ECLI:NL:GHAMS:2025:585

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
23-000477-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorhanden hebben van een half geladen gas-/alarmpistool

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een half geladen gas-/alarmpistool van het merk Reck, type PK800, kaliber 8 mm Knall, op 26 januari 2023 in Amsterdam. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis van 2 februari 2023, waarin de verdachte was veroordeeld voor het in bezit hebben van een vuurwapen van categorie III onder de Wet wapens en munitie. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 februari 2025 heeft de raadsman betoogd dat niet bewezen kon worden dat het aangetroffen wapen daadwerkelijk projectielen kon afschieten, aangezien er geen schiettest was uitgevoerd en het wapen een defect vertoonde. Het hof heeft echter vastgesteld dat het wapen was omgebouwd en geschikt was gemaakt voor het afschieten van patronen van kaliber 6,35 mm, waardoor het als een vuurwapen werd gekwalificeerd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 weken, waarvan 22 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 100 uren. Tevens is besloten dat het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte wordt teruggegeven. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De redelijke termijn van de procedure is in beperkte mate overschreden, maar dit heeft geen invloed gehad op de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000477-23
datum uitspraak: 25 februari 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-027758-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2025.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (halfgeladen) gas-/alarmpistool, van het merk Reck, type PK800, kaliber 8 mm Knall (en/of 1 stuks munitie, 6,35 mm) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat het aangetroffen wapen patronen kan afschieten en daarmee een werkend wapen als bedoeld in categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie (WWM) betreft. Het dossier bevat geen resultaten van een schiettest met het wapen. Bovendien bleek er een gat in het wapen te zitten, hetgeen de werking van het wapen zou kunnen beïnvloeden.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van wapenonderzoek blijkt dat het aangetroffen vuurwapen van origine een gas-/alarmpistool is. In originele staat is in de loop van het vuurwapen een zogenaamde sper/vernauwing aangebracht, die voorkomt dat met het gaspistool kogelprojectielen kunnen worden verschoten. Het aangetroffen vuurwapen is echter geschikt gemaakt voor het verschieten van patronen van kaliber 6,35 mm. De verbalisant die het vuurwapen heeft onderzocht, zag namelijk sporen die aantonen dat de originele loop is vervangen. Daarnaast werd in het patroonmagazijn in het vuurwapen een patroon van kaliber 6,35 mm aangetroffen, die geschikt is om te worden verschoten met het aangetroffen vuurwapen. De verbalisant komt na onderzoek tot de conclusie dat het aangetroffen wapen een vuurwapen van categorie III onder 1 WWM betreft.
Het hof is op grond van het voorgaande proces-verbaal van oordeel dat het onder de verdachte aangetroffen wapen geschikt was om projectielen door een loop af te schieten, zodat het hof tot de conclusie komt dat het een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 WWM betreft. Ook is sprake van een vuurwapen van categorie III onder 1 WWM, omdat het vuurwapen de vorm van een pistool had. Dat het dossier geen resultaten van een schiettest met het wapen bevat, doet daaraan niet af. Het hof acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 januari 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een half geladen gas-/alarmpistool, van het merk Reck, type PK800, kaliber 8 mm Knall (en 1 stuks munitie, 6,35 mm) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 22 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft in het geval van een bewezenverklaring verzocht aansluiting te zoeken bij het LOVS-oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een gas-/alarmpistool, omdat niet is gebleken dat het wapen daadwerkelijk projectielen kon verschieten. Als het hof dit niet volgt, heeft de raadsman verzocht aan te sluiten bij de door de politierechter opgelegde straf, mede gelet op het tijdsverloop. De verdachte heeft inmiddels hard gewerkt aan het aflossen van zijn schulden. Hij heeft werk en staat onder bewind. Als de verdachte weer in detentie raakt, zal hij zijn werk en woning verliezen. Indien het hof toch meent dat aan de bezwaren van het openbaar ministerie tegemoet moet worden gekomen, heeft de raadsman verzocht het voorwaardelijke deel van de straf langer te maken, dan wel een taakstraf aan de strafoplegging toe te voegen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd, half geladen gas-/alarmpistool. Ongecontroleerd wapenbezit brengt onaanvaardbare veiligheidsrisico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee en levert aldus een ernstig feit op. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 januari 2025 is hij eerder meerdere malen voor overtreding van de Wet wapens en munitie onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit, ondanks dat het lang geleden is, ten nadele van de verdachte mee. Het hof constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is, omdat aan de verdachte na het onderhavige feit meerdere straffen zijn opgelegd, waaronder wederom vanwege een overtreding van de Wet wapens en munitie.
Het hof heeft acht geslagen op straffen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III onder 1 WWM in de openbare ruimte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden als uitgangspunt genoemd. Het hof acht deze straf in beginsel passend en geboden. Het hof gaat niet uit van het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een gaspistool, zoals door de raadsman verzocht, omdat het bij de verdachte aangetroffen vuurwapen geschikt is gemaakt om projectielen mee te verschieten en daarmee niet een gaspistool in originele staat is.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in hoger beroep is overschreden. Het openbaar ministerie heeft op 14 februari 2023 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof thans arrest wijst. De redelijke termijn van twee jaar is daardoor in beperkte mate, te weten met bijna twee weken, overschreden. Vanwege deze geringe overschrijding is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden.
Desondanks houdt het hof bij het bepalen van de op te leggen straffen ten voordele van de verdachte rekening met het lange tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde feit en het wijzen van het vonnis door de politierechter. Het hof acht het thans niet opportuun een straf op te leggen die langdurige, hernieuwde vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht het echter wel passend en geboden om naast de door de politierechter opgelegde straf een forse taakstraf voor de duur van 100 uren op te leggen, gelet op het feit dat de verdachte in het verleden meerdere malen is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof acht daarom, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 22 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden.

Beslag

Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
22 (tweeëntwintig) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1270 EUR IBG d.d. 27-01-2023 (Omschrijving: PL1300-2023020691-G6294282).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. M.J.A. Duker en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]