ECLI:NL:GHAMS:2025:633

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
23-002551-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens het niet doorzetten van het hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2024. De verdachte, geboren in 2007, heeft via zijn raadsman op 17 februari 2025 aan het hof laten weten dat hij het hoger beroep niet wil doorzetten en de oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Dit leidde tot de vraag van de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep.

De advocaat-generaal heeft in zijn vordering gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft, na het horen van de advocaat-generaal, vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met nader onderzoek van de zaak.

Gelet op het voorgaande heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak vond plaats op de openbare terechtzitting van 27 februari 2025.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002551-24
datum uitspraak: 27 februari 2025
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2024 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-231045-24 en 13-095070-24 en 13-302131-23, alsmede 16-150938-23 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
adres: [adres].
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Per e-mailbericht van 17 februari 2025 heeft de raadsman namens de verdachte aan het hof medegedeeld dat de verdachte het hoger beroep niet wil doorzetten en hij de oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Nu het hof, gehoord de advocaat-generaal, ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, zal de verdachte gelet op het bepaalde in artikel 416, lid 2 Sv, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. A.M. Kengen en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 februari 2025.
De oudste en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.