ECLI:NL:GHAMS:2025:582
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens eerdere zitting en intrekking van bezwaren
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 november 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 2006 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, waarbij de strafmaat als reden werd opgegeven. Tijdens de zitting op 11 februari 2025 heeft de verdachte echter verzocht om zijn bezwaren tegen het vonnis als ingetrokken te beschouwen en om niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er eerder een zitting heeft plaatsgevonden, waardoor het hoger beroep niet meer kan worden ingetrokken. De verdachte heeft de straf inmiddels in voorarrest uitgezeten en zit nu in vreemdelingenbewaring. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigt. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.