ECLI:NL:GHAMS:2025:593

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
23-003371-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake moord, doodslag en drugshandel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld voor moord, maar het hof sprak hem vrij van de primair ten laste gelegde moord. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan doodslag en het wegmaken van een lijk. De feiten vonden plaats tussen 8 en 11 maart 2020 in Haarlem, waar de verdachte een persoon genaamd [benadeelde 1] opzettelijk van het leven beroofde door met een vuurwapen te schieten. Na de daad heeft de verdachte het lichaam verborgen en verplaatst. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van verdovende middelen, waaronder cocaïne, MDMA en GHB, en het voorhanden hebben van een Kalasjnikov. Het hof verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces, oordelend dat de reactie van de verdachte niet proportioneel was. De opgelegde straf werd gematigd tot 12 jaren gevangenisstraf vanwege overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Tevens werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003371-21
datum uitspraak: 11 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-101028-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
[detentieadres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 oktober 2024 en 14 januari, 11 februari en 11 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv, is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2020 tot en met 11 maart 2020 te Haarlem (of elders in Nederland), (al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen) een persoon genaamd [benadeelde 1] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft(/hebben) verdachte (en/of diens mededader(s)), met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een schot(en)/kogel afgevuurd in (de richting van) de borst/hartstreek van die [benadeelde 1] , ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde 1] is overleden;
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2020 tot en met 11 maart 2020 te Haarlem (of elders in Nederland), (al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen) een persoon genaamd [benadeelde 1] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen een schot/kogel af te vuren in (de richting van) de borst/hartstreek van die [benadeelde 1] , ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde 1] is overleden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 maart 2020 tot en met 11 maart 2020 te Haarlem (en/of de omgeving van Haarlem), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, het lijk van [benadeelde 1] , heeft verborgen, weggevoerd en weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van [benadeelde 1] te verhelen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- het lijk van die [benadeelde 1] in een plastic (camouflage)zeil gedaan en/of vervolgens dat zeil (met daarin het lijk) met (staal)draad omwikkeld en/of met tape vastgemaakt en/of
- dat (met een zeil omwikkelde) lijk (met een voertuig) naar een bootje vervoerd en/of
- voornoemd lijk (op een afgelegen plek) in dat/een bootje gelegd en/of
- ( vervolgens) met dat bootje gevaren naar een afgelegen plek op de Mooie Nel en/of het Spaarne, althans op het water, en/of
- ( de uiteinden van) het met zeil omwikkelde lijk verzwaard met stenen en/of
- voornoemd lijk in het water van de Mooie Nel of het Spaarne overboord gelaten/in het water laten zakken;
3.
hij op of omstreeks 14 april 2020 en/of op of omstreeks 17 april 2020 en/of op of omstreeks 24 juni 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in een loods gelegen aan de [adres 1] ) aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid cocaïne (in poedervorm) en/of een (grote) hoeveelheid MDMA (3,4-Methyleendioxymethamfetamine) (in poedervorm en/of pilvorm) en/of een hoeveelheid GHB (Gamma-hydroxyboterzuur), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of GHB, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of GHB (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 24 juni 2020 te Haarlem, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinegeweer (van het merk Kalasjnikov, type AK-47, kaliber 7.62), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op grond van andere overwegingen dan de rechtbank tot een verwerping van het beroep op noodweer(exces) komt en ten aanzien van de opgelegde straf tot een andere beslissing komt.
Vrijspraak van moord (feit 1, primair), bewezenverklaring doodslag (feit 1, subsidiair) en wegmaken lijk (feit 2)
Overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zodat de verdachte zonder nadere motivering van de onder 1, primair ten laste gelegde moord op het slachtoffer [benadeelde 1] zal worden vrijgesproken.
De onder 1, subsidiair ten laste gelegde doodslag en het onder 2 ten laste gelegde wegmaken van het stoffelijk overschot van het slachtoffer acht het hof, mede gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter zake, wel bewezen.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte zich op het standpunt stelt dat de in de loods aangetroffen cocaïne wel van hem was, maar de aldaar aangetroffen MDMA en GHB niet.
Het hof is van oordeel dat dit verweer dient te worden verworpen en verenigt zich met hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen in paragraaf 3.3.2 ‘Bewijsoverwegingen’ van het vonnis onder het kopje ‘Ten aanzien van feit 3:’ en neemt deze overwegingen over. Daarbij voegt het hof onder dit kopje op pagina 4 van het vonnis aan de zinsneden ‘
Ter zitting heeft de verdachte bekend (..)’ en ‘
Over het ter zitting voorgehouden tapgesprek (..)’ telkens na het woord ‘
zitting’ de woorden ‘
in eerste aanleg’ toe. In aanvulling daarop overweegt het hof dat voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs niet is vereist dat de verdovende middelen aan verdachte toebehoorden.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte zich op het standpunt stelt dat het in de loods aangetroffen wapen niet van hem was. Het hof overweegt dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het wapen, niet vereist is dat het wapen aan de verdachte toebehoort. Het wapen is op 24 juni 2020 aangetroffen in de door verdachte gehuurde en bij hem in gebruik zijnde loods. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het wapen door een derde was meegenomen naar de loods, maar niet dat deze derde het wapen daar had achtergelaten. Het hof overweegt hieromtrent dat de verdachte verantwoordelijk is voor hetgeen zich in zijn loods bevindt, ook als derden daar iets achterlaten. De tas met het wapen was bovendien zichtbaar aanwezig in de loods en lag daar, uitgaande van de verklaring van de verdachte in samenhang met de beelden van de loods, al sinds 9 juni 2020. Het onder 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van dit wapen kan dan ook worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 8 maart 2020 te Haarlem een persoon genaamd [benadeelde 1] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen een schot/kogel af te vuren in de richting van de borst/hartstreek van die [benadeelde 1] , ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde 1] is overleden;
2.
hij in de periode van 8 maart 2020 tot en met 11 maart 2020 te Haarlem en/of de omgeving van Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, het lijk van [benadeelde 1] heeft verborgen, weggevoerd en weggemaakt, met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden van [benadeelde 1] te verhelen, immers hebben hij, verdachte, en diens mededader
- het lijk van die [benadeelde 1] in een plastic camouflagezeil gedaan en vervolgens dat zeil met daarin het lijk met staaldraad omwikkeld en met tape vastgemaakt en
- dat met een zeil omwikkelde lijk met een voertuig naar een bootje vervoerd en
- voornoemd lijk op een afgelegen plek in dat bootje gelegd en
- vervolgens met dat bootje gevaren naar een afgelegen plek op de Mooie Nel en
- de uiteinden van het met zeil omwikkelde lijk verzwaard met stenen en
- voornoemd lijk in het water van de Mooie Nel overboord gelaten/in het water laten zakken;
3.
hij op 14 april 2020 en op 17 april 2020 en op 24 juni 2020 te Haarlem, telkens opzettelijk in een loods gelegen aan de [adres 1] aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid cocaïne en/of
een hoeveelheid MDMA (3,4-Methyleendioxymethamfetamine en/of
een hoeveelheid GHB (Gamma-hydroxyboterzuur);
4.
hij op 24 juni 2020 te Haarlem, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinegeweer (van het merk Kalasjnikov, type AK-47, kaliber 7.62), zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals weergegeven in de bij dit arrest gevoegde bijlage met bewijsmiddelen. Daarbij is ten aanzien van de feiten 1, subsidiair en 2 volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door de raadsman ter zake van die feiten geen vrijspraak is bepleit.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair bewezenverklaarde doodslag te ontslaan van alle rechtsvervolging op grond van noodweer(exces). Volgens de raadsman was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen verdediging geboden was. Het slachtoffer is schreeuwend en onder invloed van cocaïne en alcohol op de verdachte afgekomen, waardoor bij de verdachte de redelijke vrees is ontstaan dat het slachtoffer hem iets aan zou doen en hij uit schrik op het slachtoffer heeft geschoten. Gelet op de snelle escalatie, de krachtsverhoudingen tussen de verdachte en het slachtoffer (waarbij de verdachte kleiner was en minder massa had dan het slachtoffer), de staat waarin het slachtoffer zich bevond en de wijze waarop het slachtoffer zich eerder gewelddadig had gemanifesteerd, is aan het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel voldaan. Subsidiair komt de verdachte een beroep op noodweerexces toe, nu het dossier meer dan voldoende aanwijzingen bevat dat sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging in de vorm van angst en paniek bij de verdachte, veroorzaakt door de dreigende aanranding, welke gemoedsbeweging heeft gemaakt dat de verdachte het vuurwapen heeft getrokken en heeft afgevuurd. De raadsman heeft in dat verband naar voren gebracht dat het slachtoffer zich in de laatste dagen van zijn leven in toenemende mate agressief en intimiderend richting de verdachte (en anderen) had gemanifesteerd, hetgeen een paniektoestand heeft veroorzaakt. Een andere aanwijzing kan volgens de raadsman worden gevonden in de beschrijving van de verdachte door de aanwezige [medeverdachte] na het schietincident, in welke beschrijving – de verdachte was volgens [medeverdachte] in shock, helemaal bleek wit – de naweeën van de hevige gemoedsbeweging zichtbaar zijn.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen beroep op noodweer toekomt, aangezien het met een vuurwapen in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer schieten niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding en daarmee niet is voldaan aan de eis van proportionaliteit. De verdachte komt evenmin een beroep op noodweerexces toe, nu het niet aannemelijk is geworden dat bij de verdachte sprake is geweest van een dermate hevige gemoedsbeweging die heeft gemaakt dat de verdachte op het slachtoffer heeft geschoten.
Het oordeel van het hof
Het hof gaat uit van de volgende, aan de verklaring van de verdachte en van de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 7 maart 2020 werd de verdachte gebeld door [medeverdachte] . [medeverdachte] was rond middernacht in de loods op de [adres 1] te Haarlem aangekomen en had daar het slachtoffer aangetroffen, die geld wilde van de verdachte. Aangezien het slachtoffer zich niet liet kalmeren door [medeverdachte] , heeft [medeverdachte] de verdachte gebeld met het verzoek om naar de loods te komen. De verdachte is eerst naar de loods op de [adres 2] gegaan, heeft daar een vuurwapen gepakt, heeft dit wapen doorgeladen en bij zich gestoken, heeft zijn weg vervolgd naar de loods op de [adres 1] en is de loods binnengegaan. In de loods is een fysiek handgemeen tussen de verdachte, [medeverdachte] en het slachtoffer ontstaan, waarbij de ene keer [medeverdachte] de verdachte heeft ontzet en de andere keer de verdachte [medeverdachte] heeft ontzet. Zowel de verdachte als [medeverdachte] hebben verklaard dat het slachtoffer telkens de initiërende agressor van dit handgemeen was. Na het handgemeen zijn de verdachte, [medeverdachte] en het slachtoffer weer uit elkaar geraakt. Op enig moment is het slachtoffer weer dreigend op de verdachte afgelopen en heeft gedurende die toenadering gezegd “
schiet dan, schiet dan”. Verdachte heeft, gelet op deze woorden, het vuurwapen dan al getrokken. De verdachte heeft vervolgens met het vuurwapen in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer geschoten, als gevolg waarvan de kogel in de borstreek van het slachtoffer terecht is gekomen, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden.
Noodweer
Naar het oordeel van het hof is het handelen van het slachtoffer, te weten het na het fysiek handgemeen (opnieuw) dreigend aflopen op de verdachte, aan te merken als een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De vraag is of de gedraging van de verdachte, het schieten met een vuurwapen in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer, geboden was door de noodzakelijke verdediging tegen deze dreiging.
Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is onvoldoende vast komen te staan dat de verdachte een reële en redelijke mogelijkheid tot vluchten had. De posities van de verdachte, [medeverdachte] en het slachtoffer in de loods ten opzichte van elkaar en van de deur naar buiten zijn onduidelijk gebleven.
Het hof is evenwel van oordeel dat, gelet op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, de door de verdachte gekozen wijze van verdediging in onredelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. Het schieten met een vuurwapen is immers geenszins een passende reactie op het na een fysiek handgemeen dreigend op iemand aflopen. Van de verdachte had in de gegeven omstandigheden in redelijkheid mogen worden gevergd dat hij zich op een minder ingrijpende wijze zou hebben verdedigd, bijvoorbeeld door een waarschuwingsschot te lossen, het slachtoffer met het wapen te slaan, het slachtoffer in zijn been te schieten, of met behulp van [medeverdachte] de dreigende aanranding af te wenden zoals reeds eerder (succesvol) was gebeurd. Derhalve is niet voldaan aan het proportionaliteitsvereiste dat aan de verdedigingsreactie van de verdachte wordt gesteld, zodat het beroep op noodweer wordt verworpen.
Noodweerexces
Nu de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, ziet het hof zich voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte het onmiddellijke gevolg was van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de dreigende aanranding. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend en neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Uit de verklaringen van de verdachte en [medeverdachte] blijkt dat het slachtoffer al zo’n twee jaar lang geregeld bedreigingen uitte en agressief was jegens onder andere de verdachte; daarmee leverde het voorval in de loods, te weten hetgeen zich heeft afgespeeld voorafgaand aan het afvuren van het wapen, geen uitzonderlijke situatie op. Dat het slachtoffer in de periode kort voor zijn overlijden toenemend fysiek agressief was richting de verdachte of derden, is onvoldoende gebleken. Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is het hof niet aannemelijk geworden dat de dreigende aanranding, die in het licht van het voorgaande niet op zichzelf stond, bij de verdachte een hevige gemoedsbeweging heeft veroorzaakt. Het beroep op noodweerexces wordt verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Evenmin is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
doodslag.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van een lijk verbergen, wegvoeren en wegmaken met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren en 9 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarbij matiging is toegepast vanwege overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om – in het geval het beroep op noodweer(exces) wordt verworpen – gelet op overschrijding van de redelijke termijn, de straf die aan de medeverdachte is opgelegd, artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een lagere straf dan de rechtbank op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 8 maart 2020 het slachtoffer in de borst geschoten, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan één van de ergste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en het slachtoffer één van de meest fundamentele mensenrechten, te weten het recht op leven, ontnomen. Vervolgens heeft de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] het lichaam van het slachtoffer in een zeil gewikkeld, verzwaard met stenen en te water gelaten om zo de dood van het slachtoffer en de oorzaak daarvan te verbergen. Door zo te handelen is de verdachte op een buitengewoon respectloze wijze omgegaan met het lichaam van het slachtoffer. Hiermee heeft de verdachte aan de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar verlies en leed toegebracht. Dat volgt onder meer uit de ter terechtzitting in hoger beroep door de moeder van één van de zonen van het slachtoffer afgelegde slachtofferverklaring. Zij heeft zich hardop afgevraagd hoe zij later aan haar jongste zoon – aangezien hij ten tijde van het bewezenverklaarde en momenteel nog te jong is om dit te begrijpen – moet vertellen hoe zijn vader om het leven is gekomen en hoe er met zijn lichaam is omgegaan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van hoeveelheden cocaïne, MDMA en GHB en het voorhanden hebben van een Kalasjnikov. Verdovende middelen bevatten voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen en zijn sterk verslavend. Het aanwezig hebben van dergelijke middelen is daarnaast schadelijk voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie (het strafblad) van 29 januari 2025 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Na het plegen van de onderhavige feiten is de verdachte op 23 maart 2022 (onherroepelijk) veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet, lidmaatschap van een criminele organisatie en witwassen. Het hof dient rekening te houden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Op het bewezenverklaarde kan naar het oordeel van het hof niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. In beginsel acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren passend en geboden.
Het hof stelt evenwel vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geschonden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak op zitting dient te zijn afgerond met in eerste aanleg een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, en dat in de fase van hoger beroep een einduitspraak wordt gedaan binnen twee jaren nadat het rechtsmiddel is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In eerste aanleg is de redelijke termijn niet overschreden, in hoger beroep wel. Namens de verdachte is immers op 20 december 2021 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 11 maart 2025 arrest zal wijzen, zodat sprake is van een overschrijding van een jaar en bijna drie maanden. Deze overschrijding is ten dele te wijten aan de verdediging, nu door de opvolgend raadsman op 18 september 2024 – toen de data van de inhoudelijke behandeling reeds anderhalve maand bekend waren – aanvullende onderzoekswensen zijn ingediend. Desondanks ziet het hof vanwege de overschrijding aanleiding de straf te matigen, in die zin dat aan de verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (als wettelijk vertegenwoordiger van [benadeelde 3] )
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft (mede als wettelijk vertegenwoordiger van [benadeelde 3] (voorheen [benadeelde 2] )) een vordering tot schadevergoeding van € 24.233,17 ingediend wegens materiële en immateriële schade die zij respectievelijk haar zoon als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde zou hebben geleden. De materiële schade bestaat uit de gemaakte kosten voor de uitvaart van het slachtoffer, te weten € 4.233,17. Daarnaast vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 20.000,00 wegens affectieschade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
De advocaat-generaal heeft verzocht de vordering toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat de vordering volledig dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf na te noemen data en ziet voorts aanleiding voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen in paragraaf 7.1. ‘Vordering benadeelde partij [benadeelde 2] ’ vanaf het subkopje ‘
Materiële schade’tot en met hetgeen onder het subkopje ‘
Schadevergoedingsmaatregel’is overwogen en neemt deze overwegingen over
.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (als wettelijk vertegenwoordiger van [benadeelde 5] )
Als wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [benadeelde 5] heeft [benadeelde 4] een vordering tot schadevergoeding van € 30.460,48 ingediend wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde zou hebben geleden. De materiële schade betreft de gemiste kinderalimentatie tot een bedrag van € 10.460,48. Daarnaast vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 20.000,00 wegens affectieschade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de affectieschade toegewezen tot een bedrag van € 20.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft verzocht de vordering toe te wijzen, doch enkel wat betreft de gevorderde affectieschade, en de schadevergoedingsmaatregel ter zake op te leggen. Wat betreft de gevorderde materiële schade dient niet-ontvankelijkverklaring te volgen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade dient te worden afgewezen en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf na te noemen datum, en dat voorts wat betreft de toegewezen immateriële schade grond bestaat voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen in paragraaf 7.2. ‘Vordering benadeelde partij [benadeelde 4] ’ vanaf het subkopje ‘
Materiële schade’tot en met hetgeen onder het subkopje ‘
Schadevergoedingsmaatregel’is overwogen en neemt deze overwegingen over.

Vordering van de nabestaande [benadeelde 6]

Het hof heeft op 10 februari 2025 een e-mailbericht van de nabestaande [benadeelde 6] ontvangen waarin hij een verzoek doet tot vergoeding van affectieschade voor een bedrag van tussen de € 12.500,00 en € 20.000,00 wegens het overlijden van zijn jongste broer, het slachtoffer. De nabestaande heeft zich evenwel niet overeenkomstig artikel 51g Sv in het geding in eerste aanleg gevoegd en is daarom op grond van artikel 421, eerste lid, Sv onbevoegd zich te voegen in het geding in hoger beroep. Het hof zal de nabestaande derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 36f, 47, 57, 63, 151 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 24.233,17 (vierentwintigduizend tweehonderddrieëndertig euro en zeventien cent) bestaande uit € 4.233,17 (vierduizend tweehonderddrieëndertig euro en zeventien cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 24.233,17 (vierentwintigduizend tweehonderddrieëndertig euro en zeventien cent) bestaande uit
€ 4.233,17 (vierduizend tweehonderddrieëndertig euro en zeventien cent) materiële schade en
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 156 (honderdzesenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 juni 2020 en van de immateriële schade op 8 maart 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 20.000,00 (twintigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 135 (honderdvijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 8 maart 2020.
Vordering van de nabestaande [benadeelde 6]
Verklaart [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. M. Senden en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2025.

Bijlage: bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 1, subsidiair en feit 2:
Nu de verdachte het onder 1, subsidiair tenlastegelegde feit heeft bekend en door of namens de verdachte geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
1.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 14 januari 2025, proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2025.
2.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 29 november 2021, proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 29 november 2021.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2020, inclusief fotobijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (map B, pagina’s ZK1&2 75 – ZK1&2 83)
4.
Een proces-verbaal van bevindingen identiteit slachtoffer van 13 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (map B, pagina’s ZK1&2 86 – ZK1&2 89).
5.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 23 april 2020, inclusief bijlage (map P, pagina’s 260 – 273).
6.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 27 mei 2020, inclusief bijlagen (map P, pagina’s 234 – 256).
Ten aanzien van feit 3
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 29 november 2021, proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 29 november 2021.
Deze verklaring houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
De tijdens de doorzoekingen op 14 april 2020, 17 april 2020 en 24 juni 2020 in de loods aan de [adres 1] te Haarlem aangetroffen cocaïne was van mij.
In het tapgesprek d.d. 20 juni 2020, 17.54 uur tussen mij en NNman3174, vraagt NNman of ik gelijk wat ‘M’ mee kan nemen, waarop ik zeg dat ik dat wel had maar dat dat allemaal is weggehaald. Het zou kunnen dat dat gesprek over MDMA gaat.
Ten aanzien van het OVC gesprek 22 april 2020, waarin ik zeg: ‘er lag wel een flesje maar die hebben ze meegenomen’, zal het over een flesje GHB gaan, denk ik.
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (map H, pagina’s RA 196 – RA 213).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
V: Er stond een kluis in je loods, wie had er toegang tot die kluizen?
A: Er stonden er drie. De sleutels lagen volgens mij gewoon op tafel. De buitenste kluis gebruikte ik voor [benadeelde 1] enzo maar daar werd ik laks in. Er zat een heel systeem in. Later zat dat er niet meer in. Iedereen die in het pand kon komen kon ook in de kluis.
3.
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 15 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (map Q, pagina’s B 11 – B 13).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op dinsdag, 14 april 2020, omstreeks 11:00 uur, werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in, [adres 1] Haarlem. Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
DZK1.C.4.1. Cola fles met vermoedelijk GHB. Aangetroffen in afgesloten kluis. Goednummer PL1100-2020067582-1136947.
DZK1.C.4.5. Plastic zakje met 13 wikkels. Met opdruk ‘I’. Aangetroffen in afgesloten kluis. Goednummer PL1100-2020067582-1136953.
DZK1.C.4.6. Plastic zakje met 15 wikkels. Met opdruk ‘V’. Aangetroffen in afgesloten kluis. Goednummer PL1100-2020067582-1136956.
DZK1.C.4.7. Plastic zakje met wit poeder. Aangetroffen in afgesloten kluis. Goednummer PL1100-2020067582-1136957.
4.
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 20 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (map Q, pagina’s B 32 – B 33).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 17 april 2020 werd voor het hervatten van de doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een loods, [adres 1] Haarlem. Tijdens dit onderzoek is een kluis aangetroffen op de eerste verdieping achter het ladeblok links in de hoek van het kantoor. In deze kluis werden de hieronder beschreven goederen aangetroffen.
Kantoor eerste verdieping
DZK1.C.1.1.5. 1 plastic tas, merk deka. Met daarin een doorzichtige plastic zak, inhoud meerdere bruine blokken/ brokken
DZK1.C.1.1.6 1 plastic tas, merk BBC. Met daarin een doorzichtige plastic zak met veel groene pillen
5.
Een kennisgeving van inbeslagneming van 24 juni 2020 (map Q, pagina’s B 130 – B 132).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Omstandigheden : Gedurende de doorzoeking op 24-06-2020 [adres 1] te
Haarlem werden meerderen verdovende middelen in beslag genomen.
Volgnummer 1
Goednummer : PL1100-2020067582-1161023
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object : Verdovende mid (Overige)
Aantal/eenheid : 20 stuks
Bijzonderheden : 20 envelopjes/wikkels met drugs
Volgnummer 2
Goednummer : PL1100-2020067582-1161025
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object : Verdovende mid (Overige)
Bijzonderheden : In een boterhamzakje 32 wikkels met v erop en 26 wikkels met
Volgnummer 3
Goednummer : PL1100-2020067582-1161024
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object : Verdovende mid (Overige)
Bijzonderheden : In boterhamzakje een hoeveelheid drugs ongeveer 66 gram
Volgnummer 4
Goednummer : PL1100-2020067582-1161026
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
Object : Verdovende mid (Overige)
Bijzonderheden : In een boterhamzakje drugs 24 gram.
6.
Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 20 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (map F, pagina’s ZK3 38 – ZK3 45).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten:
Sporendrager
Goednummer : P L1100-2020067582-1136953
SIN : AANT4140NL
Relatie met SIN : AALE7858NL
Object : Verdovende mid
Aantal/eenheid : 13 stuks
Bijzonderheden : Dzk1.c.4.5. smart seals wikkels
Omschrijving : SMARTSEAL wikkel met witte poeder en brokjes
Aantal monsters : 1
Monster A
Spoornummer : PL1100-2020067582-69412
SIN : AALE7858NL
Relatie met SIN : AANT4140NL
Spooromschrijving : Vaste stof, cocaine
Plaats veiligstellen : 13 wikkels wit poeder 5,2gram
Bijzonderheden : Monster van 4x wikkel met wit poeder, 1.6gram
Sporendrager
Goednummer : PL1100-2020067582-1136957
SIN : AANN2765NL
Relatie met SIN : AALE7859NL
Object : Verdovende mid
Kleur : Wit
Inhoud : Poeder en brokjes
Bijzonderheden : Dzk1.c.4.7
Omschrijving : Plastic zakje met witte poeder en brokjes
Gewicht netto : 0,3 gram
Aantal monsters : 1
Monster B
Spoornummer : PL1100-2020067582-69413
SIN : AALE7859NL
Relatie met SIN : AANN2765NL
Spooromschrijving : Vaste stof, cocaine
Sporendrager
Goednummer : PL1100-2020067582-1136956
SIN : AANT4142NL
Relatie met SIN : AALE7860NL
Object : Verdovende mid
Aantal/eenheid : 15 stuks
Kleur : Wit
Inhoud : Poeder en brokjes
Bijzonderheden : Dzk1.c.4.6. met opschrift ‘v’
Omschrijving : Wikkels met witte poeder en brokjes
Aantal monsters : 1
Monster C
Spoornummer : PL1100-2020067582-69414
SIN : AALE7860NL
Relatie met SIN : AANT4142NL
Spooromschrijving : Vaste stof, cocaine
Plaats veiligstellen : 15x wikkels wit poeder 6,1gram
Bijzonderheden : Monster van 4 wikkels met 1.6gram
Sporendrager
Goednummer : PL1100-2020067582-1138238
SIN : AANN2763NL
Relatie met SIN : AALE7861NL
Object : Verdovende mid (Mdma)
Aantal/eenheid : 1010 stuks
Kleur : Groen
Omschrijving : Plastic BCC tas met plastic zak met groene tabletten, met logo DOMINOSTEEN
Gewicht netto : 339,22 gram
Aantal monsters : 1
Monster D
Spoornummer : PL1100-2020067582-69415
SIN : AALE7861NL
Relatie met SIN : AANN2763NL
Spooromschrijving : Vaste stof, mdma
Wijze veiligstellen : Zak plastic
Sporendrager
Goednummer : PL1100-2020067582-1138234
SIN : AANN2767NL
Relatie met SIN : AALE7972NL
Object : Verdovende mid (Mdma)
Kleur : Bruin
Inhoud : Kristalbrokken en poeder
Omschrijving : Plastic zak niet bruine kristalbrokken en kristalpoeder
Gewicht netto : 518,27 gram
Aantal monsters : 1
Monster E
Spoornummer : PL1100-2020067582-69416
SIN : AALE7972NL
Relatie met SIN : AANN2767NL
Spooromschrijving : Vaste stof, mdma
Wijze veiligstellen : Zak plastic
Plaats veiligstellen : Plastic zak met bruine brokken kristal
Bijzonderheden : 2,13 gram bruine kristalbrok
Sporendrager
Goednummer : PL1100-2020067582-1136947
SIN : AANN2762NL
Relatie met SIN : AALE7971NL
Object : Verdovende mid (Ghb)
Aantal/eenheid : 1 stuks
Verpakking : Fles
Inhoud : Dzk1.c.4.1
Bijzonderheden : Aangetroffen in kluis in kantoor
Omschrijving : Fles met transparante viskeuze vloeistof
Inhoud netto : 137,5 milliliter
Aantal monsters : 1
Monster F
Spoornummer : PL1100-2020067582-69424
SIN : AALE7971NL
Relatie met SIN : AANN2762NL
Spooromschrijving : Vloeistof, ghb
Plaats veiligstellen : Cola fles met 137,5ml vloeistof
Bijzonderheden : 10ml viskeuze transparante vloeistof
7.
Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 18 november 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (map F, pagina’s ZK3 54 – ZK3 58).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten:
Sporendrager
Goednummer : PL1100-2020067582-1161023
SIN : AANG1124NL
Relatie met SIN : AALE2633NL
Object : Verdovende mid (Cocaine Crack)
Aantal/eenheid : 20 stuks
Kleur : Wit
Inhoud : Poeder
Bijzonderheden : 20 envelopjes/wikkels met drugs
Omschrijving : Kleine wikkel, met wit poeder blad 20
Aantal monsters : 1
Monster A
Spoornummer : PL1100-2020067582-73408
SIN : AALE2633NL
Relatie met SIN : AANG1124NL
Spooromschrijving : Vaste stof, cocaine
Wijze veiligstellen : Zak plastic
Plaats veiligstellen : 20x wikkels met witte poeder 8,1 gram
Bijzonderheden : Monster 3x wikkel wit poeder, 1.2 gram
Sporendrager
Goednummer : PL1100-2020067582-1161025
SIN : AANG1126NL
Relatie met SIN : AALE2632NL
Object : Verdovende mid (Cocaine Crack)
Aantal/eenheid : 58 stuks
Kleur : Wit
Inhoud : Poeder
Omschrijving : Kleine wikkel, met wit poeder
Aantal monsters : 1
Monster B
Spoornummer : PL1100-2020067582-73410
SIN : AALE2632NL
Relatie met SIN : AANG1126NL
Spooromschrijving : Vaste stof, cocaine
Plaats veiligstellen : 58x wikkels met witte poeder 23.7gram
Bijzonderheden : Monster 3x wikkel wit poeder, 1.2gram
Sporendrager
Goednummer : PL1100-2020067582-1161024
SIN : AANG1125NL
Relatie met SIN : AALE2631NL
Object : Verdovende mid (Cocaine Crack)
Kleur : Wit
Inhoud : Poeder
Omschrijving : Plastic boterhamzakje met wit poeder
Gewicht netto : 63,9 gram
Aantal monsters : 1
Monster C
Spoornummer : PL1100-2020067582-73411
SIN : AALE2631NL
Relatie met SIN : AANG1125NL
Spooromschrijving : Vaste stof, cocaine
Wijze veiligstellen : Zak plastic
Plaats veiligstellen : Plastic zak met wit poeder, 63,9gram
Bijzonderheden : Monster 0.9gram wit poeder
Sporendrager
Goednummer : PL1100-2020067582-1161026
SIN : AANG1127NL
Relatie met SIN : AALE2630NL
Object : Verdovende mid (Cocaine Crack)
Kleur : Wit
Inhoud : Brokjes
Omschrijving : Plastic boterhamzakje met witte brokken
Aantal monsters : 1
Monster D
Spoornummer : PL1100-2020067582-73412
SIN : AALE2630NL
Relatie met SIN : AANG1127NL
Spooromschrijving : Vaste stof, cocaine
Wijze veiligstellen : Zak plastic
Plaats veiligstellen : Plastic zak met witte brokjes, 23.4gram
Bijzonderheden : Monster 1,0 gram witte brokjes
8.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 19 mei 2020 (map F, pagina ZK3 46).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige:
Ontvangen van: Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Holland
Datum ontvangst: 19 mei 2020.
AALE7858NL poeder en brokjes, wit, uit 5,2 gram bevat cocaïne
9.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 2 juni 2020 (map F, pagina ZK3 47).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige:
Ontvangen van Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Holland
Datum ontvangst 2 juni 2020
AALE7861NL tablet, groen, uit 339,22 gram bevat MDMA
10.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 juni 2020 (map F, pagina ZK3 48 en ZK3 49).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige:
Ontvangen van Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Holland
Datum ontvangst 22 mei 2020
AALE7971NL monster kleurloze viskeuze vloeistof bevat GHB
11.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 19 mei 2020 (map F, pagina ZK3 50).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige:
Ontvangen van Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Holland
Datum ontvangst 19 mei 2020
AALE7860NL poeder en brokjes, wit, uit 6,1 gram bevat cocaïne
12.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 19 mei 2020 (map F, pagina ZK3 52).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige:
Ontvangen van Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Holland
Datum ontvangst 19 mei 2020
AALE7972NL poeder en brokjes, bruin, uit 518,27 gram bevat MDMA
13.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 19 mei 2020 (map F, pagina ZK3 53).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige:
Ontvangen van Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Holland
Datum ontvangst 19 mei 2020
AALE7859NL poeder en brokjes, wit, uit 0,3 gram bevat cocaïne
14.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 18 november 2020 (map F, pagina ZK3 59).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige:
Ontvangen van Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Holland
Datum ontvangst 18 november 2020
AALE2633NL poeder, wit, uit 8,1 gram bevat cocaïne
15.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 18 november (map F, pagina ZK3 60).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige:
Ontvangen van Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Holland
Datum ontvangst 18 november 2020
AALE2632NL poeder, wit, uit 23,7 gram bevat cocaïne
16.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 18 november (map F, pagina ZK3 61).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige:
Ontvangen van Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Holland
Datum ontvangst 18 november 2020
AALE2630NL brokjes, wit, uit 23,4 gram bevat cocaïne
17.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 18 november (map F, pagina ZK3 62).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige:
Ontvangen van Forensische Opsporing Politie Eenheid Noord-Holland
Datum ontvangst 18 november 2020
AALE2631NL poeder, wit, uit 63,9 gram bevat cocaïne.
18.
Een proces-verbaal van bevindingen van 1 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (pagina’s ZK1&2 1131 – ZK1&2 1138).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten:
Middels daartoe verleende bevelen worden:
 de communicatie, gevoerd in het pand [adres 1] te Haarlem (OVC), en
 de ingang (buiten) van het pand [adres 1] te Haarlem door middel van een camera (CAM)
opgenomen.
Uitwerking Opnemen vertrouwelijke communicatie en Camerabeelden van woensdag 22 april 2020
 Om 16:42:21 uur komt een NNman aanfietsen.
 [verdachte] en de NNman gaan de loods in.
Bats02 File 1912 16:48:48 uur
[verdachte] zegt nee ze zijn hier toch geweest, er lag wel een flesje maar die hebben ze meegenomen.
[verdachte] : Ze hebben nog meer dingen gevonden. Ze gaan binnenkort nog wat vragen stellen.
Ten aanzien van feit 4
1.
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 24 juni 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (map Q, pagina’s B108, B109).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 24 juni 2020 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de loods gelegen aan de [adres 1] Haarlem. Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
Kantoor eerste verdieping in een bruinkleurige camouflage rugzak:
-Vuurwapen Kalashnikov Ak47 met patroonhouder en patronen
2.
Een proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres 1] Haarlem) van 12 juli 2020, inclusief bijlage fotomap, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (map G, pagina’s ZK4 50 – ZK4 61).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten:
Op woensdag 24 juni 2020 werd naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk
overschot in het water aan de Mooie Nel te Haarlem een doorzoeking uitgevoerd van een
bedrijfspand gelegen aan de [adres 1] te Haarlem.
Bevindingen
Onderzoek vuurwapen
Op de vloer in het kantoor stond een grote rugtas met camouflage bedrukking. In de rugtas zaten een vuurwapen, een patroonmagazijn en een paars vaatdoekje. Het vuurwapen betrof een automatisch vuurwapen van het merk Kalasjnikov, type AK47. In het wapen was geen patroonmagazijn aanwezig.
In de kamer van het wapen zat eveneens geen patroon. De kolf van het wapen was
ingeklapt. Op de rechterzijde van het wapen werd het nummer "88058" aangetroffen. Het wapen werd veiliggesteld en voorzien van SIN AALY4905NL.
Het patroonmagazijn hoorde bij het aangetroffen vuurwapen. In het magazijn zaten patronen. Om de eventuele aanwezige sporen op de patronen te bewaren werden de patronen niet uit het patroonmagazijn gehaald. Op de bodem van het bovenste patroon was het nummer "95" zichtbaar. Het patroonmagazijn met daarin de patronen werd veiliggesteld en voorzien van SIN AALY4904NL.
3.
Een proces-verbaal onderzoek vuurwapen, patroonmagazijn en munitie van 15 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (map G, pagina’s ZK4 94 – ZK4 114)
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Beschrijving vuurwapen:
Ik zie dat het een schoudervuurwapen betreft in de vorm van een aanvalsgeweer modelgelijkend op een “Kalashnikov” model AK47. Ambtshalve herken ik dit aanvalsgeweer als zijnde een “Zastava” model M70AB2 (met een gestanst afsluiter-huis en een uitklapbare kolf).
Ik zie op de rechterzijde van het frame en op de afsluiter het wapennummer 88058 staan.
Het inbeslaggenomen vuurwapen is een aanvalsgeweer geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Met een hoge vuursnelheid (automatisch vuur).
Juridische beschrijving:
Het wapen heeft een loop. Hierdoor kunnen stoffen, gassen of een projectiel verschoten worden.
Gezien voorgaande beschrijving is het vuurwapen een aanvalsgeweer welke
geschikt is om automatisch te vuren. Derhalve is dit voorwerp een vuurwapen
in de zin van artikel 1 lid 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie.
4.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2025, voor zover inhoudende:
Deze verklaring houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Ik wist dat de man met de tas, welke man te zien is op de camerabeelden van de loods aan de [adres 1] te Haarlem, een wapen mee de loods in nam.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (map B, pagina’s ZK1&2 234 – 241)
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
De loods gevestigd [adres 1] te Haarlem is in gebruik bij het bedrijf [bedrijf] en wordt gehuurd door verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] .
CAMERABEELDEN 9 JUNI 2020
Na een daartoe verleend bevel, werd vanaf 17 april 2020 een camera geplaats met zicht op de
loods, gelegen [adres 1] te Haarlem.
Op de camerabeelden is te zien dat op 9 juni 2020, omstreeks 21.39 uur, een voertuig aan komt
rijden. Enkele seconden later is [verdachte] te zien die naar zijn loods loopt. [verdachte]
opent de voordeur en gaat naar binnen. Kort nadat [verdachte] bij de loods naar binnen is
gegaan, komt een onbekende man, nader te noemen NN, aanlopen. Deze NN kwam vanuit dezelfde richting als dat [verdachte] aan kwam aanlopen. Deze NN draagt een voorwerp gelijkend op de aangetroffen rugtas in zijn linker hand. De kleur en print komen overeen met de later aangetroffen rugtas waarin het automatische vuurwapen zat.
[…]