ECLI:NL:GHAMS:2025:645
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 november 2024. De verdachte, geboren in 2005 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen de bewezenverklaring, de kwalificatie van feit 1 en de opgelegde straf. De raadsman van de verdachte, mr. F.W.D. Siccama, heeft op 28 november 2024 het hoger beroep aangekondigd. Echter, op 11 februari 2025 heeft mr. D. Moes, namens Siccama, aan het hof laten weten dat de verdachte in het vonnis in eerste aanleg berust en verzocht om niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. De advocaat-generaal heeft op 12 februari 2025 ingestemd met deze niet-ontvankelijkheid. Het hof heeft, na het horen van de advocaat-generaal ter terechtzitting, geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek rechtvaardigt. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.