ECLI:NL:GHAMS:2025:583

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
23-001415-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging door middel van braak met betrekking tot meerdere telefoons en e-sigaretten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van diefstal in vereniging door middel van braak, waarbij meerdere telefoons en e-sigaretten waren weggenomen uit een winkel. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van goederen die toebehoorden aan [BV] B.V. De verdachte had samen met een mededader de toegang tot de winkel verkregen door een ruit te forceren. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 februari 2025 heeft de raadsvrouw integrale vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal. Het hof heeft echter de camerabeelden en het DNA-bewijs in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte daadwerkelijk het pand was binnengegaan en goederen had weggenomen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de primair tenlastegelegde diefstal. De straf is vastgesteld op zes weken gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001415-22
datum uitspraak: 25 februari 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-262777-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 21 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- meerdere telefoons, waaronder tien (10) telefoons van het merk Samsung, en/of tweeëndertig (32) telefoons van het merk Apple;
- en/of vijf (5) e-sigaretten;
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [BV] B.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
subsidiair
hij op of omstreeks 21 januari 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om een of meer telefoons en/of e-sigaretten, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan de [BV] B.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak met zijn mededader naar die [BV] is gegaan en/of een ruit van een deur heeft geforceerd en/of die [BV] binnen is gegaan terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Het hof heeft in hoger beroep niet meer te oordelen over de vordering van de benadeelde partij. De politierechter heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en de benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de primair tenlastegelegde diefstal in vereniging heeft zij aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat enig goed is weggenomen. Op de stills van de camerabeelden is geen wegnemingshandeling te zien. De mannen op de beelden zijn slechts twintig tot dertig seconden in de winkel geweest. Die periode is te kort om het grote aantal tenlastegelegde goederen weg te nemen. De door de aangever verstrekte factuur van september 2019 toont ook niet aan dat de daarop vermelde telefoons zijn weggenomen, want dit zou betekenen dat in een tijdsbestek van enkele maanden geen enkele telefoon zou zijn verkocht. De subsidiair tenlastegelegde poging tot diefstal in vereniging kan evenmin worden bewezenverklaard, omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet kan worden vastgesteld. Er zou namelijk ook sprake kunnen zijn geweest van vernieling, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Het hof gaat voor het vaststellen van de relevante feiten en omstandigheden uit van de beschrijving van de camerabeelden door de verbalisant. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de daarin beschreven waarnemingen, waarbij het opmerkt dat de verbalisant bewegende beelden heeft bekeken en gebruik heeft kunnen maken van de beelden van twee camera’s die vanuit verschillende hoeken zicht gaven op de betreffende winkel. Uit de beschrijving blijkt dat twee personen, NN1 en NN2, door een winkelstraat lopen. Op een gegeven moment haalt NN1 een breekijzer onder zijn jas vandaan en breekt hiermee het glas van de deur van de winkel van de aangever. NN2 neemt het breekijzer van NN1 over, waarna NN1 naar zijn linker pols kijkt en deze stevig vasthoudt. Even later komt NN1, nadat deze enkele seconden ervoor het bedrijf is binnengegaan, naar buiten en houdt onder zijn rechterarm een voorwerp vast. Vervolgens loopt NN1 door en heeft hij nog steeds het voorwerp onder zijn rechterarm vast. Hierna rent ook NN2 het pand uit en gaat NN1 achterna.
De verbalisanten die na de inbraak ter plaatse komen, treffen op de glasscherven die bij het pand liggen een bloedspoor aan. Dit bloedspoor levert een DNA-match op met het DNA van de verdachte in de DNA-databank. Het hof gaat er daarom vanuit dat NN1 de verdachte betreft.
Het hof stelt op basis van het voorgaande verder vast dat de verdachte het pand is binnengegaan en vervolgens met een voorwerp onder zijn rechterarm naar buiten is gekomen en is weggelopen. Daarmee staat vast dat dat voorwerp uit de winkel weggenomen en is sprake van een voltooide diefstal. Nu het hof niet met voldoende zekerheid kan vaststellen wat voor voorwerp is weggenomen, acht het hof bewezen dat de verdachten enig goed hebben weggenomen. Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 21 januari 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander enig goed, dat aan [BV] B.V. toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in hoger beroep primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
In het geval het hof tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de ouderdom van het feit en de omstandigheid dat de verdachte sindsdien niet meer bij politie en justitie in beeld is geweest. De raadsvrouw heeft daarom verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een inbraak in een winkelpand, waarbij de ruit van de voordeur is verbroken en enig goed uit de winkel is gestolen. Dergelijke feiten zijn zeer hinderlijk en leveren overlast en schade op voor de gedupeerden. De verdachte heeft daarmee blijk gegeven enkel oog te hebben gehad voor het eigen financiële gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 januari 2025 is hij eerder wegens diefstal onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof ten nadele van de verdachte mee. Daarnaast constateert het hof dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is, omdat aan de verdachte na het onderhavige feit meerdere straffen zijn opgelegd.
Het hof heeft acht geslagen op straffen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor een inbraak in een bedrijfspand, bij recidive van soortgelijke feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken als uitgangspunt genoemd. Het hof acht deze straf in beginsel passend en geboden en oordeelt dus dat de door de politierechter opgelegde straf geen recht doet aan de ernst van het feit.
Het hof houdt echter in strafmatigende zin rekening met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Namens de verdachte is op 19 mei 2022 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof thans arrest wijst. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaar in hoger beroep overschreden met ruim negen maanden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de op te leggen straf, in zoverre dat het voornoemde uitgangspunt van een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken wordt gematigd tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Tot slot ziet het hof in het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde en de toepasselijkheid van artikel 63 Sr aanleiding om de op te leggen straf verder te matigen. Het hof acht daarom, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. C.J. van der Wilt en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2025.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]