Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
- de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zal uitwerken indien beroep in cassatie wordt ingesteld en
- de strafmaatoverweging van de rechtbank aanvult met de navolgende overweging.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 december 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld voor de invoer van cocaïne. Tijdens de zitting op 11 februari 2025 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis vroeg, en van de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof heeft besloten het vonnis van de rechtbank te bevestigen, maar met de voorwaarde dat het hof de bewijsmiddelen zal uitwerken indien er cassatie wordt ingesteld. Tevens heeft het hof de strafmaatoverweging van de rechtbank aangevuld. De verdediging had aangevoerd dat de verdachte zorg moet dragen voor zijn zieke moeder op Curaçao en dat hij samen met zijn vriendin een kind verwacht. Het hof oordeelde echter dat deze persoonlijke omstandigheden onvoldoende aanleiding gaven om een lagere straf op te leggen dan de rechtbank had gedaan. Het hof bevestigde het vonnis met inachtneming van deze overwegingen en verklaarde dat de jongste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.