 en 76.
10.Een proces-verbaal van verhoor van getuige Fraude-inspecteur M05 op 9 mei 2023 bij de raadsheer-commissaris.
11.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 18 mei 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde dossierpagina’s 12 tot en met 17.
12.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht van het FP Afpakken (voorheen BOOM) van 1 juni 2016.
13.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 23 november 2018, naar waarheid opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde dossierpagina 144.
14.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 23 november 2018, naar waarheid opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde dossierpagina 144.
15.Een aangifteformulier van [bedrijf] van 29 mei 2018, dossierpagina 78.
16.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 23 november 2018, naar waarheid opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde dossierpagina 145.