ECLI:NL:GHAMS:2025:533

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
200.331.281/01 KG, 200.332.324/01 KG en 200.339.007/01 KG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding tussen Liander N.V. en Coöperatieve Windenergie Vereniging Kennemerwind U.A. over bekabeling en spoedeisend belang

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Liander N.V. en Coöperatieve Windenergie Vereniging Kennemerwind U.A. over de verlegging van bekabeling door Liander. De voorzieningenrechter had Liander in eerdere vonnissen op straffe van een dwangsom verboden om de bekabeling te verleggen en geboden deze te herstellen. Liander heeft echter hoger beroep ingesteld tegen deze vonnissen, waarbij het hof op 4 februari 2025 oordeelt dat er geen spoedeisend belang is voor de vorderingen van de Coöperatieve Windenergie Vereniging. Het hof vernietigt de eerdere vonnissen van 12 juli 2023 en 10 augustus 2023, en wijst de vorderingen van de Coöperatieve Windenergie Vereniging af. Het hof bekrachtigt het vonnis van 12 februari 2024, waarin de Coöperatieve Windenergie Vereniging werd veroordeeld om de executie van het eerdere vonnis te staken. De kosten van het geding worden toegewezen aan de Coöperatieve Windenergie Vereniging, die ook moet terugbetalen wat Liander aan hen heeft betaald op basis van de vernietigde vonnissen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummers: 200.331.281/01 KG, 200.332.324/01 KG en 200.339.007/01 KG
zaaknummers rechtbank Noord-Holland: C/15/341326 / KG ZA 23-339 en C/15/348027 / KG ZA 24-16
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 februari 2025
inzake

LIANDER N.V.,

gevestigd te Arnhem,
appellante in de zaken 200.331.281/01 en 200.332.324/01,
geïntimeerde in de zaak 200.339.007/01,
advocaat: mr. J.W.M. Hagelaars te Arnhem,
tegen
1.
[geïntimeerde 1],
wonend te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
2.
[geïntimeerde 2],
wonend te [plaats 3] , gemeente [plaats 2] ,
3.
[geïntimeerde 3],
wonend te [plaats 3] , gemeente [plaats 2] ,
4.
COÖPERATIEVE WINDENERGIE VERENIGING “KENNEMERWIND U.A.”,
gevestigd te Alkmaar,
geïntimeerden in de zaken 200.331.281/01 en 200.332.324/01,
appellanten in de zaak 200.339.007/01,
advocaat: mr. F.M. Wagener te Alkmaar.
Partijen zullen hierna Liander en [geïntimeerden] worden genoemd.
Verschenen zijn:
aan de zijde van Liander:
- [naam 1] (bedrijfsjurist bij Liander), bijgestaan door mr. Hagelaars voornoemd en mr. P.J. Berndes, advocaat te Arnhem,
aan de zijde van [geïntimeerden] :
- [geïntimeerde 2] en [naam 2] (Cöoperatieve Windenergie Vereniging “Kennemerwind U.A.”), bijgestaan door mr. Wagener voornoemd.
Tegenwoordig zijn:
mr. M.A. Wabeke - voorzitter
mr. J.E. van der Werff - raadsheer
mr. I. de Greef - raadsheer
N.E.J. Ongenae - griffier
Bij tussenvonnis van 12 juli 2023 (C/15/341326 / KG ZA 23-339) is Liander op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeeld tot het vooralsnog tot 10 augustus 2023 in stand houden van kabels, lus en eindmof met toegekende E.A.N.-codes op een in dat vonnis aangeduid perceel. Verder werden partijen in de gelegenheid gesteld om nader in te gaan op de mogelijkheid van het oprichten van een transformatorhuisje.
Bij eindvonnis van 10 augustus 2023 (C/15/341326 / KG ZA 23-339) is Liander op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis voornoemde kabel, lus en eindmof en E.A.N.-codes in stand te laten of weer te herstellen en voor teruglevering van stroom beschikbaar te houden, met veroordeling in de proceskosten.
Bij vonnis van 12 februari 2024 (C/15/348027 / KG ZA 24-16) zijn [geïntimeerden] op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeeld om de executie van het vonnis van 12 juli 2023 te staken, met veroordeling in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
Liander is bij appeldagvaardingen van 9 augustus 2023 respectievelijk 6 september 2023 in hoger beroep gekomen tegen voormelde vonnissen van 12 juli 2023 respectievelijk 10 augustus 2023. De zaken zijn op de rolzittingen van 22 augustus 2023 respectievelijk 19 september 2023 aangebracht. Liander heeft in beide zaken op 5 maart 2024 een memorie van grieven met producties genomen. [geïntimeerden] hebben op 14 mei 2024 in beide zaken een memorie van antwoord met producties genomen.
[geïntimeerden] zijn bij appeldagvaarding van 7 maart 2024 in hoger beroep gekomen tegen voormeld vonnis van 12 februari 2024. De zaak is op de rolzitting van 2 april 2024 aangebracht. [geïntimeerden] hebben op 14 mei 2024 een memorie van grieven genomen, waarna Liander op 25 juni 2024 een memorie van antwoord heeft genomen.
Liander heeft in de door haar ingestelde hoger beroepen geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen, afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerden] en veroordeling van [geïntimeerden] tot terugbetaling van al hetgeen Liander ter uitvoering van de bestreden vonnissen aan [geïntimeerden] had voldaan, met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten van beide instanties, vermeerderd met de wettelijke rente, en de nakosten. In het door [geïntimeerden] ingestelde hoger beroep heeft Liander geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [geïntimeerden] in de proces- en nakosten.
[geïntimeerden] hebben in het door hen ingestelde hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog afwijzing van de vordering van Liander, met veroordeling van Liander in de proceskosten van beide instanties en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente. In de door Liander ingestelde hoger beroepen hebben [geïntimeerden] geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met veroordeling van Liander in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2025 zijn de hiervoor genoemde drie hoger beroepen gelijktijdig behandeld. Partijen hebben zich ermee akkoord verklaard dat alle procesdossiers geacht worden ook deel uit te maken van de procesdossiers in de andere zaken en dat al hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde komt geacht wordt te zijn besproken in alle drie de hoger beroepen. Vervolgens hebben mrs. Wagener en Hagelaars voornoemd het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. [geïntimeerden] hebben nog een akte met een productie overgelegd. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van het hof beantwoord.
Van het verhandelde op de zitting zijn zittingsaantekeningen gemaakt, die zo nodig in een apart proces-verbaal worden uitgewerkt.
Na een schorsing en hervatting van de zitting heeft het hof mondeling uitspraak gedaan in alle drie genoemde hoger beroepen, die in dit proces-verbaal schriftelijk wordt weergegeven.

De zaak in het kort

Liander heeft op 10 en 11 juli 2023 in een bepaald perceel in Noord-Holland bekabeling verlegd. [geïntimeerden] hebben getracht dat door middel van een kort geding te voorkomen, waarbij zij zich baseerden op in 2006 met een voorganger van Liander gesloten overeenkomsten. In twee vonnissen van juli en augustus 2023 werd Liander op straffe van een dwangsom veroordeeld om de bekabeling in stand te laten, dan wel te herstellen. In februari 2024 werden [geïntimeerden] in kort geding op vordering van Liander op straffe van een dwangsom veroordeeld om de executie van het vonnis van juli 2023 te staken. In hoger beroep oordeelt het hof dat het hoger beroep van Liander tegen de eerste twee vonnissen succes heeft en dat van [geïntimeerden] tegen het derde vonnis niet.

Beoordeling

1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die zijn opgesomd in de vonnissen van 12 juli 2023 en 12 februari 2024. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, met dien verstande dat [geïntimeerden] met hun eerste drie grieven zijn opgekomen tegen de in laatstgenoemd vonnis onder 2.4 en 2.6 opgenomen uitgangspunten en verder hebben aangevoerd dat de feitenopsomming niet volledig is. Deze grieven slagen niet, omdat de door [geïntimeerden] gestelde feiten gelet op de betwisting daarvan door Liander onvoldoende aannemelijk zijn geworden en het bovendien aan de rechter is om een selectie te maken van de voldoende aannemelijk geworden feiten die hij voor zijn beslissing relevant acht.
Hoger beroep Liander. [geïntimeerden] hebben en hadden geen spoedeisend belang bij hun vorderingen
2. Liander heeft in haar eerste grief aangevoerd dat [geïntimeerden] geen spoedeisend belang hebben en hadden bij hun vorderingen. Die grief slaagt. Dat oordeel berust op het volgende.
3. [geïntimeerden] hebben sinds de overeenkomst in 2006 geen windmolenpark gerealiseerd en zij hebben geen actuele of concrete plannen waarvoor zij een aansluiting, transportcapaciteit of E.A.N.-codes nodig hebben. Liander heeft aangevoerd dat de verlegging van de kabel die op 10 en 11 juli 2023 is uitgevoerd, niet tot gevolg heeft dat [geïntimeerden] niet alsnog op een later moment een aansluiting op het elektriciteitsnet kunnen krijgen en dat aan zo’n aansluiting dan ook E.A.N.-codes worden toegekend. [geïntimeerden] hebben dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist.
4. Het komt erop neer dat [geïntimeerden] kennelijk vrezen dat zij opnieuw moeten betalen als zij in de toekomst alsnog een aansluiting wensen, dan wel dat hun investering door de verlegging van de kabel teniet is gegaan. Dat levert echter geen spoedeisend belang op bij een ordemaatregel om Liander te verbieden de kabel te verleggen. Zoals hiervoor is overwogen, brengt die verlegging zelf immers niet met zich dat een eventueel in de toekomst door [geïntimeerden] gewenste aansluiting niet kan worden gerealiseerd. Welke kosten daarbij door Liander in rekening zouden worden gebracht en of het in 2006 aanbetaalde bedrag dan een verloren investering zou blijken te zijn, zijn punten die zo nodig in een bodemprocedure aan de orde kunnen worden gesteld.
5. Het voorgaande betekent dat de vonnissen van 12 juli 2023 en 10 augustus 2023 niet in stand kunnen blijven. De grieven van Liander behoeven voor het overige geen bespreking.
Hoger beroep [geïntimeerden]
6. Het voorgaande heeft ook tot gevolg dat [geïntimeerden] geen belang hebben bij hun hoger beroep tegen het toegewezen verbod om het vonnis van 12 juli 2023 te executeren. De daarop betrekking hebbende grieven kunnen dus hoe dan ook niet slagen.
7. [geïntimeerden] hebben aangevoerd dat Liander geen spoedeisend belang heeft bij het door haar ingestelde executiegeding. Die grief slaagt niet. Liander heeft terecht erop gewezen dat [geïntimeerden] met de betekening van de vonnissen van 12 juli 2023 en 10 augustus 2023 niet uitsluitend een verjaringstermijn hebben gestuit, maar ook tot twee keer toe een betalingsbevel hebben laten uitdoen. Het enkele feit dat de advocaat van [geïntimeerden] in een later stadium heeft laten weten “voorlopig niet tot inning te zullen overgaan” doet het spoedeisend belang van Liander bij dit executiegeschil niet vervallen.
8. [geïntimeerden] hebben ook een grief gericht tegen de in het vonnis van 12 februari 2024 toegelaten eiswijziging. Die grief strandt op het in artikel 130 lid 2 Rv opgenomen rechtsmiddelenverbod. Het beroep dat [geïntimeerden] vandaag tijdens de mondelinge behandeling deden op de doorbrekingsleer houdt een nieuwe grief in, die in strijd met de tweeconclusieregel en daarmee te laat is aangevoerd. Maar ook als dat anders zou zijn, zou deze grief niet slagen. Immers, blijkens het eigen betoog van [geïntimeerden] heeft wel wederhoor plaatsgevonden. [geïntimeerden] hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gelegenheid tot deze wederhoor zo beperkt was, dat daarmee een fundamenteel rechtsbeginsel werd geschonden.
9. Ten slotte hebben [geïntimeerden] aangevoerd dat zij ten onrechte in de proceskosten zijn veroordeeld. Die grief slaagt evenmin. Blijkens het voorgaande is Liander terecht opgekomen tegen de door [geïntimeerden] in gang gezette executiemaatregelen. Daarmee zijn [geïntimeerden] in het executiegeding aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij.
10. De grieven behoeven voor het overige geen bespreking.
Slotsom
11. De slotsom is dat het hoger beroep van Liander succes heeft en dat van [geïntimeerden] niet. De vonnissen van 12 juli 2023 en 10 augustus 2023 zullen worden vernietigd en het vonnis van 12 februari 2024 zal worden bekrachtigd. Het betekent ook dat [geïntimeerden] zowel in het hoger beroep van Liander, als in hun eigen hoger beroep in de proceskosten zullen worden veroordeeld. Daarnaast zullen zij ook de proceskosten in eerste aanleg moeten dragen. [geïntimeerden] moeten het uit hoofde van de vernietigde vonnissen door Liander aan hen betaalde bedrag aan Liander terugbetalen.

Beslissing

Het hof:
in 200.331.281/01 en 200.332.324/01:
I. vernietigt voormelde vonnissen van 12 juli 2023 en 10 augustus 2023 en doet opnieuw recht als volgt:
- wijst de vorderingen van [geïntimeerden] af;
- veroordeelt [geïntimeerden] in de proceskosten van € 676,73 aan verschotten en € 1.619,- voor salaris ;
- verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
II. veroordeelt [geïntimeerden] tot terugbetaling van al hetgeen Liander ter uitvoering van de bestreden vonnissen aan [geïntimeerden] heeft betaald;
III. veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Liander begroot op € 889,73 aan verschotten en op € 2.428,- voor salaris en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in 200.339.007/01:
V. bekrachtigt voormeld vonnis van 12 februari 2024;
VI. veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Liander begroot op € 798,- aan verschotten en op € 2.428,- voor salaris en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
VII. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat conform artikel 29a lid 3 Rv is ondertekend door de voorzitter.
--------------------------------
voorzitter