ECLI:NL:GHAMS:2025:592

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
23-000580-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige, hoger beroep na vrijspraak in eerste aanleg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren op 1 januari 1985, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, het zusje van zijn vrouw, gedurende een periode van vier jaar, van 4 juli 2010 tot en met 3 juli 2014. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het slachtoffer met een vibrator. Het openbaar ministerie stelde hoger beroep in na de vrijspraak in eerste aanleg, waarbij de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de verklaringen van de aangeefster en getuigen als betrouwbaar heeft aangemerkt. Het hof concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding eiste voor de geleden immateriële en materiële schade. Het hof oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden en dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vereiste. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 18.724,24, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000580-22
datum uitspraak: 6 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-067893-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1985,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 februari 2025 en 6 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na de in hoger beroep toegewezen wijziging, tenlastegelegd dat:

1.hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2010 tot en met 3 juli 2014, op verschillende tijdstippen, te Zandvoort en/of Beverwijk, althans in Nederland, met [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1998), die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, één of meermalen ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die telkens bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte (telkens) een vibrator en/of vinger in de vagina van die [benadeelde] gebracht en/of gehouden;

2.hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2007 tot en met 3 juli 2014 te Zandvoort en/of Beverwijk, althans in Nederland, met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarig, te weten [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1998) die toen de leeftijd van 16 jaren niet had bereikt, buiten echt, één of meermalen ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens)- brengen en/of duwen en/of houden van een vibrator tegen de vagina van die [benadeelde] en/of- duwen en/of bewegen van zijn penis tegen de vagina van die [benadeelde] en/of- betasten en/of strelen van de vagina van die [benadeelde] en/of- knijpen in en/of strelen van de borsten van die [benadeelde] en/of- (tong)zoenen van/met die [benadeelde] en/of- zichzelf aftrekken in het bijzijn van die [benadeelde] .

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing op de bewijsvraag komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Volgens de advocaat-generaal zijn – samengevat – de verklaringen van de aangeefster gedetailleerd en consistent en voor zover er inconsistenties zijn, zijn deze verklaarbaar door het tijdsverloop en het feit dat de aangeefster moeite heeft om over het gebeurde te verklaren. Bovendien vinden haar verklaringen voldoende steun in de verklaringen van getuigen [getuige 1] , de moeder ( [getuige 2] ) en de broer ( [getuige 3] ) van de aangeefster, en [getuige 4] , alsmede in WhatsAppberichten die zijn verstuurd door de vrouw van de verdachte ( [getuige 5] ).
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft zij – samengevat – aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster en [getuige 1] op verscheidene punten inconsistent zijn. Niet vastgesteld kan worden wanneer welke tenlastegelegde handelingen zouden hebben plaatsgevonden. Ook zijn de verklaringen niet gedetailleerd en zeer ruim geformuleerd. Voor het overige sluit de verdediging zich aan bij het oordeel van de rechtbank.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat dit artikellid de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
Het hof stelt vast dat de aangeefster de verklaringen heeft afgelegd vanaf 2020 ten aanzien van ontuchtige handelingen die zouden hebben plaatsgehad in de periode van juli 2007 tot juli 2014. Gelet op het grote tijdsverloop alsmede de lange periode van verweten handelingen is het hof, net als de rechtbank, van oordeel dat behoedzaamheid bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen is vereist.
Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de aangeefster [benadeelde] in haar verklaringen in grote lijnen en op essentiële onderdelen wel degelijk consistent heeft verklaard, namelijk met betrekking tot de aard van de ontuchtige handelingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en waar deze ongeveer in de tijd geplaatst moeten worden, waarbij het hof oog heeft voor de omstandigheid dat het door het grote tijdsverloop zeer lastig is de diverse handelingen exact in de tijd te plaatsen. Ook ten aanzien van het gebruik van de vibrator heeft de aangeefster consistent verklaard. Bij de raadsheer-commissaris heeft zij, na doorvragen op dit punt, verklaard dat de verdachte de vibrator vaker op haar clitoris zette en een keer bij haar heeft ingebracht. De inhoud van de aangifte en het nadere verhoor van de aangeefster bij de politie komen overeen met hetgeen zij heeft verklaard tijdens het informatieve gesprek en tevens met datgene wat zij ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft verklaard. De rechtbank overwoog dat de aangeefster in het informatieve gesprek weinig specifieke en contextuele details met betrekking tot het misbruik heeft genoemd, maar het hof ziet hierin geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze of de latere verklaringen van de aangeefster te twijfelen, nu dit in lijn is met het karakter van het informatieve gesprek, waarbij immers doorgaans meer beoogd wordt een eerste beeld te krijgen van een verklaring door een (latere) aangeefster dan dat er in die verklaring op detailniveau wordt doorgevraagd. Verder valt op dat de aangeefster niet alleen haar negatieve ervaringen met de verdachte beschrijft, maar ook spreekt over haar worsteling met de vraag of zij wel of niet aangifte moest doen. Dit duidt erop dat zij niet lichtvaardig is over gegaan tot het doen van aangifte maar daartoe juist over een zekere drempel heen moest, hetgeen naar het oordeel van het hof in dit geval bijdraagt aan de betrouwbaarheid ervan. Anders dan de raadsvrouw of de rechtbank ziet het hof geen reden om aan de inhoud van de verklaringen van de aangeefster of haar betrouwbaarheid te twijfelen, temeer nu haar verklaringen op relevante onderdelen verankering vinden in ander bewijsmateriaal.
In de eerste plaats noemt het hof in dat verband de verklaring van [getuige 1] , de beste vriendin van de aangeefster. Deze getuige heeft waargenomen dat de verdachte de aangeefster bij haar billen aanraakte en dit ook op andere plekken van haar lichaam probeerde. De getuige en de aangeefster hebben dit naderhand besproken en de getuige zag dat de aangeefster hierom verdrietig was. Ook heeft [getuige 1] zelf een soortgelijke situatie met de verdachte meegemaakt. Op een bepaald moment heeft de verdachte zijn hand op haar (geklede) kruis gelegd. De verdachte droeg enkel een onderbroek. De verdachte pakte ook haar hand en legde haar hand op zijn onderbroek, waarbij [getuige 1] een penis in erectie voelde, waarna zij zich meteen aan deze situatie onttrok. Tot slot heeft [getuige 1] een dagboek van de aangeefster ingezien, waarin beschreven stond wat er allemaal tussen de aangeefster en de verdachte was gebeurd. Zo heeft [getuige 1] gelezen dat de verdachte de aangeefster van onderen aanraakte en dat het ‘grappig’ voelde, een kinderlijke omschrijving die het hof authentiek overkomt. Dat dit dagboek nooit is teruggevonden is wellicht betreurenswaardig, maar dit doet naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] op dit punt.
Daarnaast vinden de verklaringen van de aangeefster steun in de WhatsAppberichten die gestuurd zijn door haar zus, tevens de vrouw van de verdachte: [getuige 5] . In het dossier bevinden zich verschillende WhatsAppgesprekken waarin [getuige 5] bericht dat er iets speelde tussen de verdachte en de aangeefster, alsmede dat de verdachte een fout heeft gemaakt. Aan haar moeder schrijft [getuige 5] : “Ik weet dat er dingen hebben gespeeld [het hof begrijpt: tussen de verdachte en de aangeefster] […] zij was in principe toen dus te jong. […] Weet je dat het ook kan dat ze het zelf ook wilde, en dat ze alles verdraaid omdat ze zich schaamt omdat ze dingen met mijn man deed. Waar er dus 2 schuldig waren en niet alleen hij.” In een WhatsAppgesprek met haar broer [getuige 3] , heeft [getuige 5] onder meer geschreven dat het beschuldigde deels is gebeurd, dat de verdachte de aangeefster met zijn handen heeft aangeraakt, dat de verdachte fout zat nu de aangeefster minderjarig was en dat er naar aanleiding van het gebeurde sprake is geweest van een relatiecrisis tussen haar en de verdachte. Tot slot bevindt zich in het dossier een groepsgesprek tussen [getuige 5] , haar broers en haar schoonzus, waarin zij onder meer schrijft dat de verdachte een domme fout heeft gemaakt en er spijt van heeft.
Voorts draagt ook de verklaring van getuige [getuige 3] bij aan het bewijs. Kort nadat het misbruik in de familie bekend was geworden, is hij langs geweest bij de verdachte en zijn zus [getuige 5] om uitleg te krijgen over wat er was gebeurd. Hij heeft verklaard dat de verdachte in dat gesprek, dat ook ter sprake is gekomen in voornoemd groepsgesprek via WhatsApp, niets heeft ontkend en heel onverschillig was. [getuige 3] kreeg tijdens dit gesprek de indruk dat het in de ogen van de verdachte een soort relatie was en dat de verdachte verliefd was op haar.
Tot slot noemt het hof de verklaring van de moeder van de aangeefster (en [getuige 5] ). Zij heeft verklaard dat er nooit een moment is geweest dat zij heeft getwijfeld aan de lezing van de aangeefster. Dat stelt zij met volle overgave, omdat de aangeefster haar huilend de brief kwam brengen met daarin haar onthullingen over wat zich heeft afgespeeld. Ook bevestigt zij het bestaan van voornoemd dagboek.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, komt het hof tot de conclusie dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, zoals hierna vermeld. De tot vrijspraak strekkende verweren worden aldus verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij in de periode van 4 juli 2010 tot en met 3 juli 2013 te Beverwijk, met [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1998), die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, één ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde] , hebbende verdachte een vibrator in de vagina van [benadeelde] gebracht;

2.hij in de periode van 4 juli 2007 tot en met 3 juli 2013 in Zandvoort en/of Beverwijk, met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1998) die toen de leeftijd van 16 jaren niet had bereikt, buiten echt, meermalen ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens)- houden van een vibrator tegen de vagina van [benadeelde] en- betasten van de vagina van [benadeelde] en- knijpen in en strelen van de borsten van [benadeelde] en- tongzoenen met [benadeelde] en- zichzelf aftrekken in het bijzijn van [benadeelde] .

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze in de bijlage bij dit arrest zijn opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, daarbij rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsvrouw heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een taakstraf, en daarbij rekening te houden met het tijdsverloop, het blanco strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Tevens heeft de raadvrouw gevraagd geen contactverbod op te leggen omdat daarvoor geen aanleiding is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, het zusje van zijn vrouw. Eenmaal is hij zelfs seksueel bij haar binnengedrongen door het gebruik van een vibrator. Het misbruik begon toen het slachtoffer nog heel jong was, slechts 9 jaar oud, en duurde in ieder geval tot zij 14 jaar oud was. Een en ander vond plaats in de woning van de verdachte en haar zus, waar het slachtoffer kwam logeren en aan hun zorg en waakzaamheid was toevertrouwd. Dit was een plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig had moeten kunnen voelen. De verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft het vertrouwen dat zij in hem, haar zwager had, misbruikt ten behoeve van zijn eigen lustgevoelens en behoeftebevrediging. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten vaak langdurige en ernstige psychische schade van deze gebeurtenissen ondervinden en daarnaast een verstoorde seksuele ontwikkeling kunnen hebben. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting in eerste aanleg is voorgehouden, blijkt de impact die de handelingen van de verdachte op haar hebben gehad en nog altijd hebben. Des te kwalijker is het dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor dit misdadige gedrag.
De ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer brengen mee dat met geen andere straf kan worden volstaan dan een gevangenisstraf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van geruime duur met zich mee brengt. Een volledig voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, zoals door de raadsvrouw is bepleit, doen naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van de feiten. Het hof heeft daarbij vanzelfsprekend ook acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar deze maken het oordeel van het hof niet anders.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
34 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Het hof heeft echter acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De verdachte heeft op 9 maart 2022 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 6 maart 2025 arrest wijst. Dit is een overschrijding van de redelijke termijn van bijna een jaar. Hierin ziet het hof reden om de duur van de gevangenisstraf met 4 maanden te verkorten en een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 28.835,94, bestaande uit € 1.335,94 aan materiële schade en € 27.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsvrouw heeft, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, ten aanzien van de vordering geen verweer gevoerd.
Het hof overweegt als volgt.
De artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geven, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin een in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld (vgl. HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600). Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, en artikel 239 Rv, in onderlinge samenhang bezien, komen alleen voor vergoeding in aanmerking reis-, verlet- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding indien in persoon mag worden geprocedeerd en in persoon is geprocedeerd. Voor andere reis-, verlet- en verblijfskosten - zoals voor een bezoek aan de politie, aan leden van het openbaar ministerie en een advocaat - kent de proceskostenregeling geen vergoeding.
De opgevoerde schadeposten die in de vordering onder 2 en 3 zijn genoemd, betreffen reiskosten in verband met het doen van aangifte en het afleggen van verklaringen bij de politie en de Koninklijke Marechaussee. Deze kosten zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en zijn ook niet toewijsbaar als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. Zij worden in die regeling immers niet genoemd. Deze reiskosten worden daarom afgewezen.
Voor de overige opgevoerde materiële schadeposten geldt dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden, mede gelet op de onderbouwde stellingen van de benadeelde partij die van de zijde van de verdachte niet zijn betwist. Nu dit deel van de vordering het hof voorts niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt het voor toewijzing gereed.
Voorts is vast komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte ook rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, in die zin dat sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Blijkens de onderbouwing van de vordering is de benadeelde naar aanleiding van het bewezenverklaarde gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis. Daarnaast geldt dat de genoemde aard en ernst van het handelen van de verdachte meebrengt dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon wordt aangenomen. Zoals hiervoor reeds uiteengezet heeft de verdachte op grove en indringende wijze, gedurende een lange periode, de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast in een situatie waarin zij zich bij uitstek veilig had moeten kunnen voelen.
Het hof begroot de omvang van de immateriële schade naar billijkheid op € 17.500,00, waarbij naar zowel voornoemde omstandigheden als naar de hoogte van schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn toegekend, is gekeken. Hetgeen ter compensatie van immateriële schade méér is gevorderd gaat de grenzen van de billijkheid te buiten, zodat de vordering voor dat deel zal worden afgewezen.
Resumerend is de verdachte gehouden tot vergoeding van schade van in totaal € 18.724,24, bestaande uit € 1.224,24 aan materiële schade en € 17.500,00 aan immateriële schade. De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 245 (oud), 247 (oud) en 248 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 18.724,24 (achttienduizend zevenhonderdvierentwintig euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 1.224,24 (duizend tweehonderdvierentwintig euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 18.724,24 (achttienduizend zevenhonderdvierentwintig euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 1.224,24 (duizend tweehonderdvierentwintig euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 128 (honderdachtentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op:
  • 20 maart 2021 voor het bedrag van € 328,22 (schadepost 4);
  • 1 januari 2023 voor het bedrag van € 851,90 (schadepost 5);
  • 25 mei 2020 voor het bedrag van € 44,01 (schadepost 6);
en voor de immateriële schade op 4 januari 2011.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. A.M. Kengen en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 maart 2025.
Bijlage bij het arrest
Bewijsmiddelen
De hierna weergegeven bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
1.
Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 8 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina's 7 tot en met 9.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisanten (of een van hen):
[benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1998) is 21 jaar oud. Zij heeft een 11 jaar oudere zus [het hof begrijpt: [getuige 5] ] die samen is met haar partner [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1985. [benadeelde] heeft thuis verteld dat zij vanaf haar 9e tot aan haar 14e of 15e seksueel misbruikt is door [verdachte] . Het misbruik bestond uit het aanraken van haar borsten, vingeren, en er werd ook gebruik gemaakt van een vibrator.
Wanneer is het gebeurd: Tussen woensdag [geboortedag 2] 2007 om 00.00 uur en donderdag [geboortedag 2] 2013 om 00.00 uur.
2.
Een proces-verbaal van aangifte van 25 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina's 15 tot en met 24.Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 mei 2020 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
Ik wil aangifte doen tegen [verdachte] van seksuele handelingen. Ik was vaak bij mijn zus. Het begon met borsten aanraken en knijpen. Later is hij begonnen met de rest, aanraken, zoenen. Hij deed elke keer hetzelfde. Strijken over de clitoris, borsten aanraken en zoenen. Het is doorgegaan totdat ik zelf zei dat ik niet meer kwam slapen.
Het misbruik vond voor het eerst plaats toen ik 9 jaar was. Ik lag naast [verdachte] op een stretch bed. Als ik bijna in slaap viel zat hij aan mijn borsten te knijpen. Een stretch bed ligt niet comfortabel en ik schoof eigenlijk gewoon naar zijn plek. Zij woonden toen in [adres 2] . Het misbruik vond voor het laatst plaats toen ik ongeveer 14 of 15 jaar was. Hij legde me neer op de bank en hij deed alles wat ik net ook vertelde. Hij raakte me aan terwijl ik aan het film kijken was. Hij begon met zoenen en strelen en daarna moest ik mijn pyjama uittrekken en ging hij over mijn clitoris strijken en met een vibrator erin. Ik bedoel in mijn vagina. Het misbruik is gestopt omdat ik zelf niet meer kwam slapen vanaf mijn 15de jaar. Het misbruik gebeurde eigenlijk altijd als ik daar sliep en ik sliep daar wel één of twee keer per maand. Hij begon met zoenen, op de mond en tongzoenen. Strelen, aandacht vragend en strelend over je armen en over je borsten. Ik wist dan dat het begon. Hij wreef ook over mijn clitoris, tot ik klaar kwam, anders was er niets aan. Het begon met strelen en knijpen. Hij is ooit wel eens klaargekomen terwijl ik er naast zat. Hij trok zichzelf af. Het was niet elke keer, maar wel vaak. Hij deed dan eerst mij en daarna zichzelf. De vibrator is erin geweest en de vibrator is op de clitoris geweest.
Ik heb het als eerste aan mijn allerbeste vriendin [getuige 1] verteld. Toen hoorde ik dat [verdachte] het ook bij haar geprobeerd had.
3.
Een proces-verbaal van verhoor aangever van 17 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina's 69 tot en met 75.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 februari 2021 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
Ik was heel veel bij [getuige 5] en [verdachte] . In hun slaapkamer hebben ze toen een stretch bed neergezet waar ik kon slapen. Ik lag daar naast [verdachte] op dat bedje. [verdachte] begon toen ineens in mijn borsten te knijpen. Omdat het stretch bed nog wel eens inklapte, ging ik bij [verdachte] in bed liggen. Ik was gewoon een plekje opgeschoven en lag naast [verdachte] . Er gebeurde dan wel eens wat, wel eens knuffelen en dan deed hij zijn handen wel net zo dat hij die bij mijn borsten had.
Later was het in een ander huis, waar ik mijn eigen kamer had. Hij sloop dan naar mij toe naar mijn kamer. Daar wilde [verdachte] meer dingen proberen. Voor mijn gevoel was dat elke keer als ik daar bleef slapen dat hij in mijn borsten kneep. Zodra hij zag dat ik meer kon dan ging hij dat ook doen. Totdat hij ook aan mijn clitoris ging zitten en dat hij zichzelf ging aftrekken en klaar kwam. In het laatste huis begon [verdachte] met tongzoenen.
In een later stadium in dat tweede huis begon hij met het aanraken van mij clitoris als ik dan bijna in slaap viel. We waren dan met zijn tweeën. Dat begon dan met knuffelen. Hij draaide zich dan naar mij om en begon mij te zoenen. Hij ging dan over mijn borsten naar beneden. Hij ging dan mijn clitoris aanraken. Dat deed hij dan tot dat ik klaar kwam, dan was het goed. Terwijl hij mijn clitoris aan het aanraken was, was hij zichzelf aan het aftrekken. Het aanraken van mijn clitoris deed hij met zijn vingers en hij maakte cirkeltjes rond de clitoris.
Hij heeft ook een keer een vibrator gebruikt. Hij had hem aangezet, het deed eigenlijk pijn en het was niet fijn. Die vibrator is circa drie minuten in mij geweest.
Er is een keer geweest dat ik in het zwembad in een jacuzzi/bubbelbad zat met [getuige 5] en [verdachte] . Ik zat op zijn schoot. Hij zat toen ook aan mijn clitoris.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 maart 2024, opgemaakt door mr. H.S.G. Verhoeff, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam, los opgenomen.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 maart 2024 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
Het gaat over seksueel misbruik door de verdachte toen ik 9 tot 14 jaar was. Het begon ermee dat hij mijn borsten aanraakte en erin kneep. Daarna was het wrijven over de clitoris, dat gebeurde best wel regelmatig.
Hij heeft de vibrator aangezet in mijn vagina. Dat is één keer gebeurd. Hij heeft de vibrator wel vaker bij mij gebruikt, dan zette hij de vibrator op mijn clitoris, maar hij heeft hem maar één keer naar binnen gebracht. Dat was de laatste keer dat hij de vibrator heeft gebruikt bij mij.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van 26 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina 25.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Ik heb aan [benadeelde] gevraagd op welke adressen het misbruik heeft plaatsgevonden. Zij zegt dat het heeft plaatsgevonden in twee woningen in [adres 2] en de huidige woning in [adres 1] . De adressen zijn: [adres 2] ; [adres 3] en [adres 1] .
6.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 juni 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina's 27 tot en met 32.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 juni 2020 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van
[getuige 1]:
Ik ben de beste vriendin van [benadeelde] . Ik sliep wel eens bij haar zus [getuige 5] en haar man, [verdachte] , en haar twee kinderen.
V: Volgens [benadeelde] heeft zij jou als eerste verteld over haar incest. Wat kun jij je herinneren van dat gesprek?
A: Ik sliep bij haar vanwege haar verjaardag. Wat mij opviel was dat [verdachte] haar altijd aanraakte bij haar billen en haar op andere plekken probeerde aan te raken. Wij bespraken dat en ik zag dat zij verdrietig was. Uit een kast pakte zij een soort dagboek waarin zij beschreven had wat er allemaal was gebeurd tussen haar en [verdachte] . Ik mocht het lezen van haar. Van het dagboek kan ik mij herinneren dat [verdachte] haar van onderen aanraakte en dat het ‘grappig’ voelde. Ik las ook dat zij wel eens sliep en dat hij haar shirt omhoog had gedaan en daar aangeraakt was. Zij was een keer naar een zwembad geweest en daar was hij erg handtastelijk, bij haar billen en borsten. Dat deed hij als [getuige 5] wegkeek. Met daar beneden bedoel ik haar vagina of kruis.
Op een ander moment toen ik daar sliep, pakte [verdachte] mij bij mijn hand legde zijn hand op zijn kruis neer. [verdachte] heeft aan mijn voorkant gezeten. Daarmee bedoel ik mijn kruis. Dat was op de kleding. Hij legde mijn hand op zijn kleding. Hij droeg alleen een onderbroek en verder niets. Ik voelde een piemel in erectie. Hij legde mijn hand erop en snel heb ik mijn hand eraf gehaald. Een aantal weken daarna heb ik het tegen [benadeelde] verteld.
Ik heb het ook tegen [getuige 5] verteld.
7.
Een geschrift, inhoudende een afschrift van een WhatsAppgesprek tussen [getuige 5] [het hof begrijpt: [getuige 3] ] en [getuige 2] [het hof begrijpt: [getuige 2] , de moeder van [getuige 5] en [getuige 3] en aangeefster [benadeelde] ] van 4 mei 2020 tussen 20:25 en 22:05, doorgenummerde pagina's 12 tot en met 14.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
04-05-20 20:35 - [getuige 2] : Het gaat om [verdachte] en [benadeelde] ik heb het stil gehouden want ik wil jou en de kinderen niet kwijt maar waarom heb je niks gedaan
04-05-20 20:37 - [getuige 5] : Omdat ik [benadeelde] haar verhaal niet helemaal geloof. Ik weet dat er dingen hebben gespeeld sinds denk 2 jaar. Maar van dwang was geen sprake
04-05-20 20:38 - [getuige 2] : Nee het was al aan de gang aan de overkant voordat [naam 1] er was
04-05-20 20:38 - [getuige 5] : Het is tussen [naam 1] en [naam 2] in geweest, en ja zij was in principe toen dus te jong.
[…]
04-05-20 21:01 - [getuige 5] : […] we hebben er heel veel woorden over gehad. [getuige 1] heeft het mij verteld […]
[…]
04-05-20 21:38 - [getuige 5] : Weet je dat het ook kan dat ze het zelf ook wilde, en dat ze alles verdraaid omdat ze zich schaamt omdat ze dingen met mijn man deed. Waar er dus 2 schuldig waren en niet alleen hij.
8.
Een geschrift, inhoudende screenshots van ongedateerde WhatsAppberichten van [getuige 3] , doorgenummerde pagina's 48 tot en met 67.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Gesprek tussen [getuige 5] en [getuige 3][getuige 5]: En ik heb dit verhaal 2 of 3 jaar terug van [getuige 1] gehoord, toen relatiecrisis gehad en veel gepraat en eruitgekomen.
[getuige 3]: Maar het is wel echt gebeurd dus?
[getuige 5]: […] Deels. Ja [verdachte] heeft haar met zijn handen aangeraakt. Ws tussen 2012 en 2015 tussen [naam 1] en [naam 2] in […]
[…]
Kijk dat hij fout zat is zeker, ze was minderjarig dus...
[…]
Ja en hij heeft de foute gemaakt en dat heb ik hem na lang praten vergeven.
[getuige 3]: Ja en dat snap ik wel, maar dat gaan andere mensen hem misschien niet zo snel vergeven
Dus moeilijk wordt het sowieso
[getuige 5]: Ja en ook dat heb ik hem al lang voor de voeten gegooid.
Nee dat weet ik.
En snel is het niet hoor. Heeft lange tijd geduurd voor ik hem alleen dat kon vergeven. En vertrouwen moet ook rustig weer opbouwen....
[…]
Ik heb mijn gevecht gehad al een poosje voordat iedereen het wist. En mijn kinderen verdienen hun vader, die niet slecht is maar wel een domme fout heeft gemaakt.
[…]
Wij hebben trouwens wel advies ingewonnen over wat te doen ivm de aangifte. En die raden aan er niet over te spreken en in principe contact te vermijden. Ben wel blij dat je geweest bent want heb zelf nagedacht over hoe of wat om het op te lossen, en dan vooral voor mijzelf. Ik denk dat ik het beste kan aangeven dat ik het niet goedkeur, dat we onze problemen hebben gehad hierdoor maar dat ik koos om voor mijn gezin te vechten. […]
[…] Wel gezegd dat het hoe dan ook niet goed is en dat ik niet bang ben voor mijn kids.
Groepsgesprek genaamd '?' tussen onder meer [getuige 5] en [getuige 3][getuige 5]: Nee ik ben niet bang ik kies zijn kant omdat hij een domme fout heeft gemaakt. Hij heeft er spijt van en we hebben er hier heel veel over gepraat. Naar mijn idee heeft hij overal eerlijk antwoord op gegeven en daarom heb ik gevochten voor mijn gezin. Naar mijn idee is het overigens gebeurd tussen [naam 1] en [naam 2] in en niet met dwang. Ik heb het [getuige 4] verteld omdat ik met iemand wilde praten en haar vertrouw en vind ook niet dat jullie er op aangekeken moeten worden.
[…]
Volgens mij toen ze 14,5 was en ja toen was ze ook te jong.
[…]
[getuige 3]: We zijn vorige week natuurlijk bij jou [het hof begrijpt:
[getuige 5]] geweest en ondanks dat ik het fijn vond dat we alles hebben kunnen vragen, heb ik daar vooral bijzonder weinig emotie bij [verdachte] gezien. Ik vind het fijn dat ie het niet ontkent, maar ik zie ook niks van spijt of schuldgevoelens, behalve dan dat hij het dom vindt omdat het nu zoveel gevolgen heeft. […] Ik vind deze discussie voeren als een “twee vechten – twee schuld” niet redelijk, en gaan bakkeleien over de precieze leeftijd verandert voor mij ook niet veel.
[…]
[getuige 5]: Ik zeg nogmaals dat ik het gebeurde niet goedkeur.
9.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 3 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina's 43 tot en met 46.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 februari 2021 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van
[getuige 3]:
Ik ben samen met mijn man bij [getuige 5] langsgegaan. [verdachte] zat daar ook bij. Wij hebben hem op de man af gevraagd wat er aan de hand is. Hij ontkende niets. We vroegen of hij niet in de gaten had hoe verkeerd het was. Hij ontkende niets. Hoe ik het zag, was dat het in [verdachte] zijn ogen een soort relatie was. Volgens mij was hij verliefd op haar. Volgens mij riep [getuige 5] dingen van dat het pas was vanaf 14 jaar. [benadeelde] zei van 9 jaar. Ik heb geen reden om aan [benadeelde] te twijfelen, ik geloof haar. Ik geloof [benadeelde] 100%. [verdachte] was in zijn reactie heel onverschillig. Mijn zus [het hof begrijpt:
[getuige 5]] was meer aan het woord dan [verdachte] . Ik weet nog dat wij ons meer op [verdachte] wilde richten. Met de vraag: snap je zelf niet dat het fout is? Daarin was hij heel onverschillig. De enige reden dat hij er spijt van had, is dat het uitgekomen was.
10.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 18 maart 2024, opgemaakt door de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam, los opgenomen.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 maart 2024 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van
[getuige 3]:
Een paar dagen na het bericht van mijn zus [getuige 5] ben ik samen met mijn man bij haar en [verdachte] langs geweest, omdat ik van hen wilden horen wat er precies gebeurd was. Wat mij vooral bij staat van dat gesprek, bij mijn zus [getuige 5] thuis, is dat ik vroeg: wat is er gebeurd? En dat [verdachte] het niet ontkende. Hij had een andere lezing dan [benadeelde] . Het was alsof hij het meer zag als een affaire tussen hen en hij baalde ervan dat het bekend was geworden. Ik kreeg de indruk dat hij een beetje verliefd op haar was en dat hij nu boos op haar was, omdat zij het bekend gemaakt had. Ik zag ook niets van emotie bij hem. Ik kan mij nog herinneren dat we een soort van discussie hadden over de leeftijd waarop het was begonnen. Mijn zusje [benadeelde] had gezegd dat het vanaf haar 9e jaar was en vooral mijn zus [getuige 5] had allerlei argumenten dat dat niet zou kunnen kloppen.
11.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 3 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina's 39 tot en met 42.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 februari 2021 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van
[getuige 2]:
[benadeelde] heeft mij verteld dat [verdachte] misbruik van haar heeft gemaakt. Ze heeft mij een brief geschreven in januari 2020. U vraagt of er ooit een moment is geweest dat ik heb getwijfeld aan [benadeelde] haar verhaal. Nee totaal niet. Ik zegt dat met volle overgave, omdat ze huilend die brief kwam brengen. Ze had het op papier gezet omdat ze er niet over kan praten. [benadeelde] heeft een dagboek geschreven.