ECLI:NL:GHAMS:2025:645

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
23-002663-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 november 2024. De verdachte, geboren in 2005 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen de bewezenverklaring, de kwalificatie van feit 1 en de opgelegde straf. De raadsman van de verdachte, mr. F.W.D. Siccama, heeft op 28 november 2024 het hoger beroep aangekondigd. Echter, op 11 februari 2025 heeft mr. D. Moes, namens Siccama, aan het hof laten weten dat de verdachte in het vonnis in eerste aanleg berust en verzocht om niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. De advocaat-generaal heeft op 12 februari 2025 ingestemd met deze niet-ontvankelijkheid. Het hof heeft, na het horen van de advocaat-generaal ter terechtzitting, geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek rechtvaardigt. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002663-24
datum uitspraak: 13 februari 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 november 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 13-091564-23 en 13-110222-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 februari 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Op 28 november 2024 heeft mr. F.W.D. Siccama, de raadsman van de verdachte, bij appelschriftuur te kennen gegeven dat het hoger beroep zich richt tegen de bewezenverklaring, de kwalificatie van feit 1 alsmede de opgelegde straf. Op 9 januari 2025 heeft een rolzitting plaatsgevonden, waarop het onderzoek is geschorst tot de regiezitting op 13 februari 2025.
Op 11 februari 2025 heeft mr. D. Moes, namens mr. F.W.D. Siccama, per e-mail aan het hof bericht dat de verdachte bij nader inzien in het vonnis in eerste aanleg berust en het hof verzocht de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep.
Op 12 februari 2025 heeft de advocaat-generaal per e-mail het hof bericht in te stemmen met een niet-ontvankelijk verklaring. Dat standpunt is door de advocaat-generaal ter terechtzitting herhaald.
Gelet op bovenstaande en nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak wordt de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. A.R.O. Mooy en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 februari 2025.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.