Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
grief 1komt APC op tegen de juistheid van de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Voor zover van belang zal het hof hierna rekening houden met deze grief. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die tussen partijen niet in geschil zijn, komen de feiten neer op het volgende.
‘valuable contributions in the past year, 2022’. Het salaris van [geïntimeerde] bedraagt € 5.401,23 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
“Zojuist terug van de huisarts. Hij geeft aan dat de rug/nek klachten te maken kunnen hebben met de werkstress. Buiten dat geeft hij ook aan dat ik gewoon duidelijk mijn grenzen aan moet geven bij mijn werkgever. 20 ballen tegelijk in de lucht houden kan niemand. En dat gevoel heb ik nu wel. (…) Er moet denk ik snel een assistent voor mij komen die mij voornamelijk ondersteunt met financiële zaken.”
Na de mediation verwacht ik dat de werkneemster kan starten in aangepast werk voor 3 dagen van 2 uur per week. (..) Herstel is verwacht binnen 2 maanden. Dit is ook afhankelijk van het oplossen van het conflict.”
“De weg die jullie nu inslaan is het vervolgen van de re-integratie conform de normen. [naam 2] [[naam 2] , toevoeging hof]
pakt dit vanuit de werkgever op, [geïntimeerde][ [geïntimeerde] , toevoeging hof]
werkt aan haar herstel.”
“Nu het onderzoek van de second opinion bedrijfsarts na de 2e poging tot mediation in november 2023 heeft plaatsgevonden, ben ik van mening dat dit stuk leidend is in het geheel en dat partijen verder zullen moeten gaat met het werken aan de re-integratie. Een conflict is namelijk geen reden om hier niet actief mee bezig te zijn.Het advies van de second opinion bedrijfsarts om “dit conflict buiten de kamer van de bedrijfsarts te houden” wordt door de werkgever geïnterpreteerd als zijnde dat er geen verdere bemiddeling meer nodig is. Ik ben echter van mening dat dit een onterechte invulling is en dat dit de werkgever niet vrijpleit om niet meer actief te werken aan de re-integratie. De werkgever heeft ook geen nader onderzoek gedaan naar de uitleg van deze zinsnede waardoor ik bij dit oordeel uitga van hetgeen de bedrijfsarts schrijft in de beschouwing.Het geheel overziend ben ik van mening dat de re-integratie inspanningen van werkneemster voldoende zijn (…).”
4.Eerste aanleg
i. het ingehouden loon vanaf 6 oktober 2023 tot de datum van de bestreden beschikking te betalen (d.w.z. 70% van het contractuele loon), te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 35% en met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de loonbetaling per periode verschuldigd was tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.Beoordeling
grieven 2 tot en met 6geen belang meer, aangezien [geïntimeerde] haar verweer tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet langer handhaaft in hoger beroep. Nu [geïntimeerde] zelf ook te kennen gegeven heeft dat continuering van de arbeidsovereenkomst niet langer zinvol is en beëindiging van die arbeidsovereenkomst in haar belang is, zal het hof op de voet van het bepaalde in artikel 7:683 lid 5 BW het einde van de arbeidsovereenkomst bepalen op 1 april 2025.
€ 120.000,- bruto wegens ernstig verwijtbaar handelen van APC. APC heeft allereerst aangevoerd dat [geïntimeerde] ten aanzien van dit zelfstandige tegenverzoek niet ontvankelijk is, aangezien dat tegenverzoek voor het eerst in hoger beroep is ingesteld. Het hof deelt die conclusie van APC niet. Vaststaat immers dat [geïntimeerde] ook in eerste aanleg aanspraak heeft gemaakt op toekenning van een billijke vergoeding (en de transitievergoeding) in het geval de kantonrechter tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou overgaan.
Tevens heeft APC gemotiveerd betwist dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Volgens haar heeft [geïntimeerde] juist ernstig verwijtbaar gehandeld, onder meer door niet (voldoende) mee te werken aan re-integratie in het eerste spoor.
grief7 komt APC op tegen de door de kantonrechter toegewezen loonvordering vanaf 6 oktober 2023. Die grief faalt. De kantonrechter heeft terecht overwogen dat APC onvoldoende heeft aangevoerd om tegenwicht te bieden aan het deskundigenoordeel van
5 februari 2024, waarin het UWV heeft geoordeeld dat de re-integratie inspanningen van [geïntimeerde] voldoende zijn. Ook in hoger beroep heeft APC geen feiten of omstandigheden aangevoerd die nopen tot een andersluidende conclusie, zodat geoordeeld wordt dat APC ten onrechte een loonstop heeft doorgevoerd per genoemde datum van 6 oktober 2023.
6 oktober 2023 (d.w.z. tot 70% van het contractuele loon) vermeerderd met de wettelijke verhoging van 35%. Tegen de toewijzing van de wettelijke verhoging richt APC zich met
grief 8,terwijl [geïntimeerde] in incidenteel appel met
grief 1bepleit dat de kantonrechter ten onrechte tot matiging van de wettelijke verhoging is overgegaan en dat aanleiding bestaat om APC te veroordelen tot betaling van de volle 50% wettelijke verhoging. Het hof ziet aanleiding om beide grieven gezamenlijk te behandelen en oordeelt dat de grieven ten onrechte zijn voorgesteld.
grief 9komt APC op tegen de toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Daarbij stelt APC dat de buitengerechtelijke werkzaamheden van (de gemachtigde van) [geïntimeerde] uit niet veel meer hebben bestaan dan het versturen van een sommatiebrief. Deze grief faalt. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter terecht overwogen dat de door de gemachtigde van [geïntimeerde] verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden toekenning van de gevorderde buitengerechtelijke kosten rechtvaardigen. Anders dan APC heeft gesteld, zijn er verdergaande werkzaamheden dan alleen het versturen van een sommatiebrief verricht om te trachten de loonstop ongedaan te maken. Zo heeft er bijvoorbeeld ook mediation plaatsgevonden, waarbij de gemachtigde van [geïntimeerde] aanwezig is geweest.
grief 2in incidenteel appel komt [geïntimeerde] op tegen de overwegingen 4.8. tot en met 4.11. in de bestreden beschikking, waarin haar vordering ten aanzien van 100% doorbetaling van het salaris over de maand september 2023 is afgewezen. Volgens [geïntimeerde] had APC haar moeten informeren over het feit dat in de tweede arbeidsovereenkomst was opgenomen dat bij ziekte vanaf het eerste moment slechts aanspraak bestond op doorbetaling van 70% van het loon gebaseerd op het maximum dagloon, terwijl in de eerste arbeidsovereenkomst was bepaald dat
nade eerste maand van ziekte 70% van het loon wordt doorbetaald (
“max social security dayrate”in de tweede arbeidsovereenkomst en
“salary”in de eerste arbeidsovereenkomst). [geïntimeerde] stelt dat zij ten aanzien van die wijziging heeft gedwaald c.q. dat het beroep van APC op het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
6.Beslissing
€ 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van deze beschikking plaatsvindt;