ECLI:NL:GHAMS:2025:60

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
200.339.775/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en non-conformiteit van een tweedehands auto na aankoop

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een consument en een handelaar in tweedehands auto’s. De appellant, een consument, had een tweedehands auto gekocht van de geïntimeerde, een handelaar, maar de auto bleek kort na de aankoop onbruikbaar te zijn geworden. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van de appellant afgewezen, omdat deze niet voldoende had aangetoond dat de auto non-conform was. De appellant ging in hoger beroep en stelde dat de auto niet voldeed aan de koopovereenkomst, omdat hij niet had kunnen verwachten dat hij kort na de aankoop niet meer met de auto kon rijden.

Het hof oordeelde dat de auto inderdaad non-conform was, omdat de appellant binnen twee weken na de aankoop met de auto stil was komen te staan op de snelweg. De garagehouder had vastgesteld dat er vermoedelijk een defecte drijfstanglager was, en de kosten voor herstel waren aanzienlijk. Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet had aangetoond dat het gebrek niet bij aflevering bestond, en dat de appellant het recht had om de koopovereenkomst te ontbinden. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van de appellant toe, inclusief de veroordeling van de geïntimeerde tot betaling van € 4.400,- aan de appellant, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.339.775/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10689627 CV EXPL 23-3908
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 januari 2025
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [plaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. A.J.G. van Strien te Oss,
tegen
[geïntimeerde] , handelend onder de naam [bedrijf] ,
wonende en zaakdoende te [plaats 2] , gemeente [plaats 3] ,
geïntimeerde,
niet verschenen,
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Anders dan de kantonrechter oordeelt het hof dat de auto niet beantwoordt aan de (consumentenkoop)overeenkomst aangezien deze binnen korte tijd na aankoop onbruikbaar is geworden.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding met producties van 27 maart 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 27 december 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.
Tegen [geïntimeerde] is verstek verleend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad – zijn vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met rente.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in 2.1 t/m 2.4 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de weergegeven feiten juist zijn, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de deze neer op het volgende.
3.1
[geïntimeerde] houdt zich bezig met de verkoop van tweedehands auto’s. [appellant] heeft op 6 september 2022 een proefrit gemaakt en vervolgens de auto van het merk [x] uit 2008 met een kilometerstand van [y] (hierna: de auto) gekocht van [geïntimeerde] voor een bedrag van € 4.400,-.
3.2
Op 19 september 2022 is de auto midden op de snelweg gestopt met rijden. De auto is van de snelweg naar garagebedrijf [naam] (hierna: de garagehouder) gesleept en daar onderzocht.
3.3.
Op 28 september 2022 heeft [appellant] bij aangetekende brief voor zover van belang het volgende aan [geïntimeerde] geschreven:
‘Op dinsdag 20 september heb ik telefonisch contact hierover met u opgenomen (via iemand die Nederlands spreekt) maar daar werd verteld dat het toch echt mijn probleem is en dat u niet van plan bent hier iets aan te doen.
Via deze brief stel ik u in gebreke en wil ik u alsnog in de gelegenheid stellen de auto te repareren of de aankoop van de auto ongedaan te maken. (…)’
3.4.
Bij brief van 23 december 2022 heeft de advocaat van [appellant] samengevat aan [geïntimeerde] meegedeeld dat de auto niet aan de overeenkomst voldoet, dat de garagehouder heeft ingeschat dat het gaat om een motorblok dat niet meer te repareren is en dat de vervangingskosten tenminste € 4.000,-- bedragen. [geïntimeerde] is gesommeerd de auto te repareren, en voor zover [geïntimeerde] niet binnen 14 dagen aan de sommatie voldoet is hem meegedeeld dat [appellant] de auto door een derde zal laten repareren en de kosten op [geïntimeerde] zal verhalen. Tot slot heeft [appellant] zich de mogelijkheid van ontbinding van de overeenkomst voorbehouden. Op 13 januari 2023 heeft [appellant] [geïntimeerde] gerappelleerd.
3.5.
Bij email van 29 januari 2023 heeft [geïntimeerde] als volgt gereageerd:
‘Ik heb op 14 januari een aangetekende brief van U ontvangen waarvan de inhoud merendeels onjuist is. Verder heb ik advies ingewonnen en artikel 7:18 BW is hier niet van toepassing.
3.6.
Bij brief van 3 maart 2023 heeft [appellant] laten weten dat hij [geïntimeerde] in rechte zal betrekken.
3.7.
Bij email van 1 december 2023 heeft de garagehouder aan [appellant] geschreven:
(…) ‘Wij hebben de auto Hr [appellant] van hem mogen ontvangen met de mededeling dat de auto een ontzettend bijgeluid maakte en niet goed. De auto is door een bergingsbedrijf bij ons afgezet. Daarop hebben wij een eerste diagnose gedaan in opdracht van DHR [appellant] . Daar hebben wij om en nabij de 1.5 uur ingestoken en zijn tot de conclusie gekomen dat er verder onderzoek nodig is. Waarschijnlijk is er een drijfstang lager defect maar dat is pas met 100% zekerheid te zeggen naar verder onderzoek .
Als dat niet het geval zou zijn zou de complete motor vervangen moeten worden kostenplaatje om en nabij 5000euro. Dus niet rendabel gezien km stand leeftijd en leeftijd van de auto.
Door ons zijn nooit enige herstel werkzaam heden verricht. Wij hebben de handelaar een maal gesproken maar geen opdracht gehad tot verdere diagnose vast te stellen.
Auto heeft daarna ongeveer 6 maanden onaangeroerd bij ons op het terrein gestaan, daarna is de auto in opdracht van de eigenaar door ons naar een andere plaats vervoerd. (…)’

4.Eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg samengevat gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren primair dat de koopovereenkomst is ontbonden, subsidiair dat de koopovereenkomst is vernietigd en om [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 4.400,- vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de nakosten.
4.2
De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen, omdat samengevat [appellant] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht en bewijslast. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [appellant] onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat de auto non conform is, omdat hij geen schriftelijke onderbouwing (bijvoorbeeld een keuringsrapport, een reparatieadvies of een offerte) van het gebrek heeft ingebracht. Dat de auto gebrekkig is staat daarom volgens de kantonrechter onvoldoende vast. De dwaling is volgens de kantonrechter daarmee ook onvoldoende onderbouwd.

5.Beoordeling

5.1
[appellant] heeft in hoger beroep één grief aangevoerd, die ertoe strekt dat zijn vordering alsnog wordt toegewezen. Samengevat en voor zover voor de beslissing van belang heeft [appellant] aangevoerd dat de auto niet voldoet aan de koopovereenkomst, omdat hij niet hoefde te verwachten dat hij kort na de aankoop niet meer met de auto kon rijden en uit de e-mail van de garagehouder (zie 3.8) genoegzaam vast is komen te staan dat sprake is van een gebrek dat ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. [appellant] vraagt het hof voor recht te verklaren primair dat de koopovereenkomst is ontbonden, subsidiair dat de koopovereenkomst is vernietigd en [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.400,--, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.2
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de onderhavige koopovereenkomst een consumentenkoop is zoals bedoeld in artikel 7:5 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3
Op grond van artikel 7:17 lid 1 BW moet de afgeleverde zaak - in dit geval de auto - aan de overeenkomst beantwoorden. Volgens artikel 7:17 lid 2 BW beantwoordt de zaak niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Voor een (tweedehands) auto houdt normaal gebruik in dat als deze wordt gekocht om daarmee naar de verkoper bekend is aan het verkeer deel te nemen, de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien als gevolg van een gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert, of – zoals in dit geval - niet mogelijk blijkt. Ingevolge artikel 7:18a lid 2 BW wordt bij een consumentenkoop vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien het gebrek zich binnen één jaar na aflevering openbaart, tenzij de verkoper anders aantoont of de aard van de zaak of de aard van het gebrek zich daartegen verzet.
5.4
Anders dan de kantonrechter komt het hof tot het oordeel dat de auto non conform is. Ter toelichting dient het volgende. [geïntimeerde] wist dat [appellant] met de auto wilde deelnemen aan het verkeer. Vaststaat dat [appellant] binnen twee weken na aankoop met de auto stil is komen te staan op de snelweg en dat de auto afgesleept is moeten worden naar de garagehouder. Niet weersproken is dat de garagehouder de auto heeft onderzocht en als vermoedelijke oorzaak heeft geduid een defecte drijfstanglager en dat de kosten van herstel op minstens € 4.000,- zijn begroot. Daarmee is genoegzaam komen vast te staan dat als gevolg van een gebrek dat niet eenvoudig kon worden ontdekt en hersteld de auto niet voor deelneming aan het verkeer kon worden gebruikt. Anders dan de kantonrechter heeft overwogen, hoefde [appellant] niet te stellen, laat staan bewijzen, wat de oorzaak was van het gebrek.
5.5.
Naar het oordeel van het hof verzet noch de aard van de zaak – een tweedehands [x] uit 2008 en met een kilometerstand van [y] – noch de aard van de afwijking – de auto reed niet – zich ertegen om met toepassing van het bewijsvermoeden van artikel 7:18a lid 2 BW ervan uit te gaan dat het gebrek bij aflevering al bestond. Het lag daarom op de weg van [geïntimeerde] om het bewijsvermoeden te weerleggen. Naar het oordeel van het hof is [geïntimeerde] daarin niet geslaagd. Zijn stelling dat [appellant] (misschien) de verkeerde benzine in de auto heeft gedaan, of iemand anders werkzaamheden aan de auto heeft verricht, waardoor het gebrek is ontstaan, heeft [geïntimeerde] niet onderbouwd. Die stelling is door [appellant] bovendien (gemotiveerd) weersproken onder verwijzing naar de email van de garagehouder (zie 3.8). Tenslotte kan het beroep van [geïntimeerde] op de omstandigheid dat hij geen garantie op de auto heeft gegeven en hij alleen een handelaar in tweedehands auto’s is hem evenmin baten; aansprakelijkheid wegens non-conformiteit kan contractueel niet worden uitgesloten. [geïntimeerde] is niet ingegaan op het verzoek (zie 3.4) en de sommatie van de advocaat van [appellant] (3.5) om de auto te repareren. Nu het gebrek qua ernst de ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigde, mocht [appellant] de overeenkomst ontbinden.
5.6.
Omdat de grief doel treft, zal het bestreden vonnis worden vernietigd en zullen de vorderingen van [appellant] alsnog worden toegewezen. Het hof gaat ervan uit dat [appellant] ook aan zijn ongedaanmakingsverplichting zal voldoen en de auto zal terug leveren aan [geïntimeerde] , die daaraan op zijn beurt zijn medewerking zal verlenen. Omdat [geïntimeerde] in het ongelijk is gesteld, zal hij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
-vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
-verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden;
-veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van € 4.400,- aan [appellant] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2025;
-veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van [appellant] vastgesteld op:
- € 219,77 aan verschotten en € 464,- aan salaris voor de eerste aanleg,
- € 489,17 aan verschotten en € 858,- aan salaris voor het hoger beroep,
- € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest, dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
-verklaart dit arrest ten aanzien van de betalings- en kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, W. Aardenburg en E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.