Uitspraak
15-063818-24 tegen:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1990, had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis, maar blijkens een e-mail van zijn raadsman op 17 februari 2025, wenste hij het hoger beroep niet te handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geacht moet worden zijn eerder opgegeven bezwaren in te trekken. Gezien het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met nader onderzoek van de zaak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de griffier mr. S. den Hartog aanwezig was. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.